N°. 345. I21e Jaargang. 1878.' Donderdag IT October are Jrefie De visseherijen in 1877. Dit blad verschijnt dagelijks. met uitzondering van J on- en Feestdagen. Prijs per 3/m. "ranco 3,50, cl Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar w Cent. Advertentien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangére G L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg, 16 October. FEUILLBTOIT. tt de Schrijfster van „Jennie" enz, In druk is verschenen het Verslag omtrent den toestand der Visscherijen in de Schelde en Zeeuw- sche stroomen, over 1877, vastgesteld door het Dagelijksch Bestuur in zijne vergadering van 16 Sept. jl. Bij het doorlezen daarvan maakten wij de volgende aanteekeningen. Herhaaldelijk wordt door het Bestuur met lof melding gemaakt van de aanstelling van een hoofdopziener, die den 1™ Maart 1877 zijne be-' trekking aanvaardde en van wien „wegens zijne wetenschappelijke ontwikkeling verwacht wordt dat zijne waarnemingen en bevindingen rijke stof zullen geven voor het jaarverslag." Als hoofd der visscherij-politie onder den voorzitter zal op hem „de taak rusten haren dienst te regelen", terwijl hij „als zijne eerste en voornaamste roe ping beschouwen zal, de practische en weten schappelijke studie der verschillende, op onze Zeeuwsche stroomen uit te oefenen visscherijen." Van zijne mededeelingen is reeds in het tegen woordig verslag meermalen gebruik gemaakt. Omtrent de bot-, schar-, molenaar-, sardijn-, herder-, haring-, ansjovis-, garnaal- en paling- visscherijen valt niet veel anders op te merken, dan dat haar toestand over 't algemeen, wat de hoeveelheid der gevangen visch betreft, niet gun stig is. Ook hier wordt van de bemoeiingen van den hoofdopziener verbetering verwacht. Het voorttelingsvermogen der bevolking van de zee en de rivieren is schier grenzenloos, maar ook de oorzaken van vernieling zijn zoo goed als onbegrensd. Tegen die welke uit de natuur voorkomen, is men tot dusverre bijna machteloos; doch voor zoover de vernieling door 'smenschen toedoen plaats heeft, valt na te gaan door welke middelen die kan worden tegengegaan. Bij de hier genoemde visscherijen heeft nog niet de maatregel plaats gehad, welke ten opzichte der visscherij op oesters en mosselen met zoo gunstig gevolg is toegepast: hare onttrekking namelijk aan de publieke visscherij en hare over gave aan de particuliere nijverheid. Het is hiel de plaats om, bij onze nalezing uit het Verslag eenige zinsneden aan te halen uit een opstel over De O ester cultuur in den vreemde en bij ons, door den heer P. P. C. Hoek in de N™. 40 en 41 van het weekblad Eigen Haard geplaatst. In het jaar 1870 besloot onze regeering, de Yerseke oesterbank aan de publieke visscherij te onttrek- door HOOFDSTUK XXI. DE SENATOR KOMT TUSSCHENBEIDE. Die laatste veertien dagen, waarin Morel steeds uitgesteld had het kwaad dat onvermijdelijk was, onder de oogen te zien, waren door Lotta niet zoo kalm doorleefd als door hem. Het arme kind kwijnde en treurde omdat zij in het geheel geen tijding van haar minnaar of van Pearl kreeg, en op zekeren morgen zei haar vader, die haar reeds lang in stilte had gadeslagen, dat er een einde aan moest komen en dat hij zijn kind niet voor zijn oogen wilde zien wegkwijnen. Zij was in den tuin en wachtte zooals iederen mor gen te vergeefs op een brief; Steinmann ging haar te gemoet, sloeg zijn arm om haar heen en wandelde met haar voort. „Mijn Lottchen," zei hij, „ik heb u nu lang ge noeg laten begaan, maar nu moet er een einde aan dat zwijgen komen. Gij verliest de rozen van uwe wangen en uwe oogen, die mijn oud hart anders zoo opvroolijkten, staan nu bijna altijd vol tranen. Schenk mij uw vertrouwen, lieveling; ik 1 aat u toch niet gaan voordat ik alles weet. Het ken en in perceelen te verpachten. „Deze maat regel, schrijft de heer Hoek, had even warme verdedigers als heftige bestrijders gevonden. Het spreekt van zelf, dat een eigenaar of pachter veel meer zorg zal aanwenden voor het in waarde houden zijner oestergronden, dan men verwachten kan van eeue gemeenschappelijke bevissching. De bestrijders van den maatregel grondden hun meening dan ook niet zoozeer op hetgeen de erva ring hun geleerd had, als op eene niet zeer gezonde philanthropie. Het was zoo hard, heette het,voor den „kleinen man", voor wien jarenlang de oester vangst eene bron van inkomen was geweest, deze te moeten missen, nog wel ten bate van den kapitalist, die zooveel gemakkelijker de pacht sommen kan opbrengen. Het publiek belang heeft echter ook in deze gezegevierd boven dat der particulieren en wanneer men thans, na nog geen tien jaren, bedenkt wat men daaraan verschuldigd is, moet elk zich er mede ver zoend verklaren. Ook waren de pachtsom men niet zoo hoog (althans in den beginne niet) of ook de „kleine man", wanneer hij zich met eenige zijner gelijken vereenigde, kon ze. opbrengen. Zoo pachtten reeds in 1870 eenige visscherlui van Tholen onderling een perceel en deden er goede zaken mede." Keeren wij nu tot ons Verslag terug, dan vin den wij het volgende medegedeeld omtrent de. oorzaken van vernieling, welke door 's menschen toedoen tegen de bevolking van zeeën en stroomen gericht worden, en bij beter wettelijke voorziening, of bij verpachting, voor een goed deel te keeren zouden zijn. Gaat men in de eerste plaats het bedrijf der weer visscherij en na, dan merkt men op dat eene onnoemelijke hoeveelheid van allerlei visch te gelijk met de vischsoort, voor welke de weeren eigenlijk bestemd zijn, in de fuiken ge dreven, in de vaartuigen overgestort en, als on bruikbaar voor de voeding van den mensch, weggeworpen of als mest verkocht wordt. Dit laatste is een voordeeltje voor de knechts der visschers, waardoor deze „moordvisscherij" na tuurlijk zeer in de hand wordt gewerkt. Ook bij de garnalenvangst wordt eene massa visch van allerlei soort, in het eerste tijdvak van hare ontwikkeling, vernield. Middelen op te sporen tot bestrijding van dit kwaad, is niet gemakkelijk, doch is de taak van het bestuur, dat voortaan, door den hoofdop ziener en door een meer uitgebreid personeel en materieel gesteund, in staat zal zijn krachtiger op te treden. De naleving der voorschriften, waarbij de afmetingen der visch bepaald worden, welke men aan boord mag hebben, laat veel te wen- schen over. Doch ook de bestaande wettelijke bepalingen zijn onvoldoende. De boete van 10, is natuurlijk de schuld van Claud; maar wat doet hij zijn zijne brieven te kort, of houdt hij u voor den gék en maakt u jaloerscb op een Engelsche miss? Zeg kind wat deert u?" Lotta sloeg hare armen om zijn hals en verborg haar hoofd aan zijn borst. De senator liet haar uitweenen, stak toen haar arm door den zijnen en liep den tuin met haar op en neder, terwijl zij hem onder tranen „alles" vertelde. Hoe de brie ven van Claud hoe langer hoe koeler waren ge worden en hoe hij nu in 't geheel niet meer schreef; zij vertelde ook dat zij in haar angst aan Pearl had geschreven en dat Pearl haar ook niet antwoordde. „Het is veel erger dan ik dacht" zei de senator ernstig, „en er moet terstond gehandeld worden. Lotta ik zal naar Londen gaan om mij te over tuigen hoe de zaken staan. Wat Pearl aangaat maar neen! die ken ik; dio is eerlijk als goud en ik vertrouw haar even volkomen als u.'.' „Vader, ik vrees dat ik akelig ergdenkend ben geworden? Weet gij wel dat ik zelf aan Pearl begin te twijfelen! Herinnert ge u nog hoe plotseling Claud verdween na dat ijsfeest op Kerstmis, toen hij haar met mijnheer Carlton zag? Dat was de eerste maal dat hij vernam dat zij geëngageerd was. Weet gij nog wel hoeveel belang Claud stelde in haar werk en dat zij op het atelier kwam Het was alles om haar. Hu weet ik het en in zoover is hij oprecht ge weest dat hij zelfs na ons engagement, als wij over dien vroegeren tijd spraken, nooit heeft bij de wet van 1818 (Stbl. no. 12) bedreigd, wordt gewoomijk door den rechter eerst opgelegd wan neer de overtreder zich reeds een voordeel heeft bezorgd vanhond'érde guldens en meer. Ver- sun Ad verklaring van vaartuig of gevangen visch is, vólgens die wet, niet mogelijk. Het bestuur acht daarom eene algemeene visseherij-wetnoodig waarbij overtredingen strafbaar worden gesteld zooveel mogelijk in evenredigheid tot het voor deel dat ze hebben opgeleverd, gepaard met ver beurdverklaring. Omtrent de hierboven genoemde visscherijen merken wij verder nog op, dat de afdamming der Ooster-Schelde als eene belangrijke oorzaak van haar achteruitgang is te beschouwen. Omtrent de sardijn-visscherij valt aan te teekenen dat deze visch, zoowel versch als gezouten, zeer gewild voor den handel blijft en vooral in Vlaanderen goeden aftrek vindt. Haar hoofdzetel is Arne- muiden. De haringvangst is zeer afwisselend en deze ongelijkheid is wellicht oorzaak dat hier niet, even als in de havenplaatsen der Zuiderzee, bokkingrookerijen worden opgericht. Toch zou zoodanige inrichting ook voor onze visscherijen waarschijnlijk wel kunnen bestaan. De kosten van aanleg zijn gering en de behandeling zou spoedig te leeren zijn, indien men van de Zuider zee een paar geschikte deskundigen liet overkomen. Indien de weervisschers zich met dit doel vereenig- den, dan zouden de gemeenschappelijke kosten licht gedragen en ruimschoots beloond worden. Voor de zoogenaamde versche bokking is toch in het voor jaar, juist de tijd der haringvangst, altijd eene markt te vinden. Daardoor zou ook worden voorkomen, want thans bij overvloedige vangst geschiedt, dat de haring zelfs als mest voor een spotprijs verkocht moet worden. De ansjo visvangst op de Wester-Schelde heeft seüert de afsluiting door den spoordam hare be langrijkheid verloren. Op die in het oostelijk deel der Ooster-Schelde is sedert April 1877, in plaats van uitgifte bij concessie, het stelsel van verpachting toegepast dat, voor zooveel de Wes ter-Schelde betreft, door het tractaat met België onmogelijk wordt gemaakt. De vangst was zeer afwisselend, een gevolg van het vele storm weder. Op de Ooster-Schelde beliep zij 250 ton, die tegen den prijs van ƒ80 per ton verkocht werd. De garnalen-visscherij heeft in de laatste 20 jaren eene belangrijke uitbreiding ondergaan en wordt door Arnemuidsche visschers op de Wester- Schelde, tot een goed eind in zee, uitgeoefend. De Belgische visschers,uit Antwerpen en Bouchaute, wagen zich met hun zwakkere vaartuigen zoo ver niet. Het aantal Arnemuidsche vaartuigen beliep 26; dat der Belgische 20. Op de Ooster-Schelde getracht te beweren dat die attenties voor mij bestemd waren, zooals een ander licht zou gedaan hebben. Weet gij niet dat hij niet bij ons aan huis wilde komen nadat zij weg was en dat de goede mijnheer Delroy hem er toe overgehaald heeft om mij pleizier te doen Sedert ik aan Pearl geschreven heb is mij een licht opgegaan, en haar stilzwijgen bevestigt mijn vrees. Ik ge loof niet dat zij Claud zal aanmoedigen in zijn dwaasheid, of dat zij wenschenzou wreed tegen mij te zijnmaar welke vrouw zou zich niet dankbaar en gelukkig voelen als zij gezocht, bewonderd en misschien bemind wordt, door den liefsten, den bekoorlijksten man op de wereldHij heeft mij nooit bem'ind, maar mijn geheele hart behoort hem. En ik bemin hem zoo innig dat ik, als ik wist dat hij een ander gevonden had, die vrij en goed was en hem gelukkig kon maken, hem en haar mijn zegen zou geven, met mijne beste wenschen voor hun geluk, terwille van hem. Dat is ware liefde,niet waar vader?" De senator was zeer aangedaan en zei: „Gij zijt een lief, goed kind en ik geloof u; maar gij vergist u toch omtrent Pearl. Er moet een andere reden voor haar stilzwijgen zijn. Zij is een waarlijk brave vrouw en echtgenoot. Zij zou nooit het oor leenen aan de dwaasheid die gij denkt dat mijnheer Claud bezielt. Maar gij zult niet langer in onzekerheid blijven. Ik ver trek van avond naar Londen." „O vader dat is juist wat ik dacht en hoopte en gij moet mij medenemen," riep Lotta op geheej beteekent de visscherij niet veel, doch uit Tholen en Bruinisse begeven de visschers zich naar Goe- ree en zenden hun vangst naar Londen. De vangst wordt over 't a'gemeen gunstig geacht, de middel- prijs po 12 cent per kilo gezouten garnalen geraamd. r Het aantal afgegeven consenten voor de vis scherij (volgens art. 8a van het reglement) bedroeg 661. Daarvan waren in Zeeuwsch-Vlaanderen 287, in Walcheren 41, in Zuid-Beveland 62, in Noord- Beveland 5, in Tholen 71, in St. Philipsland 7, in SchouwenDuiveland 119, in Noord-Brabant (Bergen-op-Zoom, Woensdrecht, Ossendreeht en Nieuw-Vosmeer) 66, in Zuid-Holland 3 en in België 87. Bovendien werden afgegeven 8 consenten vol gens litt. b en 878 kleine consenten volgens litt. c van art. 8, benevens 11 kostelooze vergunningen voor het plaatsen van botweeren en 6 voor dat van haringstallen. De behandeling der belangrijkste takken van onze visscherijen, de oester en mosselvangst, bewaren wij tot een volgend nommer. In de heden gehouden zitting van den gemeen teraad te Vlissingen werd behandeld de gemeen- tebegrooting voor 1879 die in ontvang en uitgaaf op f 158,978.101 werd vastgesteld. In deze zitting, waarvan in een volgend nom mer het verslag wordt voortgezet, werden do jaarwedden van verschillende ambtenaren ver hoogd. O. a. werd het traktement van den commissaris van politie van 1200 op f 1600 gebracht onder verplichting dat hij de bureau behoeften, waarvoor vroeger van wege de gemeente f 200 werd betaald, zich voor eigen rekening moet aanschaffen. Nog werd besloten aan Z. M. den koning een adres van gelukwenschir.g met zijn voorgenomen huwelijk te richten. Het Haagsche Dagblad meldt met zekerheid dat het huwelijk van Z. M. den koning omstreeks het midden van Januari te Arolsen voltrokken zal worden, zoodat de aankomst van het konink lijke paar tegen het einde dier maand in de resi dentie verwacht kan worden. De gemeenteraad van 'sGravenhage heeft be sloten Z. M. den koning, namens de gemeente, een geschenk aan te bieden bij gelegenheid van zijn huwelijk. De gebruikelijke dankbetuiging voor het aan geboden adres van gelukwensching, is van Z. M. bij den gemeenteraad ontvangen. anderen toon. „Ik voel dat hetgeen gij van Pearl zegt waar moet zijn. Zij is goed en ik heb haar verkeerd beoordeeld. Ik verlang er naar haar te zien en haar dat te zeggen. Het zal het best voor mij zijn een poos bij haar te zijn. Laat mij, wat ik u bidden mag, naar haar toe gaan en wat ik ook te dragen zal hebben, ik weet zeker dat zij mij helpen zal en mij leeren zal moedig te zijn, want zij is zelve zoo moedig. Mama begrijpt mij in deze niet zoo goed als gij en als Pearl zal doen, die haar man aanbidt en zoo gelukkig is door zijn liefde. Beloof mij dat ik mee mag en ik zal heel opgeruimd en gelukkig zijn; maar als gij mij hier laat in die akelige onzekerheid, zal ik sterven Lotta, die altijd in uitersten verviel, meende oprecht wat zij zei en begon reeds weder te schreien bij het vooruitzicht van haar vroegen dood. Maar haarvader, wiens oogappel zij was, behoefde niet langer overreed te worden om zijn toestemming te geven; en weldra vloog Lotta die een uur geleden als een toonbeeld van wan hoop door het huis geloopen had, de trappen op en de kamer in, stralende van blijdschap uitroe pende „Ik ga naar Londen naar Londen, met papa, en dat van daag nog." „O Lotta, gij zult toch niet zoo ondeugend zijn om weg te gaan en daar te trouwen, zonder mij, zónder bruidspartij, of iets?" riep Lina veront waardigd uit. „Vergun mij u te zeggen, mein Frauleinviel Felix haar in de rede, „dat als gij naar Londen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1