n». 2i9.
121e Jaargang.
1878,
Dinsdag
17 September.
Mart Jitfde!
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Cent p8r regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jonks.
BERICHT.
Zij die zich voor 1 October a. op
deze courant abonneeren, ontvangen de
nog in dit kwartaal verschijnende nom
mers gratis.
Middelburg, 16 September.
FBUILLE TON".
de Schrijfster van „Jennie" enz.
Benoemingen en besluiten,
0 n d e r w ij s.
MIDDELBURGSCHE COURANT.
Ingevolge de bevelen van Z. K, H. prina Hen
drik der Nederlanden heeft de adjudant van dienst,
jhr. J. A. Eoëll, bij brief van 13 Sept. .jl. den
leden der Middelburg sche Werkmansvereeniging
den bij zonderen dank van den prins en de prinses
overgebracht, „voor hnnne per telegram van24 Aug.
jl. aangeboden gelukwenschen bij gelegenheid
van het vorstelijk huwelijk, en hunne daardoor
getoonde, door den prina en de prinses zeer op
prijs gestelde, belangstelling in die heugelijke
gebeurtenis."
Op de te Goes gehoudeue najaarsvergadering
der Yereeniging van burgemeesters en secretarissen
in Noord- en Zuid-Beveland werden rapporten
uitgebracht door de heeren P. J. van der Mandere,
burg. van Kapelle, over het alignement (de rooi
lijn) bij het bouwen in de aaneengesloten gedeel
ten der gemeenteJ. Welleman en M. Noordijke,
secretarissen van Hoedekenskerke en Krabben-
dijke, over de formule van den eed; C. Kisseeuw,
secretaris van Kattendljke, en D. P. Prumers,
surnumerair te Goes, over art. 46 der gemeente
wet.
Daarna hadden uitvoerige discussiën plaats
over den onderstand van armen en de begrooting
van armbesturen; over de verbindbaarheid van
strafverordeningen, als ged. staten niet binnen
14 dagen na de inzending de ontvangst berichten,
en over de aanslagbaarheid in den hoofdelijken
omslag van iemand, die, in bet buitenland ver
blijvende om den staat van Nederlander te
behouden, in een gemeente bier te lande in het
bevolkingsregister is ingeschreven.
Men schrijft ons uit den Haag:
„De ongunstige geruchten omtrent den gezond
heidstoestand van den minister van oorlog zijn
maar al te gegrond. Toen de heer de Eoo het
ziekenhuis te Botterdam verliet, werd hij niet
definitief door de geneesheeren ontslagen, maar
wist hij, dat hij later zou moeten terugkomen om
66
DOOS
HOOFDSTUK VI.
VERKOCHT.
„Ik heb hem van den boekwinkel af gadege
slagen mevrouw," zei juffr. Smyth toen zij terug
kwam, „en hem niet uit het oog verloren voordat
hij Glenville House betrad, waar hij bijna een
uur gebleven is. Hij is in 't geheel niet in een
hotel geweest; maar regelrecht naar het station
gegaan, waar hij plaats nam naar Londen.
„Dank u Smyth; gij kunt gaan," was al wat
haar meesteres antwoordde.
Later op den dag bracht Jane een briefje van
mevrouw Moreton en zei dat ze op antwoord
moest wachten.
Het briefje was zorgvuldig verzegeld en werd
haastig door lady Carolina geopend.
„Gij kunt straks het antwoord komen halen,"
zei ze tot den knecht, wiens nieuwsgierige blikken
zij niet op zich gevestigd wilde hebben terwijl
zij las:
„Het aanbod van vijf honderd pond, dat gij zoo
vriendelijk gedaan hebt, werd gelukkig terstond
eene nieuwe operatie te ondergaan. Zijn werk
zame aard dreef hem echter om het gasthuis te
verlaten en naar den Haag terug te keeren, waar
hij (buiten zijn departement) rusteloos bleef wer
ken aan verschillende zaken, de defensie betref
fende, die voorbereiding noodig hadden. Intus-
schen wilden de wonden maar niet genezen de
kanker bleef kennelijk invreten, en in de laatste
dagen is de toestand van den minister in die
mate verergerd, dat zijne vrienden met bezorgd
heid zijn vervuld. Eene groote lusteloosheid heeft
zich van den werkzamen man meester gemaakt
en bij lijdt hevige pijnen.
„Van zijne vervanging als minister van oorlog
is intussehen nog geen sprake geweest. De por
tefeuille blijft ad interim opgedragen aan den
minister van marine.
„Voor het praatje, door een der dagbladen
verspreid, dat tusschen de ministers van binnen-
landsche zaken en van justitie van portefeuilles
zou worden verwisseld, heeft nooit eenige grond
bestaan.
Naar aanleiding van een adres van Eotterdam-
sche assuradeurs en na kennisneming van de
daarover uitgebrachte adviezen, heeft de minister
van waterstaat aan de adressanten te kennen
gegeven, dat ook naar zijn gevoelen het bestaande
tarief van het heheerloon voor burgemeester
strandvonders (vastgesteld hij art. 18 van het
kon. besluit van 23 Aug. 1852 Stbl. n° 141) in
vele gevallen te hoog is. Daar de minister echter
van oordeel is, dat voor het beheer van ongere-
clameerde strandgoederen een ander en hooger
tarief dan voor de andere behoort aangenomen
te worden, heeft de minister een nieuw artikel 18
van genoemd kon. besluit opgesteld en daarover
het gevoelen der kamers van koophandel ge
vraagd.
Omtrent wijlen den heer J. P. Bredius bevat
het Vaderland het volgende levensbericht.
„Na een kortstondige ziekte overleed hij in den
ouderdom van bijna 67 jaren te Dordrecht, waar
hij procureur was en dat hij sedert 1871 in de
tweede kamer vertegenwoordigde. Hij werd in
1811 te Woerden geboren, streed in 1831 tegen
de Belgen, vestigde zich in 1840 te Dordrecht.
„Altijd ijverig werkzaam, was het vooral op
het gebied van handel en nijverheid, dat hij zich
hij voorkeur bewoog. Hij was te Dordrecht
secretaris van de kamer van koophandel en stond
aan het hoofd of was bestuurslid van een groot
aantal vereenigingen en maatschappijen. Als
specialiteit in spoorwegzaken bereidde hij veel
voor, wat aan latere ontwerpers te stade kwam.
„Ook heeft hij zich steeds doen kennen als
door mij begrepen en ik handelde er met de
noodige discretie mede; zoodat niemand gecompro
mitteerd ismaar gij hebt veel op het spel gezet.
Gelukkig ben ik niet gauw van mijn stuk gebracht,
en nu heb ik een wissel voor het bedrag in handen
en twijfel niet of die zal binnen een week gehono
reerd worden. Daar ik uw „gelukkigen inval"
naar waarde weet te schatten, bied ik n de helft
van de genoemde som aan, op voorwaarde dat
colonel Marsden zijne dochters zendt naar de
plaats, die gij gisteren met mij -besproken hebt.
Als gij zegt geen antwoord, begrijp ik dat
„wie zwijgt, consenteert." Gij zult wel inzien
dat het in uw belang is in mijn hand te spelen,
daar ik de hoogste troef heb, die wij in dit geval
koningin Sibylle zullen noemen."
Toen de knecht terugkwam stond lady Carolina
bij het venster, bekeek hare bloemen en zei ver
strooid:
„AntwoordO, nu weet ik hetzeg maar dat
er geen antwoord is."
Zij was echter niets op haar gemak dat zij
zich zoo in haar kaart had laten kijken; zij vond
het zoo erg niet om ter wille van een paar hon
derd pond een beetje te draaien en te liegen;
maar het was verschrikkelijk daarbij op heeter-
daad betrapt te worden door iemand als mevrouw
Moreton en al wist Gabriël niet dat zij hem be
droog, hij koesterde toch verdenking; daarom was
hij naar Grenville House gegaan en had haar
overgeleverd aan de genade van die gelukzoekster
en haar dochter.
bestrijder van het militairisme, als Ijverig voor
stander van de vredebonden en van al wat op
het gebied van het internationale recht strekken
kon om vriend3chappelijker verhoudingen tusschen
de luiken in het leven te roepen en hun betrek
kingen op den grondslag van het recht te
vestigen.
„De liberale partij verliest in hem een werkzaam
en kundig lid."
De minister van financiën maakt in de St. Ct.
hekend, dat in de tweede helft der maand No
vember a. s., te 's Gravenhage een examen zal
worden gehouden voor de betrekking van aspi
rant-landmeter bij het kadaster, waarvoor 18
plaatsen ter vervulling worden opengesteld.
Zij, die tot dat examen wenschen te worden
toegelaten, worden uitgenoodigd zich voor 1
November a. s., met overlegging van de vereischte
stukken, tot den minister te wenden.
Voor nadere bijzonderheden wordt verwezen
naar de koninklijke besluiten van 10 November
1874, n°. 9 Staatscourant van 21 daaraanvolgende,
n°. 276) en 2 Juni 1877, n°. 15 Staatscourant van
5 daaraanvolgende, n°. 129).
Bij gelegenheid van den 23en verjaardag van
H. K. H. prins Hendrik, geboren 14eu Sept. 1855,
den eersten dien zij in haar aangenomen vader
land vierde, had op het paleis te Soestdijk een
luisterrijk feest plaats.
Z. M. de koning, prins Frederik, de groothertog
en groothertogin van Saksen Weimar, prins en
prinses von Wied met gevolg kwamen te 12 uren
te Baarn aan. Prins Hendrik met zijn hofmaar
schalk en adjudant ontving hen aan het station.
In vijf hofrijtuigen reed men naar Soestdijk, waai
de prinses hare gasten ontving in de vestibule.
Na het déjeuner werd een rijtoer in den omtrek
gemaakt. Te half zes werd gedineerd. Na het
diner had eene soiree musicale en verlichting van
vijvers en gedenknaald plaats.
De gebouwen in de nabijheid van het paleis te
Soestdijk waren versierd, terwijl de eerepoort aan
de Soestergrens geïllumineerd was, met het op
schrift „Hulde aan de Ambachtsvrouw" en met
de portretten van den prins en de prinses.
Door de afdeeling Botterdam van het Algemeen
Nederlandsch Werkliedenverbond werd Zaterdag
avond een feest gevierd ter gelegenheid harer 9-'
j aarlij ksche vergadering.
In het verslag, waaruit blijkt dat de afdeeling
in bloeienden toestand verkeert, wordt onder
meer, hulde gebracht aan den burgemeester, ook
voor de krachtige wijze waarop hij zijne mede-
HOOFDSTUK VII.
KUIPERIJEN.
Op den Zaterdag na het diner te Fern-Lea, dat
zoo naar het genoegen van Sibylle was afgeloopen,
had er aan het ontbijt een woordenwisseling
plaats over de wijze waarop men den namiddag
zou doorbrengen. Hubert stelde een gemeenschap
pelijke rijtoer voor en vond het bespottelijk, dat
Sibylle er op aandrong dat hij met Pearl alleen
ging paardrijden. „Waarom zouden we niet ge
zamenlijk met het rijtuig naar de stad gaan, door
het Park rijden, bij Blanchard eten en naar de
komedie gaan?"
„Welk een verrukkelijk planriep Pearl nit.
„Zeer verleidelijk"stemde Sibylle toe„het spijt
mij maar dat ik u verzoeken moet het nog wat
uit te stellen, te meer daar ik moet toegeven dat
ik dit uit een zelfzuchtige beweegreden doe. Om
u de waarheid te zeggen mijnheer Carlton, ik
begin erg te verlangen om Beauty te berijden en
als uw lieve vrouw er niet tegen heeft haar van
daag nog eens te laten galoppeeren en haar Maandag
morgen nog eens te laten draven, dan beloof ik
ix dat ik dien middag mijn proefritje zal doen."
Carlton zou wel liever zijnvzin gehad hebben,
maar zij wist toch den haren door te drijven.
Zij was dien heelen morgen bijzonder lief, ging
met hem in den stal, schikte versche bloemen voor
het salon en ging zelfs te voet met Carlton uit,
om vruchten voor het dessert te koopen.
„Gij hebt het van de week druk gehad met uw
werking heeft verleend om aan de werklieden het
bezit van een eigen gebouw te verzekeren. De
heer Joost van Vollenhoven, die verhinderd was
geweest het inwijdingsfeest bij te wonen, maar
thans aan de tot hem gerichte uitnoodiging had
voldaan, vond, in hetgeen te zijnen aanzien in
het jaarverslag voorkwam, aanleiding om een
hartelijk, maar enstig woord tot de werklieden
te richten. Hij sprak ten gunste van de ontwik
keling van den werkman, daar zij bevorderlijk
moet wezen aan het welzijn van den staat. De
sociale quaestie aanroerende, verdedigde hij de
stelling, dat zij niet door wetgeving en het aller
minst door een gewelddadigen ommekeer van de
dingen op te lossen is. De volksontwikkeling is
hier geroepen de hoofdrol te vervullen en als
grootste kracht zal daarbij de kennis van het goede
en kwade op den voorgrond dienen te treden.
Te steunen wat goed is en tegen te werken wat
slecht en verkeerd is, dat is, zeide hij, de roeping
van ieder mensch, tot welken rang of stand hij
ook moge behooren en nu riep de heer van Vol
lenhoven ook de werklieden en hunne gezellinnen
op, om in eigen kring en omgeving daartoe met
de meeste kracht en volharding mede te werken.
Het behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat
levendige bijvalsbetuigingen van de vergaderden
het antwoord waren op deze toespraak.
belastingen. Op verzoek, eervol ontslag ver
leend aan W. A. Kluit, uit sijne betrekking van
ontvanger der directe belastingen en accijnsen te
Meppel, behoudens aanspraak op pensioen.
onderscheidingen. Vergunning verleend aan
den bij het leger in Nederlandsch Indie dienenden
fuselier H. H Lohe, tot het dragen der herin
neringsteekenen voor de veldtochten tégen Oosten
rijk in 1866 en tegen Frankrijk in 1870/71, alsmede
van het onderscheidingsteekeu 2e klasse voor den
dienst bij de landweer, in Pruisischen dienst
toegekend.
consuls. Benoemd tot vice-consul der Neder
landen te Suez de heer W. W. C. Faulkner.
Erkend en toegelaten als consul van Peru te
Botterdam op den voet van Nederlandsch onder
daan, de heer C. H. van Dam aldaar.
Erkend en toegelaten als vice-consul van
Spanje te Batavia de heer A. A. W. Brewer.
De heer Coolen, leeraar in de staathuishoud
kunde aan de hoogere burgerschool teZalt-Bom-
mel, heeft zijn eervol ontslag uit die betrekking
gevraagd en gekregen.
afbraak, mijnheer Carlton," zei zij onder weg.
„Dit is de eerste dag dat gij ons met uw bijzijn
vereert."
„En nu wilt gij mij wegzenden!" riep hij ver
wijtend uit, maar zij liet zich niet zoo gemakkelijk
van haar a propos brengen.
„Waarom zijt gij zoo dikwijls naar de stad
gewèest?" vervolgde zij. „Ik stel belang in uwe
zaken en wil het gaarne weten."
„De zaken staan niet goed," gaf hij toe terwijl
zijn gelaat betrok,
„Hoezoo, staat het niet goed met de wrakken?",
vroeg zij.
„Er is veel kans dat ik zelf mettertijd wrak
word, als het geluk mij zoo in den steek laat."
„In tegendeel de zaken nemen nu juist een
goeden keer, als gij ze maar in het ware licht
wilt beschouwen. Die zaak van u is niet meer
van dezen tijd, zij is uwer onwaardig en past niet
bij uwe talenten, bij uw maatschappelijke positie.
Doe haar over aan den een of anderen ouden
suffer, die pleizier heeft om altijd achter een les
senaar te zitten, om roestige spijkers te tellen;
maak alles te gelde en beleg uw fortuin in een
stoeterij of ten minste in eenige veelbelovende
volbloed paarden. Ik ken niet precies al die
geijkte termen van bet paar den vak, daarom klinkt
mijn raad misschien vrouwelijk ergo dwaas
voor uw mannelijk verstand; maar op den bodem
van mijn oppervlakkig gepraat ligt waarheid of
althans gezond verstand."
„Misschien hebt gij weinig begrip van den