N®. 247.
■gang.
1871
Zaterdag
19 October.
are Jfefifêf
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Adv8rtentien.' 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: d^-Compagnie générale de publicité étrangère G. L.1)7ub7™ Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 18 October.
De Yisscherijen in 1877
de Schrijfster van „Jennie" enz.
Vervolg van N°. 245.)
Voortgaande met onze nalezing op het Verslag
omtrent den toestand der visscheryen in de Schelde
en Zeeuivsche stroomen over 1877, zijn wij than
genaderd tot de beide voornaamste takken van
dit bedrijf, de oester- en mosselvangst. Op beide
is sedert of na 1870 het stelsel van verpachting
toegepast. Voor de particuliere visscherij blijft,
met uitzondering van de Westerschelcle, op welke
geen verpachting toegelaten is, weinig ruimte'meer
over. Voor de nog bestaande concession van
mosselbanken zullen, bij hare eindiging in 1880
en 1885, verpachtingen in de plaats treden.
Waren de eerste pachtprijzen voor de oester-
banken betrekkelijk laag, later schijnen die te
hoog opgevoerd te zijn, althans van de laatstelijk
gegeven vrijheid om ieder jaar de pacht te doen
eindigen, werd veel gebruik gemaakt. De onder
vonden teleurstelling wordt in het Verslag ge
deeltelijk aan het stormachtige weder, dat voor
den aanslag van het oesterbroed ongunstig was,
gedeeltelijk aan verkeerde behandeling, der per-
eeelen toegeschreven.
Een kort woord tot opheldering, ontleend aan
het in ons vorig nommer genoemde opstel van
den heer Hoek, in N°. 40 van Eigen Haard, zal
wellicht aan diegenen onzer lezers, die met de,
bijzonderheden van de oestercultuur niet bekend
zijn, niet ongevallig wezen.
Oesters zijn tweekleppige schelpdieren, die met
hun eene schelp aan steenen, schelpen, of andere
voorwerpen op den bodem der zee vastgegroeid
zijn. Als zeer jonge diertjes, voor het oog nau
welijks waarneembaar, kunnen zij zich echtereen
tijdlang in vrijheid bewegen. De ontwikkeling
der eieren geschiedt binnen de schelp van het
moederdier; doch zoodra deze ontwikkeling door-
loopen is komen zij, met een eigenaardig zwem-
toestel toegerust, in dichte wolken uit de schelp
van het moederdier te voorschijn, om, na zich een
tijdlang aan de oppervlakte van het water opge
houden te hebben, zich spoedig op den bodem te
laten neervallen. Waar ze neerkomen, moeten ze
blijven liggen. Is dat eene plek waar steenen ot
schelpen liggen, waaraan hare schelp vast kan
groeien, dan hebben ze kans volwassen te worden.
Komen ze echter op los, verplaatsbaar zand neer,
of op een met slik bedekten bodem, dan gaan ze
onherroepelijk verloren. Om nu de levenskansen
FETJILLB T02ST.
?8
Qi
DOOE
HOOFDSTUK XXII.
NIEUWE STEENEN AAN DEN SCHEIDSMUUR.
„Maar ze komt terstond weer terug, en dat is
ook zoo vreemd," zei Frida," zij moesten tegen
woordig zijn hij een huwelijk dat op morgen den
14en bepaald was, en zouden gisteren avond met
mij uit Londen vertrekken. Maar eensklaps is er
verandering in de plannen gekomenmevrouw
ging 's morgens uit wandelen, mijnheer kreeg een
telegram en ging uit! Vervolgens kwam er een
depêche aan den koetsier dat wij gisteren avond
allen hierheen moesten gaan en van morgen komt
er weer een telegram uit Hastings om te zeggen
dat er een rijtuig van morgen naar het station
moest om mevrouw te halen. Zij is heengegaan
zonder zelfs een reistasch bij zich te hebben; er
moet dus wel iets ergs gebeurd zijn. Ik verlang
dat zij thuis komt en ben zoo blij dat gij hier zij t
Fraulein, om haar te troosten als zij verdriet
heeft." Terwijl zij. nog in het voorhuis stonden
reed het rijtuig voor. Lotta liep haar vriendin te
gemoet; maar zij deinsde ontsteld terug voordat
bekommerde, betraande gelaat, dat toen zij het
voor deze jonge oesters te vergrooten, worden op
die plaatsen, waar de oesters van nature voorko
men en waar het water niet te diep is, voorwerpen
geplaatst, zoo als takkebössen, melkvaten, suiker-
knassers, gekalkte dakpannen enz'., welke laatste
het best voldoen. Het kalken dient om de kleine
oestertjes gemakkelijk, te gelijk met dekalklaag,
van de pannen af te kunnen nemen, zonder de
uiterst teere schelpen te beschadigen. Nadat dit
geschied is worden ze op geschikte plaatsen van
het gepachte terrein in zee uitgestrooid, zoo dat
ze behoorlijk voedsel kunnen vinden en dus
binnen een niet te lang tijdsverloop volwassen
zijn, maar tevens zoo, dat men ze later gemak
kelijk terug kan vinden.
Van deze pannen nu, „collecteurs" genoemd,
waren er, blijkens ons Verslag, 7 millioen uitge
bracht, welker waarde, met al den daaraan ver
bonden arbeid, op 3 tonnen gouds geschat kan
worden. Zoowel het uitleggen van de pannen als
de aanslag van het oesterbroed werd echter door
bet stormachtige zomerweder en den hoogen
waterstand zeer belemmerd. Ook schijnt niet
altijd genoegzaam gelet te zijn op de richting
van den stroom en op het bewaren van een vol
doenden afstand tusschen de pannen onderling,
door welk een en ander de pannen licht gevaar
loopen door het zand bedolven te worden. Bij
de keuze der collecteurs heeft men mede somtijds
misgetast, daar wel eens pannen werden uitge
bracht waar schelpen de voorkeur verdiend hadden.
Niettemin is de aanslag op sommige plaatsen
overvloedig genoeg geweest om, indien geen
buitengewone tegenspoed tusschenbeide komt, in
1879 een voordeelig jaar te mogen verwachten.
Blijkt uit dit een en ander dat ten opzichte
der beste wijze van behandeling en werken bij
tlCAV VlWÖCJUtJi'y uug -v.yol DUflCIWUroid
wordt in het Verslag het doelmatigst geoordeeld
om het geven van lessen daaromtrent aan den
tijd over te laten en de ondernemers uit hun
proeven zelf hun besluiten te laten trekken. Eene
waarschuwing richt het Bestuur echter tegen eene
proef tot aanfokking van Fransche oesters op
onze stroomen. Behalve dat deze oesters in
Engeland en Duitschland beneden de Zeeuwsche
gesteld worden, loopt men gevaar bij deze aan
fokking gevaarlijke vijanden binnen te halen, de
Murex Tarentinus en de Nassa reticulatatwee
boor-schelpdieren, ten onzent tot dusverre geheel
onbekend, die op de Fransche oesterbanken groote
verwoestingen aanrichten.
De vraag naar Zeeuwsche oesters heeft in Engeland
en Duitschland tot dusverre hare grens nog niet
bereikt. Sedert de spoorweg en de stoombooten
het middel opleveren om ze spoedig op de meest
verwijderde plaatsen van bestemming te brengen,
het laatst gezien had straalde van geluk en
blijdschap.
Pearl voelde zich inderdaad geheel ter neerge-
geslagen door de rampen die haar den vorigen
dag getroffen hadden. Niet alleen had haar man
haar koel behandeld en haar doen gevoelen dat
zij zijn vertrouwen verbeurd had; maar toen zij
te nauwernood tot het besef daarvan gekomen
was, werd het gevolgd door een nog veel grooter
verdriet over het plotseling verlies van haar lief
vriendinnetje, Dora. Zij had niet eens den droeven
troost gehad het dierbare gelaat nog eens
te zien. De zee met haar effen, gladden spiegel
weigerde hare geheimen te openbaren en liet niet
blijken dat zij het jonge leven genomen had, dat
op dien Zondag avond zoo allertreurigst geëin
digd was. Het was goed voor Pcarl dat zij
Lotta te Fern-Lea vond; want die was zeer lief
en deelnemend, ofschoon zij zich den dood van
Dora niet zoo erg aantrok. Felix daarentegen
was diep getroffen; de arme jongen was dood
ongelukkig toen hij hoorde welk vreeselijk lot
zijn „Isidora", de heldin zijner jongensdroomen,
ondergaan had. Alle kleur vlood van zijn ge
laat, en zijne oogen vulden zich met tranon, ter
wijl hij naar het verhaal luisterde dat mevrouw
Carlton van het ongeluk deed en eindelijk barstte
hij in woede uit tegen de dame, die zoo weinig
zorg gedragen had voor het tengere kind dat
aan haar zorg was toevertrouwd.
„Ik zal zelf naar haar toegaan en haar zeggen
hoe ik over haar denk," riep hij driftig uit. „Ik
zijn dan ook de prijzen steeds stijgende gebleven,
leiwijl de heer Hoek in Eigen Haard opgeeft dat
dé kor-oesters in 1836 door Texelsche visschers
voor hoogstens 16 de duizend te Bremen en
Hamburg verkocht werden, en in de oesterhuizen
te Amsterdam 1.20 de honderd golden, kostte
dit honderdtal in 1370 aldaar f 4, in 1875 f 6 en
zien wij nu uit ons Verslag dat de marktprijs
in 1876—77 begon met f 50, opliep tot 60, en
in 1877—78 aanving met f 80 de duizend. Geen
wonder dat de oester ten onzent, zelfs voor niet
slecht gestelde beurzen, eene onbereikbare lek
kernij is gewordenDe eenige troost in deze
ontbering is dat de hoogere prijs, gepaard aan de
onbegrensde vraag, voor een veel grooter aantal
onzer medeburgers, dan die van de vroegere
goedkoopte profijt hadden, eene bron van winst
en welvaart geworden is.
Het terrein voor de mossel-visscherij is tenge
volge van de afdamming in de Schelde zeer
beperkt. In de Ooster-Schelde zijn de mosselen
schaarsch en slecht geworden. Terwijl vroeger de
geheele Wester-Schelde uitstekend voor de visscherij
was, hebben nu al de mosselplaatsen boven de
lijn "WalsoordenHansweert haar waarde verloren.
Wel valt daar nog mosselzaadvoor zoover het
door den sterker geworden ebstroom niet wordt
weggeschuurd, doch het water heeft te veel aan
zoutgehalte verloren, waardoor de mosselen niet
tot ontwikkeling komen en in den winter vaak
bevriezen. Aan de hoofden en kribben aan den
mond der rivier, en aan de steenglooiingen der
dijken, zooals te Zoutelande, Westkapelle, Dom
burg, Kadzand enz., wordt echter nog veel en
krachtig zaad gevonden, doch de waterschaps
besturen schijnen huiverig het door de visschers
te laten weghalen, uit vrees voor beschadiging dei-
het Verslag, de weghaling van het zand op
wettige wijze, b. v. bij wijze van verpachting, te
doen geschieden. Dit zou voor de visschers zoo
wel als voor de waterschapsbesturen voordeel
opleveren en tevens, indien het met de noodige
voorzorgen geschiedde, voor het behoud der oever-
werken eer gunstig dan schadelijk wezen.
In de wateren van den Brakman zijn nog goede
banken en de mosselen uit Philippine gelden zelfs
voor de fijnste die er bestaan. Vele banken lijden
echter sterk door verzanding. Het korren zou
hier gunstig kunnen werken, doch misschien,
gist ons Verslag, laten sommige concessiona
rissen hun perceelen met opzet verzanden, in de
hoop ze onbruikbaar te doen verklaren en een
der uitmuntende perceelen in bet Zeehondengat in
ruil te verkrijgen.
Ten slotte volgt hier eene opgaaf van het ver
voer van oesters en mosselen aan de stations
zou haar wel eens over den rand van de klip
willen hangen, met een groot touw om haar hals
en haar zoo laten bungelen. Ik zou haar niet
lieelemaal worgen, maar ik zou haar willen laten
uitstaan wat die kleine engel moet uitgestaan
hebben o mijn God! Het is al te verschrik
kelijk riep de knaap al snikkende uit.
„Die dame is. buiten uw bereik, arme Felix"
zei Pearl met een ongewone bitterheid in haar
stem, zij is gisteren getrouwd, zelfs nog voor ik
to Hastings aankwam! Onze lieveling had haar
bruidsmeisje moeten wezen!"
„Dat ongevoelige schepsel!" riep Felix met
gebalde vuisten uit.
„Weet Claud dit alles?" vroeg Lotta, niet
langer in staat over hem te zwijgen.
„Neen ja hij had van het ongeluk gehoord,
- hij wist niet dat wij onze lieve Dora verloren
hadden. Hij hoorde Pearl hield eensklaps op
bij de herinnering aan dat vreeselijk tooneel.
Haar gelaat werd met een donkeren blos van
schaamte en ellende o vertogen en zij riep uit.
„O Lotta! waarom zijt gij hierheen gekomen?
Hij is gisteren avond naar u toe gegaan; hij be
loofde mij plechtig dat hij onverwijld naar Ham
burg zou vertrekken en ik ben zeker dat hij weg
is." Voor dat er iets meer kon gezegd worden
kwam mijnheer Steinmann met Carlton, die elkaar
aan het station ontmoet hadden, de kamer in.
Carlton zag er vervallen en somber uit, zóo ver
schillend van den vroolijken flinken „Englander"
dien Lotta zich herinnerde, dat zij nauwelijks kon
Bergen op Zoom en Kruiningen van den staats
spoorweg. Naar België, over Roosendaal werden
van beide stations in 1877 verzonden 164,992
kilogram Oesters en 2,622,528 k. mosselen; naar
Duitschland, over Venlo, 95,291 k. oesters eu
100 k. mosselen; naar Engeland, over Vlissingen,
381,388 k. oesters en 3,800 k. mosselen; naar
Nederland en Engeland, over Rotterdam, 124,606
k. oesters en 21,686 k. mosselen. Totaal; te
Bergen op Zoom 314,774 k. oesters en 2,646,819
k. mosselen; te Kruiningen 451,503 k. oesters en
1295 k. mosselen; of in 'tgeheel 766,277 k. oes
ters en 2,648,114 k. mosselen.
In het meermalen genoemde opstel van den
heer Hoek vinden wijdat de verpachte banken
in Zeeland in het jaar 1875 30 millioen stuks
opleverden en dat de staatsspoorwegen in 1876
meer dan 36 millioen stuks vervoerden. De
verhouding van kilogrammen tot stuks zijn wij
niet in staat op te geven.
Nog kan hierbij aangeteekend worden dat in
1864 aan de markt te Londen 495 millioen stuks
oesters gebracht werden. De behoefte is na dien
tijd steeds rijzende gebleven. Er kan dus nog
menige oester in de Zeeuwsche wateren geteeld
worden, alvorens het aanbod aan de vraag het
hoofd biedt.
Naar wij met genoegen vernemen is in de
winterdienst-regeling van den staatsspoorweg eene
wijziging gebracht in dien zin, dat de sneltrein,
welke des morgens te 7.25 van Vlissingen en te
7.34 van hier vertrekt, in ieder geval en
onafhankelijk van het tijdstip van aankomst der
Engelsche mailboot te Vlissingen, zal loopen.
Gedurende de week van 10 tot 16 October ik
r-. rT TVL«,^\JrxJUQVlAVPjJi_'il
der maatschappij Zeeland 315 en vertrokken van
daar naar Engeland 405 pasagiers.
De gemeenteraad van Tholen heeft besloten
dat de beide jaarlijksche veemarkten, tot dusver
gehouden op den tweeden Donderdag in A.pril en
November, voortaan op den tweeden Woensdag of
Donderdag in die maanden zullen plaats hebben,
en door den gemeenteraad van Hontenisse is be
paald dat de weekmarkt voor boter en zuivel
aldaar, waarvoor de Zaterdag was aangewezen,
voortaan zal worden gehouden op Woensdag.
De minister van binnenlandsche zaken brengt
in de Staats-courant ter kennis van belangheb
benden, dat het examen ter verkrijging van het
diploma van geëxamineerd en beëedigd landmeter,
den 11'" November a. en volgende dagen te
Utrecht zal plaats hebben.
gelooven dat hij diezelfde man was die een jaar
geleden te Hamburg zoo bewonderd werd.
Pearl begroette den heer Steinmann met groote
hartelijkheid.
„Gij komt op een droevig oogenblik, beste
vriend," zei zij „maar zoowel in leed als in vreugde
zijt gij mij altijd hartelijk welkom."
„Ik hoor dat gij uw trouwloozen artist komt
opzoeken, miss Lotta," zei Carlton haar de hand
schuddende, „en nu heeft uw vader vernomen
dat hij Londen alweer verlaten heeft. Het heeft
er veel van of hij u ontloopen wil, vindt gij niet
Aan het atelier is zijn adres niet bekend, maar
ongetwijfeld zal mevrouw Carlton u wel kunnen
zeggen waar mijnheer Morel zich bevindt. Zij
had gisteren een vertrouwelijk onderhoud met
hem in zijn eigen huis."
Hij lachte onder hét spreken, maar het was een
gedwongen lach, die zijne hoorders pijnlijk aan
deed. Slechts een zeer jong mensch kon iets zoo
ongepast en onedelmoedigs zeggen. Pearl zag
hem kalm in de oogen en sprak op haar gewone
zachte manier.
„Ik ging mijnheer Morel spreken over Lotta,
Hugh. Zij had mij gevraagd dit te doen. Hij
kwam eerst Zondag avond thuis en besloot, naar
aanleiding van hetgeen ik hem zeide, gisteren
avond naar Hamburg te vertrekken. Gij zult u
zelf hiervan kunnen overtuigen, mijnbeer Stein
mann, als gij bet niet reeds hebt opgemaakt uit
de boodschap welke bij aan het atelier heeft
achtergelaten. Kom mee naar boven Lotta, dan