Nö. 199. 121* Jaargang. 1878. Zaterdag 24 Augustus. 11 ak Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Adfertentien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0$0. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. RIJKS-BELASTINGEN. Middelburg, 23 Augustus. Eene leemte in het openbaar onderwijs te Middelburg. De burgemeester van Middelburg maakt bekend-. dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzonden het door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg, den 19 Augustus 1878, invorderbaar verklaarde kohier voor de belasting op het personeel n° 5 voor het dienstjaar 1878/79, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwa ren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend. Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 22 Augustus 1878. De burgemeester voornoemd, SCHORER. Het besluit van den gemeenteraad om alhier eene middelbare school voor meisjes in 't leven te roepen, is door ons, wij behoeven het wel niet te zeggen, met groote instemming begroet. Meer dan eens hebben wij er op gewezen dat de behoeften van onzen tijd de noodzakelijk heid op den voorgrond hebben doen treden van heter onderwijs ook voor de vrouw, ten einde haardoor degelijker en veelzijdiger ontwikkeling, tot grooter zelfstandigheid en tot vruchtbaarder werkzaamheid, zoo in de maatschappij als in het gezin, gelegenheid te geven. De uitgaven,gevorderd om aan die behoefte te voldoenkomen aan de geheele bevolking ten goede: rechtstreeks aan hen, die voor zich of voor hunne kinderen van de in richtingen van onderwijs gebruik makenlangs een omweg, doch niet minder wezenlijk, aan alle anderen, dewijl het peil der geheele maat schappelijke ontwikkeling er geleidelijk door verhoogd wordt. Er is bij de beraadslagingen over dit on derwerp in den gemeenteraad een en ander gezegd, waarover wij eenige beschouwingen in 't midden wenschen te brengen. De heer van der Harst heeft aan het voor stel zijne stem onthouden, op grond dat erop het gebied van het lager onderwijs hier ter stede nog te veel te doen is, om tot de op richting eener zoo dure inrichting van middel- haar onderwijs over te gaan. Genoemd raads lid maakte daarbij o. a. gebruik van het argument, dat de middelbare meisjesschool „alleen aan eene enkele klasse der maatschappij ten goede zal komen.'*' Wij zijn het, op grond van het straks aangevoerde, met deze redenee ring niet eens. Het is, naar ons gevoelen, eene zeer onjuiste en eenzijdige opvatting, het nut en de werking van inrichtingen van open baar onderwijs af te meten naar het aantal en den stand dergenen, die daarvan gebruik maken. Ging die rekening op, hoe ware dan, om slechts éen voorbeeld te noemen, de instandhouding onzer Latijnsche school, straks in een gymnasium te hervormen, te verdedi gen? Neen, het doel van het openhaar on derwijs is, gelegenheid te geven tot het ont vangen van die ontwikkeling, welke noodig is om in de hoofdrichtingen der menschelijke werkzaamheid altijd het vereischt, en zoo mo gelijk een steeds grooter wordend aantal personen op te leiden. Het openhaar gezag opent voor die opleiding gelegenheid, niet met het oog op het voordeel of het belang eener zekere klasse van personen, maar ter voldoening aan de eischen van het algemeen belang. En dat het algemeen belang in onzen tijd vordert dat ook voor de ontwikkeling der vrouwelijke jeugd ruimer en talrijker wegen geopend wor den, wie is er, die op de hoogte is van de maatschappelijke en staatkundige qnaestiën van onzen tijd, die het durft te ontkennen Met andere argumenten van den heer van der Harst kunnen wij ons echter heter vereenigen. De verbeteringen, welke hij meende dat hoven de oprichting der meisjesschool de voor keur verdienden, waren in de eerste plaats eene voorbereidingschool en ten tweede eene herhalingschool. Wij veronderstellen dat de burgemeester op deze heide inrichtingen, waar van het nut en de noodzakelijkheid algemeen erkend worden en hier ter stede herhaaldelijk betoogd zijn, het oog had toen hij den spreker de toezegging gaf, dat burg. en weth., mede met het oog op de nieuwe wet op 't lager onderwijs, binnen kort de noodige voorstellen hoopten te kunnen doen. Wat deze punten aangaat, kunnen wij ons dus tot den wensch bepalen dat de toezegging inderdaad spoedig tot eene daad moge worden. Eindelijk verlangde de heer van der Harst: „eene school voor meer uitgebreid lager onder wijs voor jongens, waarvan het schoolgeld niet meer dan 25 zou moeten bedragen." „De oprichting van zulk eene school, zeide hij, is volgens mijn oordeel allernood zakelijkst; het is toch eene waarheid dat men tegenwoordigom vooruit te komen in de wereld, iets meer moet weten dan de lagere school geven kan, en nu moet de kleine burger, wien het niet convenieert om ƒ30 a f 40 te betalen, en die zijne jongens toch vooruit wil brengen, dikwijls tegen zijn zin gebruik maken van de bijzondere scholenwaar men voor minder geld alles krijgen kan wat men voor zijne kinderen verlangt." Dat deze voorstelling in sommige opzichten juist is, springt in het oog, wanneer men in aan merking neemt dat er op dit oogenblik hier ter stede slechts éene openbare school is, (school C, hoofdonderwijzer van Sluis) waar de jongensbehalve de gewone vakken zijnde lezenschrijvenrekenenvormleer, Nederl. taal en geschiedenis, aardrijkskunde, kennis der natuur en zingen, ook Fransch kunnen leeren. Andere talen en vakken zijn daar uitgesloten. Er bestaat dus voor den „kleinen burger", wij nemen gemakshalve de uitdrukking over die de heer v. d. Harst bezigde, geen ge legenheid om zijne zonen datgene te doen leeren, wat meer en meer onontbeerlijk wordt om, zelfs in hun eigen stand, vooruit te komen. Als zoodanig beschouwen wij in de eerste plaats de vreemde talen en de wiskunde. Zelfs de kleine winkelier en de handwerksman die geen knecht wil blijvenhebben tegenwoordig deze kennis noodig. Zij moeten, om met voor deel hestellingen te doen, om bestand te zijn tegen de concurrentie, welke de voortbreng selen van het buitenland tot op onze kleinste markten brengt, in staat zijn om een brief in eene vreemde taal te lezen en, al is het ook niet onberispelijk, dan toch verstaanbaar, te schrijven. Zij moeten zich door lectuur op de hoogte houden van hetgeen er, ook in het buitenland, in hun vak omgaat en ook voor het goed lezen en begrijpen van veel wat tegenwoordig in het Nederlandsch geschreven wordt, is eenige kennis van vreemde talen een vereischte. Voor de nederigste plaats op een handels- of ander kantoor wordt die kennis, alsmede de wiskunde, vereischt. Het is dus inderdaad een minimum van noodzakelijk onderwijs, dat door hen verlangd wordt, wan neer zij de gelegenheid om vreemde talen en wiskunde te leeren door het openbaar onder wijs wenschen gegeven te zien. De rijks hoogere burgerschool voor jongens gaat hunne middelen te boven m voldoet niet aan hunne behoeften. Wat het eerste betreft, zou het leergeld van ƒ4.0 misschien niet voor velen het grootste bezwaar wezen, indien deze uitgaaf niet aanmerkelijk verzwaard werd door cb> kosten der leermiddelen. Wij raken hier aan een teer punt, dat wij in de aandacht van hen, die het middelbaar onderwijs besturen en daarover het opzicht te voeren hebben, ten zeerste aanbevelen. Het is eene bekende grief, dat bij het kiezen en wisselen der leerboeken voor de hoogere burgerscholen (wij spreken nu niet van die te Middelburg in 't bijzonder, maar hebben 'toog op deze inrichtingen in 't algemeen) wel eens niet genoeg gedacht wordt aan de beurzen der ouders, die de nieuwe boeken en uitgaven te betalen hebben. Met wat goeden wil van de zijde der leeraars kan hieraan veel gedaan worden. De wensch om hunne scholen zoo min mogelijk om financieele redenen ontoegankelijk te maken, moet voor hen eene reden wezen om den last, misschien ver bonden aan het gebruik van verschillende uitgaven van hetzelfde leerboek, of aan het niet telkens aannemen van de allernieuwste en duurste leerboeken, niet te zwaar te doen wegen. De kosten van leergeld en leermiddelen zijn echter niet het eenige bezwaar. Voor den „kleinen burger" is de vijfjarige cursus der hoogere burgerschool te lang. Zijne jongens moeten liefst wat vroeger dan hun 18e jaar beginnen met een deel van hun eigen kost te verdienen. Wil hij echterteneinde aan dit bezwaar tegemoet te komen, hen slechts een gedeelte van dien cursus laten doorloopen, dan ontstaat er weder eene andere moeilijkheid. De jongens krijgen dan een brokstuk van den cursuste veel van sommige vakken, welke, hoe nuttig ook op zichzelf, echter met het oog op den koiteren leertijd beter achterwege konden gelaten wordente weinig van andere, welke onontbeerlijk zijn of van welke eene onvolledige kennis voor de algemeene ontwik keling eer na- dan voordeelig te achten is. Zoo zal een jongen, die aan de H, B. S. te Middelburg de drie eerste jaren wenscht mede te maken, slechts gedurende twee daarvan onderwijs ontvangen in het Engelsch, terwijl hij aan het Fransch, waarvan hij op de voor bereidende school reeds de beginselen geleerd heeft, twee jaren lang 4 uren, het derde jaar 3 uren per week moet blijven besteden, de Nederl, taal éen jaar 4, het tweede 3, het derde 2 uren in de week van hem zal vragen, en aan het Duitsch 2 jaren 4, een jaar 2 uren 's weeks gewijd zullen worden. Aan plant- en dierkunde zal hij drie jaren, aan natuurkunde zal hij slechts éen jaar besteden, waarin hij 't niet verder zal brengen dan tot de leer van 't geluid en een gedeelte der warmteleer. Van staatsinrichting en staathuishoudkunde zal hij, gedurende het laatste jaar, het een en ander vernemen, waarvan hem, buiten verband tot het geheel, in zijn volgend leven waarschijnlijk niet veel zal bijblijven. De hoogere burgerschool levert dus niet wat de „kleine burger" verlangt en zelfs indien zij het leverde, gaan hare kosten zijne krach ten te boven. Is het dan onmogelijk om aan deze behoefte té voldoen en deze leemte aan te vullen? Hierover spreken wij in een vol gend opstel. In een ingezonden stuk in de Standaardvan den heer R. Husen te Utrecht, dat eene warme opwekking bevat tot het geven van milde bijdra gen voor de oprichting van nieuwe en de instand houding der bestaande bijzondere scholen, vindt men de volgende opmerkelijke^zinsneden: „Zoo zullen we te midden van den tegenspoed een Christelijk onderwijs organiseeren, dat Neêr- lands rijken Christenen waardig is. Zoo zal die tegenspoed ons ten zegen zijn. Welke ook de teleurstelling dezer dagen zijn moge, zeker is 't, dat door elke hulp van den staat afgewezen te zien, de Christelijke school vrij blijft. En die volkomen vrijheid is van onbereken- baren zegen. Die vrijheid zal ons, wellicht zeer spoedig, blijken het kostbaarste te zijn, dat in den langdurigen schoolstrijd kon veroverd worden, en is nu in waarheid de onze. „Niet lang getoefd dan, verzoekers om „een school met den bijbel!" met de stichting uwer bij belscbolen. Elk jaar, dat ge wacht, wordt uw strijd moeilijker, uw last zwaarder. Hebt ge scholen gebouwd, onderwijzers zijn er genoeg, die wachten op uwe roeping. Jonge mannen, die slechts uitzien naar de plaats, waai' de vaan van het Christelijk onderwijs uitgestoken wordt, om daar eenen eervollen en genotvollen Christe- lijken werkkring te verkrijgen." In den tijd toen men het volk te hoop riep met bet gejammer dat de Christelijke school „dood gedrukt" zou worden, dat de openbare school alle onderwijskrachten tot zich trekken en daardoor bet bijzonder onderwijs vernietigen zou, had men met dergelijke vreugdebetuigingen over de volkomen vrijheid enz. niet voor den dag durven komen Het doet ons echter genoegen dat de voorstan ders van het Christelijk onderwijs zoo vol moed zijn. Zooveel te vrijer is ons geweten, ten op zichte van iedere beschuldiging van „partij- tirannie". In de week van 15—21 dezer zijn met de stoom schepen der maatschappij Zeeland te Vlissingen aangekomen 677 en van daar vertrokken 659 passagiers. Ingevolge art. 80 der gemeentewet moet op Dinsdag den 3en Sept. a. door de gemeenteraden voorzien worden in de vacature, ontstaande door de aftreding van de helft der wethouders. Hier ter stede is aan de beurt van aftreding mr. A. J. van Eekelen, die dadelijk weder verkiesbaar is. Blijkens achterstaande advertentie en het ons toegezonden aankondigingsbiljet zal op Zaterdag den 31en dezer, den dag waarop zeker duizenden uit alle oorden de3 lands naar 's Hage zullen stroomen om getuige te zijn van den intocht van Z. K. H. prins Hendrik en zijne gemalin, een pleiziertrein loopen van Ylissingen naar Rotterdam. Van Rotterdam zullen, behalve de gewone, tal van extra-treinen naar de residentie loopen. De trein zal bestaan uit rijtuigen der derde klasse. De prijs is voor been en terugvan Vlissingen f 1.35, Middelburg f 1.30, 's Heer Arendskerke en de overige stations tot en met Wouw f 1.20. Het vertrek is bepaald als volgtVlissingen (stad) Zaterdags morgens te 4.45Middelburg 5 uren Arnemuiden 5.9 's Heer Arendskerke 5.28 Goes 5.43Biezelinge 5.55Vlake 6.5Kruinin- gen 6.12 Krabbendijke 6.26 Rilland 6.35Woens- dreckt 6.53Bergen op Zoom 7.9Wouw 7.22 aankomst te Rotterdam (Delftsehe Poort) 9.40. Op de terugreis vertrekt men Zondags avonds te 7.40 van Rotterdam (Delftsehe Poort) en is te 12.10 te Vlissingen (stad) terug. Kaarten zijn aan de stations te verkrijgen tot Vrijdag 30 dezer te 12 uren 's middags. Is echter vóór dien tijd het aantal beschikbare plaatsen genomen, dan wordt de verkoop vroeger gesloten. Behalve het stadhuis te Vlissingen, zal morgen avond, bij gelegenheid van het huwelijk van Z. K. H. prins Hendrik, ook een der stoomschepen van de maatschappij Zeelandliggende in de haven aldaar, geïllumineerd wordenterwijl op de naar Enge land bestemde mailboot blikvuren afgestoken zullen worden. De particuliere correspondent van het Vaderland te Berlijn seinde gisteren het navolgende: „De ontvangst van den koning der Nederlan den was schitterendhet weer was schoon. De koning heeft alhier een buitengewoon gunstigen indruk gemaakthij omhelsde prins Hendrik zeer hartelijk. De kroonprins bevond zich te Wild park. De koning was in huzaren-uniform en droeg slechts een enkel ridderkruis. „Prins Hendrik was versierd met de orde van den Zwarten Adelaar. De ontvangst droeg een militair karakterer waren 400 officieren van zeven regimenten op het station aanwezigzij behoorden tot de uhlanen, kurassier» en huzaren.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1