N°. 237. I2ie J Dinsdag 8 October. Mam Jttffdf! Dit blad verseMjnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/rn. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Adve'rtentien; 20 Cent per regel.' Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte, Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg, 7 October. de Schrijfster van „Jennie" enz. Bij bestuit van gedeputeerde staten van Zeeland is de provinciale veearts 3e klasse C. M. Mazure Cz., op zijn verzoek eervol ontslagen en is de provin ciale veearts 2e klasse, Ckr. Mazure, ter stand plaats Zierikzee, voorloopig belast met den veeart- senijkundigen dienst in den dienstkring tot dusver opgedragen aan den provincialen veearts 3e klasse C. M. Mazure Cz. Bij de Maatschappij tot exploitatie van staats- spoortvegen is benoemd tot stationschef te Krui- ningen A. A. H. Steenhoven, thans te Hedel. De heer H. C. F. van Andel alhier is met ingang van 1 November a. benoemd tot teekenaar bij het kadaster te Assen. Men schrijft ons uit den Haag: Sommige dagbladen melden, dat Z. K. H. prins Alexander voornemens is voor geruimen tijd, anderen voor eenigen tijd, zich te Stuttgart te vestigen: De waarheid is dat de prins het voor nemen schijnt te hebben, niet weder naar het vaderland terug te keeren, althans niet zoolang hij daar eene plaatsvervangster voor wijlen zijne moeder zou ontmoeten. Eeeds toen de prins naar Zwitserland vertrok, wist men hier in de kringen, die met het hof in betrekking staan, te verzeke ren dat hij voorgoed zich in het buitenland zou gaan vestigen. Men heeft beweerd, dat de prins op reis was gegaan omdat hij niet tegenwoordig wilde zijn bij de feesten ter gelegenheid van het huwelijk van prins Hendrik; doch dit is onjuist. H-eer waarschijnlijk is het, dat de huwelijksplannen van Z. M. den koning, den prins bewogen hebben het vaderland te verlaten en in den kring van de bloedverwanten zijner moeder een aangenamen omgang te zoeken. Alzoo zullen de prinsen, die bet naast bij den troon staan, de zonen des konings, beiden van den vaderlandschen bodem verwijderd leven, in eene soort van vrijwillige ballingschap. Welken indruk moet zulk een feit op de natie maken? Ben ik wel onderricht, dan zal de voltrekking van het huwelijk des konings aanmerkelijk ver vroegd worden. Z. M. moet hebben verlangd, dat de wet, waarbij het huwelijk wordt goedgekeurd, vóór HD. terugkomst uit Arolsen in het Staats blad zal zijn verschenen. Onmiddellijk na die terugkomst zullen met spoed de toebereidselen voor de huwelijksvoltrekking en voor de ontvangst 70 door HOOFDSTUK XVI. „MALHEUR A QUI S'Y FIE." Mevrouw Winter stelde de „beste heeren van het gezelschap" aan mevrouw Carlton voor en deed waarlijk al wat zij kon om haar te amu seeren. Maar al had zij goede dansers, bet ge noegen van Pearl bleef dien avond toch zeer op pervlakkig. Zij had reeds de moeilijke kunst geleerd om te glimlachen en vroolijk te praten, terwijl een knagende pijn het hart verteert en de bezorgde gedachten telkens terug dwalen naar het voorwerp onzer liefde. Pearl volgde in gedach ten haar man bij al de wendingen van dien dans met Sibylle. Zij merkte hun druk gefluister op en zij wist dat de vertrouwelijke woorden van Sibylle, Huberts gemoedsrust in gevaar brachten. Maar zij deed dagelijks lessen van wijsheid op, door haar treurige ondervinding, en zij voelde dat dadelijke tusschenkomst of verzet van haar kant, f geheel vruchteloos zou zijn. Zij hoopte dat de ijd en baar onuitputtelijk geduld, bijgestaan door van de toekomstige koningin gemaakt worden. De „wittebroodsdagen" zullen waarschijnlijk op het lustslot Het Loo worden doorgebracht. Niet ten onrechte wordt aangedrongen op be perking, door de wet, van het onbelemmerd aan groeien van het aantal herbergen en drankwinkels. De strijd tegen de schatkist, die met iedere nieuwe kroeg haar inkomsten ziet vermeerdereu, heeft echter tot nogtoe niets mogen baten. Nog erger is het evenwel, wanneer de drank nering-en door de overheid publiek begunstigd worden. Dat geschiedt o. a. door hulp-postkan toren te vestigen in slijterijen. Uit Heinenoord wordt gemeld dat aan het postkantoor aldaar tevens eene dranknering verbonden is. Hopen wij dat de enkele vermelding van het feit vol doende zal zijn om aan dit ergerlijk schandaal een einde te maken. Tot onze groote verwondering zien wij in Het Vaderland de verhooging van den post voor subsidiën aan teekenscbolen, op de begrooting van binnenlandsche zaken, van 2750 op 15,000, afkeuren. Ten onrechte, naar ons inzien, brengt het blad dezen post onder de uitgaven voor „de kunst". De uitbreiding van het onderwijs in het teekenen is een van de dingen, welke voor onze volks ontwikkeling, voor den vooruitgang van onze nijverheid, het meest dringend noodzakelijk zijn. Welke uitgaven op de afdeeling „kunsten en wetenschappen" men ook, met het oog op den toestand onzer financiën, moge schrappen als „bijzonder royaal", en wij hebben vrede met die bezuinigingen, wij hopen dat de kamer den minister moge steunen waar het een post betreft, van welken gezegd mag worden dat de uitkoms ten de uitgaven daarvoor verre zullen overtreffen. In een tijdsverloop van 25 jaren zijn er, gelijk uit een opstel in het Weekblad van den Boekhandel blijkt, in Nederland drie duizend vijfhon derd boeken en geschriften over godgeleerdheid geschreven, waaronder 500 van katholieke rich ting. Dit cijfer van 8500 is het 1 gedeelte van alles wat in dien tijd in ons land gedrukt werd. Zonderling dat over een vak, dat natuurlijk zoo oud is als de wereld, nog altijd zoo verba zend veel geschreven moet worden. En toch wordt men er niet wijzer door, ja gaat, volgens vele „deskundigen", deze soort van „geleerdheid" in onzen tijd zeer geweldig achteruit! Over genees-, natuur- en wiskunde schreef men 2900 drukwerken, Hier is men althans, met wat minder werk dan bij de theologie, wat meer de dubbelhartigheid harer mededingster en door haar behoefte aan verandering, haar stellig haar echtgenoot zouden teruggeven en hem vervreemden van die booze syrene, wier levensdoel het scheen te zijn, liefhebbende vrouwen de liefde harer wettige echtgenooten te ontstelen. Voor zich zelve was Pearl bereid haar tijd af te wachten, maar voor de arme Lotta moest een ernstige poging gedaan worden en spoedig ook. HOOFDSTUK XVII. BEVREDIGD. Zoo als afgesproken was vertrok Sibylle Woens dag morgen, onder geleide van majoor Alckenzie, naar Hastings. Het was nu bepaald dat het huwelijk binnen veertien dagen zou plaats hebben en mijnheer en mevrouw Carlton hadden beloofd er bij tegenwoordig te zijn. „Ik moet de lieve kleine Dora als bruidsmeisje hebben" had Sibylle tot Pearl gezegd, voor dat zij Londen verliet. „Dus zal het wel het beste zijn dat zij te Glenville House blijft tot dat gij komt; want haar jurkje moet net zoo ge maakt worden als dat van de andere kinderen en zij zal het ook moeten aanpassen." Pearl moest dus, hoe ongaarne ook, er wel in toestemmen dat haar lieveling nog langer weg bleef. Sibylle richtte bij het afscheid een waar schuwing tot Carlton zeggende: „Ik vrees dat gij terwille van mij uw vrouw vooruitgegaan. Over geschiedenis drukte men 1150 boeken en boekjes, beneven 650 feest uitgaven bij herinneringen aan het afschudden va'j „jukken", of op herinneringsdagen. Er wer den 800 oorspronkelijke, 1700 vertaalde romans AP 1500 andere letterkundige hoeken uitgegeven. Hoeveel van die 4000 zouden er nu nog gelezen worden? De plastische kunst werd vertegen woordigd door 220, de toonkunst door 250, de klassieke letterkunde door 220 uitgaven. Over wijsbegeerte handelden slechts 70 boeken. Zouden onze wijsgeeren van oordeel zijn dat zij, evenals de godgeleerden, toch niet verder komen, maar, ongelijk aan deze, daarom met het boeken-schrijven ophouden? De heer J. D. D(oorman), hoofdredacteur van het Dagbladbevestigt ra een in dat blad opge nomen „open brief aan zijn landgenooten" nog maals, en zeer uitvoerig, het ongunstig oordeel over de Nederlandsche afdeeling der Parijsehe wereldtentoonstelling. Hij komt daarbij tot de slotsom: „dat onze nijverheidsmannen nagelaten hebben, te toonen wat zij kunnen produceeren 1° door niet in te zenden2" door onoordeelkundig in te zen den 8° door te verzuimen datgene te doen, waardoor de aandacht op de verdiensten hunner producten kon gevestigd worden; maar dat zij meeren- deels als 1t ware met de commissie schijnen te hebben zamengespannen om den Nederlander de reputatie te doen verwerven van gemis van goeden smaak. Men schrijft ons uit Amsterdam 6 Oct. In een heden gehouden tweeden „soeiaal-demo- cratischen cursus" die door ruim 50 leden en geintrpduceerden, waaronder twee vrouwen, werd bijgewoond, besprak het lid Schroder, vroeger een ijverig lid der commune, het algemeen, gelijk kies- en stemrecht. Voorwaar geen kinderachtige titel voor een onderwerp, in eene dergelijke bij eenkomst. „De thans bestaande orde van zaken was zeide hij, - verward. Het kluwen moest ont ward worden en geen vereeniging is beter in staat dit te ontwarren, dan de sociaal-demo cratische vereeniging. Onze kamers moesten opgeruimd worden. De eerste, die toch niets deed dan controleeren, kon geheel gemist wordende controle moest bij het volk zijn. Onze tweede kamer deugde ook niet. Men kan niets dan naturalisatie-wetten maken. En dat kan een kind. Er moesten andere mannen aan 't roer van staat komen, doch gekozen bij alge meen stemrecht. Een sociaal-democratische staat, waarin de opvoeding der kinderen geheel aan wel een weinig verwaarloosd hebt, gij lichtzinnig e man," zei zij bijna teeder„en ik moet u zeggen dat Pearl veel te veel op bewondering gesteld is om eenige veronachtzaming te dulden zonder te trachten er zich over te wreken. Ik heb haar karakter bestudeerd en ben als vrouw natuurlijk beter in staat haar te .begrijpen dan gijdaarom voel ik mij genoopt u te waarschuwen. Als gij u de moeite wilt geven Morel en haar gade te slaan als zij te za- men zijn, zult gij de reden doorgronden die ik voor mijn vermoeden heb. Nog iets. Laat haar niet zoo geheel vrij om zich te bewegen, want ik vrees dat zij wat heel dikwijls naar Lime-Walk gaat. Gij moet haar dit echter niet verwijten dat zou aanleiding kunnen geven tot twist en onaangenaamheden. Oordeel zelf en als zij te eeniger tijd, als gij haar zoekt, onverklaarbaar lang wegblijft, ga dan naar het atelier en ik geloof dat ik er u mijn woord op kan geven dat gij niet verder behoeft te gaan." „Gij wilt mij toch niet doengelooven dat Pearl, mijn vrouw „Ik wil u stellig niets doen gelooven," zei Sibylle beslist. „Ik vind alleen, nu ik u voor lang vaarwel moet zeggen en daar wij altijd zulke goede vrienden geweest zijn, dat het mijn plicht is u te waarschuwen, iD geval het noodig mocht wezen. Gij zult mij er wellicht dankbaar voor zijn later als Nadat het engagement van haar dochter publiek den staat kwam, waarin allen even rijk zijn, een eenhoofdig bestuur met een wetgevende macht daarnaast, die jaarlijks of om de twee jaar aftrad,, dat was het ideaal waarnaar met den meest mogelijken spoed moest gestreefd worden. „Doch in Nederland was zulk een staat nog niet zoo gemakkelijk te verkrijgen, omdat men de begrippen nog niet keude. Dit ging ook zoo gemakkelijk niet, want om ze te kennen moet men „de geschiedenis der geheele wereld weten." Om die begrippen te kennen en sociaal-demoeraat te worden, had spr. 10 jaren van ernstig nadenken en studie besteed." Het mededeelen van dezen onzin ontslaat mij, geloof ik, van de verplichting tot eenigen com mentaar De heer A. Poortman, te Rotterdam, maakt in de Nieuwe Rotterdamsche courant bekend dat bij den 7™ November 1877 aan het postkantoor aldaar liet aanteekeaen een brief met f 2500 bankpapier aan het adres van den heer J. C. P. Botman, te Enkhuizen. Den volgenden middag te 4 nren een telegram ontvangende dat nog geen brief ontvangen was, ging hij naar liet postkan toor, waar men hem gerust trachtte te stellen. Een paar uren later kreeg hij echter weder een telegram, waarop hij zich andermaal naar het kantoor begaf en door den heer Hogendijck, onder-directeur, gewezen werd op de mogelijkheid dat de brief den volgenden morgen nog kon aan komen. Het informeeren bij de andere postkan toren in Noord-Holland, dat bij verlangde, kon alleen op zijn eigen kosten geschieden. Eerst den volgenden morgen werd er een ernstig onderzoek ingesteld „op kosten van ongelijk", en toen bleek dat de heer W. J. Borgerhoff Mulder, commies 3e klasse en tijdelijk aan het kantoor werkzaam, voor den brief een ontvangbewijs af gegeven bad, maar niet wist waar die verder ge bleven was. Yan het kantoor te Rotterdam was de brief niet verzonden. Sedert is, ondanks de nasporingen van justitie en politie, de brief niet terecht gekomen. Den, heer Poortman heeft men de wettelijke schade vergoeding van f 25 aangeboden, doch hij ver kiest die niet aan te nemen. Hij meende dat hier de voorschriften der postwet niet opgevolgd waren en dat men er nu niet af kon, met dood eenvoudig te zeggen„wij weten niet waar de brief gebleven is." Hij beeft zich tot den minis ter gewend, doch dit heeft niet mogen baten; rechtskundigen hebben hem geraden in de zaak te berusten, dewijl de woorden der postwet: „in het ongereede geraakt", volkomen op zijn geval toepasselijk zijn. Eene poging om met den heer was geworden, verscheen mevrouw Moreton voor hare élèves en kennissen als de blijdschap en te vredenheid in persoon. Haar opgeruimdheid van geest deed hare oogen schitteren en maakte hare wangen frisscher, waardoor colonel Marsden, die naar Hastings teruggekeerd was, meer bekoord werd, zoodat hij gaarne de genoegens van Londen vaarwel zei ter wille der schoone weduwe, in wier bijzijn bij zich zoo bijzonder op zijn gemak voelde en die hem zoo naar waarde wist te schatten. De kleine mevrouw Winter keurde d;e gezindheid van „papa" in 't minst niet goed en was wel al te zeer geneigd om „papa na te gaan" en den „goeden ouden man de les te lezen;" een soort van oppertoezicht waarop de veteraan niets ge steld was, en dat hij liever op zijn schoonzoon toegepast zag. Mevrouw Moreton ondervond genoeg tegenspraak om er door geprikkeld te worden, en wist ein delijk toch vergunning te krijgen om zijnjongste dochters bij het huwelijk van Sibylle te vragen, en bij nam op zich te zorgen dat de uitnoodiging aangenomen werd. „Die lieve meisjes, het zal een heele afwisseling voor haar zijn, in haar eenzaam leven," zei de weduwe, „Ik verlang wezenlijk om ze te zien en bij mij te hebben. Ik weet dat de jongste mijn lieveling zal wezen, want naar het portret dat gij mij gewezen hebt, weet ik zeker dat zij op haar goeden vader lijkt! Zij moeten bij mij blijven tot de zomervacantic begint, als logóesnatuuilijk, en uwe kinderen, colonel Marsden zullen mij botei

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1