N°. 223,
I21e Jaargang.
1878.
Zaterdag
21 September.
UI arc Jtiefdf
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertantien; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar. plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangere G, L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
bbhicht.
Zij die zich voor 1 October a. op
deze courant abonneeren, ontvangen de
nog in dit kwartaal verschijnende nom
mers gratis.
VERKIEZING.
Middelburg, 20 September.
FETJ1LLBTOKT.
de Schrijfster van „Jennie" enz.
..V?
De burgemeester en wethouders van Midddelburg
maken bekend:
dat bij de op den 18tn dezer maand plaats
gehad hebbende opening van stembriefjes voor de
benoeming van twee leden voor de provinciale
staten van Zeeland, is gebleken, dat niemand de
volstrekte meerderheid van stemmen heeft verkre
gen, weshalve er eene herstemming zal moeten
plaats hebben tusschen de heeren mr. D. A. Ber
denis van Berlekom, C. J. J. A. van Teijlingen,
Th. van Uije Pieterse en W. A. Graaf van Lijnden,
welke de meeste stemmen op zich vereenigd hebben
dat de dag voor deze herstemming is bepaald op
Dinsdag den lei> October a., van des voormiddags
9 tot des namiddags 4 uren.
Voorts dat de processen-ver baal van steminleve-
ring en stemopneming van den 17 en 18 September
jl. in de beneden-voorzaal van het raadhuis aan
geplakt en ter secretarie voor een ieder ter inzage
zijn nedergelegd.
Middelburg, den 20en September 1878.
De burgemeester en wethouders voorn'1.,
SCHOEES.
De secretaris,
J. W. DE RAAD, L. S.
Sinds de bekrachtiging der schoolwet zijn
een aantal bijdragen tot ondersteuning van het
bijzonder Christelijk onderwijs ingekomen. Die
giften, met eenigen ophef in de anti revolutio
naire bladen wereldkundig gemaakt, hebben
de voorstanders van dat onderwijs met nieuwen
moed vervuld. Door dat gevoel bezield, daagt
Het Zuiden ons (immers als deel uitmakende
van „de tegenpartij") uit: „thans onze beschul
diging te herhalen, dat de schoolquaestie slechts
door enkelen begrepen wordt." Het anti
revolutionaire blad dringt ons daartoe „indien
daar nog eenig gevoel van ernst en waarheid
(bij ons) is overgebleven."
Daar wij ons bewust zijn in ernst noch in
liefde tot de waarheid bij onze „tegenpartij"
achter te staan, willen wij op die uitdaging
het antwoord niet schuldig blijven,
door
HOOFDSTUK X.,
MOEDERS EN DOCHTERS.
„Neen! Is het waar? Hoe lief is nw man
voor u! Gij behoeft slechts den geringsten
wensch te kennen te geven en hij haast zich hem
ten uitvoer te brengen."
„Ditmaal heeft hij mijne wenschen bepaald voor
komen," zei Pearl lachend, „want ik had er vol
strekt niet op gerekend nu reeds te gaan."
„Ik beken dat ik bem te kennen heb gegeven
hoezeer het voor uw bestwil en uw genoegen
zou wezen. Het laatste va sans direWat
het eerste betreft ben ik, zooals ik u ken, over
tuigd van de wenschelijkheid dat gij lady Carolina
hoe eerder hoe beter ontmoet. Om dit gemakke
lijker te maken heb ik plan van daag naar de
stad te gaan, om een visite aan lady Graan en
uwe onverbiddelijke schoonmoeder te maken. Ik
ben ook voornemens naar het atelier te gaan en
voor de eerste maal voor mijnheer Morel te po-
eeeren. Ik heb u immers verteld dat hij uw
[thans blijkende offervaardigheid van een
zetèè# aantal voorstanders dor bijzondere Chris
telijke scholen heeft in geen enkel opzicht den
indruk weg kunnen nemen, van hetgeen onder
onze oogen gebeurd en in de folianten van het
volks-petitionnement geboekstaafd isdat men
tienduizenden onkundige lieden, door onderzoek
noch verkregen opleiding in staat om zich een
oordeel te vormen over een zoo ingewikkeld staat
kundig en maatschappelijk vraagstuk als de
schoolquaestie, heeft overgehaald en geprest
eene daad te verrichten, door welke zij geacht
werden daarover een oordeel uit te spreken.
Die offervaardigheid is in geen enkel opzicht
in staat de beschuldiging van volksmisleiding
op te heffen, welke wij tot de aanleggers van
het volkspetitionnement gericht hebben en
nog richten, alleen reeds dewijl in de lenze:
„eene school met den bijbel", welke zij aan
de onkundige menigte voorlegden, de Neder-
landsc.he schoolquaestie niet „in ernst en in
waarheid" opgesloten ligt.
Dit voor zooveel de uitdaging van Het Zui
den betreft. Voor 't overige hebben wij reeds bij
eene vroegere gelegenheid (M. ct. van 24 Augus
tus 11.) te kennen gegeven dat de goede moed
en het zelfvertrouwen, welke thans de vrien
den van het bijzonder onderwijs bezielen, ons
een zeer welkom bewijs zijn voor de ongegrond
heid der beschuldiging van „schandelijke
tirannie", welke o. a. heden in de Standaard
weder tot de liberale partij gericht wordt.
De slechts weinige dagen, schrijft het Zuiden
die volgden op de onderteekening der we
geven nu reeds een beslist jaten antwoord
op de bezorgde vraag: Zal ons Christelijk
onderwijs ook dezen slag overleven
Datzelfde hebben wij lang vóór en gedurende
de behandeling der schoolwet gezegd, Steeds
hebben wij staande gehouden dat het noch dei-
liberalen oogmerk was, noch het gevolg van
hun streven zijn kon, het bijzonder onderwijs
te vernietigen.
Men heeft ons nooit geloof willen schenken.
Ons trouwens zoo min als aan meer gezag
hebbende woordvoerders der liberale partij.
Men heeft den heer van Eek wij doen
slechts eene greep uit een aantal in het Bijblad
verspreide getuigenissen, niet geloofd toen hij,
111 de kamerzitting van 7 Dec. 1875, zeide:
„Wij zullen door de regeling van het onderwijs
er voor waken dat de minderheden niet onder-
schets van mij, in profiel, een gelukkig denkbeeld
vond."
„Dat gaf hem nog geen recht haar mede te
nemen," sprak Pearl op een toon, die vóór haar
doen streng was.
„Maar ik heb hem haar gegeven," zei Sibylle.
„Gij zijt toch niet boos op mijnheer Morel over
een vrijheid die ik mij veroorloofd heb en waar
voor ik genoeg excuus gevraagd heb?"
„Misschien verdient gij geen van beiden mijn
misnoegen," zei Pearl op haar gewonen zachten
toon, waaraan ergernis of ontevredenheid geheel
vreemd waren. „In alle geval moet gij hem,
als gij hem thuis vindt, mijne complimenten doen
en zeggen dat hij gerust mag beschikken over
mijn eerste proef op uw betooverend gelaat."
„Betooverend Houdt gij mij voor deu gek,
mevrouw Pearl?"
„Ik ben nooit ernstiger geweest dan op dit
oogenblik. Het is een gelaat, dat mij vervolgt en
dat mij meer te denken geeft dan cenig gelaat
dat ik ooit gezien heb, in die beteekenis is bet
betooverend voor mij
„Weet gij wel dat dit zeer complimenteus is
„Wanneer de waarheid zulk een vleiend adjectief
verdient, beken ik schuld. Wilt gij met het rij
tuig naar de stad gaan, miss Moreton?"
„Mijnheer Carlton is zoo goed geweest het van
morgen voor mij te bestellen en ik heb de paarden
al gehoord."
Bon voyagezei mevrouw Carlton, au re voir."
drukt zullen worden." Men heeft niet geloofd
hetgeen hij bij diezelfde gelegenheid verklaarde
„de liberale partij is geene vijandin van de
kerk, maar alleen van overheersching door de
kerk." Evenmin als men thans den weg van
toenadering gelieft in te slaan, door de liberale
partij gebaand, nu in de nieuwe schoolwet aan
het godsdienstig onderwijs zoowel uren als school
lokalen gewaarborgd worden. Men is voortge
gaan, en gaat voort, de liberalen voor te stellen
als bestrijders van den godsdiensten de
neutrale school als aan het godsdienstig on
derwijs vijandig, erger dan datals „moderne
secteschool."
Men heeft geen waarde gehecht aan de
verklaring van den heer Kappeijne (kamerzit
ting van 25 Sept. 1877)„Ik zou op het punt
van het lager onderwijs gaarne èene groote
concessie willen doen, wanneer ik daardoor
vrede verkreeg in het landmaar juist de
geachte afgevaardigde, de heer van Wasse-
naer, en zijne vrienden zullen het eerbie
digen dat wanneer die groote concessie in
strijd is met ons geweten, wij tegen hen
zeggen non possumus." Eerbiedigen Wie
ter wereld heeft, in het kamp onzer tegen
partij, ooit getoond aan zoo iets geloof te
slaan als aan het geweten van ons
liberalen Men heeft ons uitgescholden, en
scheldt ons nog, voor beurzensnijders, voor
klaploopers, die op liet geld van onze tegen
partij teren om onze scholen te bekostigen.
Alsof wij liberalen, alsof onze liberale kamer
leden, alsof de leiders onzer partij buiten de
kamer het meest voordeel zullen hebben bij
de beoogde verbetering der openbare lagere
school; alsof het onze kinderen zijn, die bij
voorkeur gebruikmaken van de volks-school
alsof de liberale burgerij niet haar zeer aan
merkelijk deel te dragen zal hebben in den
last, dien de verbetering van het openbaar
onderwijs aan de schatkist staat op te leggen!
Zooveel besef heeft men getoond, dat het hier
ook voor ons eene gewetenszaak gold, dat de
Standaardeene specialiteit in gewetens
zaken! meer dan eens ons heeft durven
beschuldigen, dat een der hoofdredenen, waarom
door ons de herziening der wet van 1857 ge-
wenscht werd, de zucht was om aan eenige
onzer geestverwanten betrekkingen bij het
bezoldigd schooltoezicht te bezorgen!
De liberale partij vindt, alleen reeds in
„De lieve Sibylle Moreton" werd met de meeste
hartelijkheid door lady Basilisk ontvangen, en
lady Carolina scheen behagen te scheppen in alles
wat miss Sibylle van Fern-Lea te vertellen bad.
Op deze visite kwam men overeen dat de dames
in de Park-laan een receptie zouden geven, waarop
mevrouw Hubert Carlton zou voorgesteld worden
in de groote wereld.
„Die éene gelegenheid zal zij hebben," zei lady
Carolina „en het zal van haar afhangen er een
goed gebruik van te maken. Wat ik u verzoeken
mag, lieve miss Moreton, neem dit jonge vogeltje
onder uwe vleugelen; en wilt gij ook zoo goed
zijn haar aan lady Graan en mij voor te stel
len
„Het arme vrouwtje, hoe zal haar hartje
kloppenzei Sibylle lachend„zij heeft stellig
den grootsten angst voor u, lady Carolina, en ik
hoop dat gij haar met eenige toegevendheid zult
behandelen
Van de Park-laan liet zij zich naar Lime Walk
brengen.
„Zijt gij alleen?" vroeg Morel, de deur van het
atelier openende. Uit zijn gelaat en uit zijn stem
sprak teleurstelling; maar daar was Sibylle op
voorbereid en zij deed als of zij niets merkte.
„Ik heb zulk goed nieuws voor u, dat gij mij
zult vergeven zoo ik u stoor, al ben ik, zoo als
gij ziet maar alleen. Mijnheer Carlton denkt
een huis in de stad te nemen wij komen mis
schien in uw buurt en dan kunt gij mevrouw
Carlton lesgeven. Verder heb ik een uitnoodiging
't bewustzijn van de zuiverheid harer bedoe
lingen, voldoenden grond om zich deze beschul
digingen even weinig aan te trekken als die,
gegrond op uit hun verhand gerukte gezegden
harer woordvoerders, of op de persoonlijke
handelingen van sommige harer medestrijders.
Zeker, er zijn er onder onze partijgenooten,
die aan het Christelijk onderwijs vijandig zijn.
Zeker, er worden „liberalen" gevonden, die
somtijds handelingen plegen, welke alles be
halve van liberalen geest getuigen. Wat be
wijst dat echter Of bezit de anti-revolutionaire
partij soms geene zoogenaamde „geestverwanten",
voor welke zij zich schaamt? Is het niet de
schaduwzijde van elke partij, van ieder die
door samenwerking met velen eenig doel zoekt
te bereiken, dat hij genoodzaakt is onder de
kleuren van zijn vaandel medestrijders te ver
eenigen, wier wapenen hij niet tot de zijne
zou willen maken?
Nog krachtiger echter dan haar eigen be
wustzijn, spreekt voor de liberale partij het
getuigenis harer daden. De herziening der
schoolwet van 1.857 is door haar tot stand
gebracht. Is nu aan de grondwettige rechten
der tegenpartij met tittel of jota te kort gedaan
Immers neen. Wij hooren het van haar zelve.
„Op de vraag: zal het Christelijk onderwijs
dezen slag te boven komen, is een beslist ja!
het antwoord." De bezwaren, welke bestonden,
blijken, gelijk de heer van Weede van Dijk
veld reeds verklaarde, geen gewetens- maar
beursbezwaren geweest te zijn. Daaraan kon
den wij niet te gemoet komen. Ons geweten
verbood het ons.
Indien er dan eenig gevoel van waarheid en
emst hij onze tegenpartij is overgebleven,
laat zij ophouden ons uit te schelden en ver
dacht te maken, onkundigen tegen ons te ver
bitteren en het vuur der tweedracht in het land
aan te stoken. Wanneer de gevolgen der nieuwe
wet zijn zullen, dat met de verbetering van het
openbaar onderwijs die van de bijzondere
school, door de mededinging geprikkeld, hand
aan hand zal gaan, welk eene schoone toe
komst zal zich dan niet voor ons volksonder
wijs openenEn daarom toch, niet om
eigenbaat, is het ons, den eerlijken onder
alle partijen, te doen.
voor u om met ons naar Ascot te gaan op den
dag die u het best schikt van de drie.
„Zeg nu niet neen, want gij doet het toch; wees
dus maar stil en overleg het op uw gemak. En
nu de schets. Hebt gij er nog iets aan gedaan
„Ik lieb er niet aan geraakt! Wat heeft
mevrouw Carlton er van gezegd, dat ik haar werk
medegenomen had? Zij zal er boos om geweest
zijn, dat weet ik zeker."
„Zij was opgetogen en trotscb dat gij haar
werk waardig keurdet om het te gebruiken. Wil
ik mij nu in postuur stellen en wilt gij er als 't u
blieft aan denken dat ik dit doe; en mij niet
weer geheel vergeten, terwijl uwe gedachten God
weet waarheen dwalen?" zij nam plaats op den
fluweelen stoel, dien bij voor haar aanschoof en
legde haar hoofd achterover in een houding van
volmaakte rust.
„Maar waarom verbergt gij uwe oogen?" zei
hij, nadat hij haar aandachtig beschouwd had.
„Ik wil ze niet laten zienen ofschoon ik
gaarne in alle andere dingen een gehoorzaam
model wil zijn, weiger ik bepaald om op te zien."
„Moet het dan het hoofd der slapende schoon
heid zijn?" vroeg hij eenigszins uit het veld ge
slagen.
„Neen; dat is te conventioneel. Noem het
Luna. Gij kunt zoo goed maneschijn weergeven,
dat hebt gij in uw schilderij van Romeo bewezen.
Omring mij met duisternis, en laat een zacht licht
op mijn gelaat vallen. Mijn bleekheid zal goed
uitkomen ia die omgeving eu de schilderij za