N°. 197.
22 Augustus.
121e Jaararam
Bit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte,
Hoofdagenten voor liet Buitenland: de Compagnie géflérale de publicité étrangère G. L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 21 Augustus.
FEUILLETOISr.
Wm IwfiU!
de Schrijfster van „Jennie" enz.
geslepenheid.
COLUMN
L!:n
Nu de volksberoering tegen de schoolwet afge-
loopen is en wij, gelukkig, op het punt staan van
haar afscheid te nemen, is het niet onbelangrijk
na te gaan hoe sommige organen der openbare
meening zich uitlaten. Yan de uitingen der liberale
bladen behoeven wij niet in 't bijzonder melding
te makende afloop is geweest zooals zij verwacht
hadden en naar constitutioneel recht niet anders
konden verwachten; hun toon is thans die eener
partij welke door de overwinning, welke zij be
haalt, zich in de overtuiging van haar goed recht
versterkt ziet, maar door die overtuiging zelve
zich tot matiging en verzoeningsgezindheid tegen
over hare bestrijders gedrongen voelt. Van meer
belang is voor ons de houding van Tijd, Stand
aard en consorten, van welke de beweging tegen
de wet voor een goed deel is uitgegaan.
Het katholieke hoofdorgaan verklaart zich noch
verbaasd, noch teleurgesteld. „Wel hebben wij,
schrijft het, er nooit aan getwijfeld, dat de
stemmen van duizenden èn duizenden onderdanen
uit alle oorden des lands een diepen indruk op
het gemoed des konings maken zouden en het
verlangen om hen te bevredigen groot bij hem
zou zijn. Maar wij wisten ook, dat de koning
dit niet vermocht, zonder eene politieke crisis in
het leven te roepenwaarvan de uitslag onzeker
was en die het gansche land in beroering zou
gebracht hebben, juist nu een vreugdefeest in de
vorstelijke familie op handen is. De omstandig
heden waren dus voor een beter gevolg der adressen
Zeer ongunstig. Overigens onthouden wij ons,
gelijk plicht en eerbied het ons voorschrijven,
van eene beoordeeling der koninklijke daad. Wij
stellen ons onvoorwaardelijk op het constitutio-
neele standpunt en gedenken dus den regel, aan
het Engelsche staatsrecht ontleend, the King can
do no wrong. Maar die strekt zich niet uit tot
's konings raadslieden. Deze kunnen wel kwaad
doen en hebben dit ook nu weder bewezen. Uit
de bekrachtiging der wet blijkt, van welken aard
de raad geweest is, dien zij den koning gegeven
hebben, toen Z. M. de adressen in hunne handen
steldeDe gevolgen blijven voor hunne reke
ning."
Zoowel de Tijd als de andere katholieke bladen
verkondigen overigens dat met de bekrachtiging
der wet een nieuw tijdperk van strijd is geopend,
„van strijd, met alle wettige middelen, tegen het
hatelijke gewrocht van het despotische liberalisme,"
„een strijd, waarvan het einde niet te voor
zien is.
n
38
door
- - V
HOOFDSTUK XXX.
„Ik was laatst bij lady Carlton, die dame die
wij gehoopt hadden van avond hier te zien, maar
die tot mijn leedwezen ongesteld is geworden. Zij
kan geen redetwist van welken aard ook verdragen.
Er werden eenige driftige woorden aan een whist
tafeltje gesproken, waar men het niet eens was
over de regels van het spel. Mijn arme man was
zeer ver in dat spel en ik heb het van hem geleerd
daarom werd ik in den arm genomen door .een
der belanghebbende dames. Mijn beslissing viel
in haar voordeel uit en dat was haar des te
aangenamer, daar zij hoog speelde en haar verlies
aanzienlijk zou geweest zijn. Daarom zond zij
mij als scheidsrechtster, eenige handschoenen ten
geschenke." Deze verklaring was zoo bevredigend
dat de verbazing der jonge meisjes geheel ver
dween. De komst van colonel Marsden met twee
dames was een welkome afleiding en verder werd
de harmonie dien avond niet gestoord. Maar
De Standaard plaatst zich op een minder zuiver
constitutioneel standpunt, dewijl zij den onschend-
baren persoon des konings in het debat trekt. „Als
vrije mannen, schrijft zij, - mogen wij, mits
eerbiediglijk, ook de daden van den souverein
beoordeelen, en daarom zeggen wij vrij uit, dat
het ons beter toegeschenen zou hebben, zoo de
koning een onpartijdige commissie hadde benoemd,
al ware het alleen om de petitionarissen van hun
dwaling te overtuigen".
Men heeft gisteren reeds kunnen zien op welke
afdoende wijze dit denkbeeld, om onze oude en
uitgeputte schoolquaestie nog eens opnieuw door
eene commissie te doen onderzoeken, in het mi
nisterieel rapport over de schoolwetsadressen
wederlegd is. Eene volkomen onpartijdige com
missie, in dien zin dat vóór en tegenstanders der
neutrale school daarin in gelijken getale zitting
hadden gehad, zou nooit tot eene slotsom hebben
kunnen komen. Had echter de eene of de andere
partij de meerderheid, dan zou de koning, van
wien de benoeming uitgegaan ware, feitelijk partij
gekozen hebben en van zijn onschendbaar stand
punt afgedaald zijn. En geen minister, van de
constitutioneele beginselen doordrongen, zou zijn
handteekening kunnen plaatsen onder een konink
lijk besluit, waardoor de verantwoordelijkheid,
welke als minister op hem rustte, op de schouders
van den koning zou zijn overgebracht.
Voor het overige troost zich de Standaard
zeer gelaten in den afloop. De voorlichting, door
de ministers aan den koning verstrekt, beschouwt
zij natuurlijk als eene partij-daad en daarom
zonder beteekenis; „het oordeel onzer over
heden over ons, zoo schrijft zij, heeft voor
ons niet de minste zedelijke waarde", omdat die
overheden partij-overheden-zijn. Onder de andere
personen in de omgeving des konings, door welke
de koning zich kon doen voorlichten, zijn er
„slechts zeer enkelen, die de grieven der petiti
onarissen gevoelen en deelen", daarom hecht
de Standaard ook aan den raad van al die anderen
hoegenaamd niets. De Standaard blijft dus on
geschokt in hare overtuiging, dat de nieuwe wet
jn den letterlijken zin een partijwet is, doch
desniettemin „vermindert hare liefde voor Oranje
niet, al handelde de koning anders dan zij verlangd
zoude hebben."
„Meer dan ooit, dit is hare slotsom, zal
ons volk kracht moeten zoeken bij den Koning
der koningen zeiven, ten einde in dien harden
strijd het geloof te behouden. Want meer dan
ooit zal dat geloof door daden zich moeten
openbaren."
Met deze slot som is het geheele doel aangewezen,
dat de aanleggers van het petitionnement zich,
van den aanvang af, hebben voorgesteld. Omtrent
voordat zij haar dochter goeden nacht zei, sprak
mevrouw Moreton zoo nadrukkelijk en dreigend
tot haar, dat de onverschillige jonge dame begreep
dat het ditmaal „meenens" was en dat zij voortaan
op hare woorden moest passen wanneer mama er
persoonlijk in betrokken was. En daar het
bepaald noodzakelijk was dat moeder en doch
ter, waar het de uiterlijke vormen betrof al
thans, eenparig handelden, bekende Sibylle zich-
zelve, hoewel met weerzin en dat het haar geraden
was de kleine zwakheden harer moeder niet aan
de kaak te stellen.
HOOFDSTUK XXXI.
dora onderricht den advocaat.
„Wordt uw man u reeds ontrouw? En dat nog
al op een Zondag? Hoe komt dat?" zei mijnheer
Walton, terwijl hij de eetkamer te Fern Lea bin
nenkwam, waai hij mevrouw Carlton en Dora
aan het dejeuner vond.
„Ja oompje," zei Pearl, opstaande om haar
ouden vriend te begroeten en hief haar gelaat op
om den gewonen kus te ontvangen, „het is een
ongezellige, vreemde Zondag en daarom ben ik
des te blijder dat gij komt. Hubert is te Hastings
bij lady Carlton."
„Zoo! en waarom zijt gij daar ook niet? Gij
moet hem niet laten gelooven dat het mogelijk
voor hem is om nu zonder u te leven, fiat is
den uitslag heeft men zich geen illusiën kunnen
vormen. De leiders zeiven der anti-revolutionaire
partij zouden, geïijk in het ministerieele rapport
At juistheid werd opgemerkt, teruggedeinsd zijn,
waaneer de koning hen geroepen had om aan
hunne denkbeelden uitvoering te geven. Dat
bedoelde men dan ook niet. Men wilde door
eene schijnbaar indrukwekkende demonstratie de
verbroken eenheid der partij herstellen, en daar
door aan de leiders de kracht schenken om in
den strijd tegen den geest van onzen tijd alle
weifelaars en achterblijvers in het anti-revolutio
naire leger mede te slepen.
Dat doel, meenen zij wellicht, is bereikt. Maar
het zou wel eens kunnen blijken dat zij zich
deerlijk vergist hebben. Want het gezond verstand
van het volk zal hen ter verantwoording roepen
over de bediiegelijke leuzen, waarmede zij het
land in beweging gezet hebben, en de teleurstelling,
opgewekt door deze beroering, welke met zooveel
rumoer is opgezet doch als een nachtkaars uit
gaat, zou wel eens ten gevolge kunnen hebben
dat het vertrouwen in hun leiding zwakker worden
zal dan het ooit geweest is.
Het navolgende antwoord op het Smeekschrift
aan den koning, geadresseerd: deheeren W. Hovy
c. s., is, naar de Standaard meldt, ontvangen:
Ministerie
van
Binnenlandsche Zaken
Afdeeling Onderwijs.
De minister van binnenlandsche zaken,
Gezien een smeekschrift en adressen, naar aan
leiding van de laatstelijk door de staten-generaal
goedgekeurde voorstellen der regeering, betreffende
de herziening der wet op het lager onderwijs,
door W. Hovy te Amsterdam en eene menigte
andere adressanten tot Zijne Majesteit den koning
gericht
Gelet op de machtiging, hem bij kabinetsschrij-
ven van 17 Augustus 1878, no 18, verleend;
Brengt, namens den koning, ter kennisse van de
adressanten dat geene termen aanwezig zijn be
vonden om op hun verzoek betrekkelijk eene
door de beide kamers der staten-generaal goed
gekeurde wetsvoordracht gunstig te beschikken.
's Gravenhage, 19 Augustus.
(tv. g.) Kappeyne.
Aan
de adressanten.
In verschillende plaatsen des lands worden
openbare feestelijkheden of andere demonstratiën
gegeven bij gelegenheid van het huwelijk van
iets wat een jonge vrouw niet mag gedoogen dat
haar man leert."
„Ik geloof niet dat een vrouw het recht heeft
zich te plaatsen tusschen haar man en zijne
plichten, waar die hem ook heen roepen," zeï
Pearl.
De knecht die juist binnen kwam belette haar
voort, te gaan; maar later kwam de liefhebbende
vrouw weer op de verdediging van haar afwezigen
echtgenoot terug, daar zij wel zag dat, de heer
Walton zijn gedrag niet goedkeurde.
Om hem te overtuigen hoe verstandig Hubert
te Hastings handelde en hoe hij er alleen op bedacht
was hare belangen bij zijn moeder voor te staan,
haalde zij zijn brief voor den dag en las er haar
ouden vriend een gedeelte uit voor.
„Hij zegt immers dat mevrouw Moreton een
oude kennis is, niet waar?" vroeg hij.
„Ja. Kent gij haar?"
„Ik geloof dat ik haar ontmoet heb. Mijnheer
Carlton spreekt ook van haar dochter, niet waar?"
„Ja. Hij zegt dat zij een bijzonder meisje is."
„H'mZoo!"
„Kent gij die dochter, oom?"
„Ja ik heb haar eens ontmoet."
„Denkt gij dat ik haar lief zal vinden?"
„Ik kan het waarlijk niet zeggen."
„Oompje gij zijt van daag u zelf niet. Gij ver
geet dat het Zondag is en behandelt mij net als
een lastigen daagscken cliënt, als gij mij zulke
onvoldoende antwoorden geeft."
„Arm kind, ik ben erg brommig ea lastig, vrees
Z. K. H. prins Hendrik. Te Middelburg bestaat,
voor zoo ver ons bekend is, tot iets dergelijks
geen plan. Wij meenen ons echter overtuigd te
mogen houden dat vele ingezetenen uit eigen
beweging door uiterlijke teekenen hun belang
stelling aan den dag zullen willen leggen voor
eene gebeurtenis, welke van zoo groot belang is
voor het levensgeluk van een vorst, aan wien,
Nederland zich misschien hartelijker dan aan
eenig ander der levende leden van het huis van
Oranje verbonden voelt. Het is daarom slechts
ter herinnering, dat wij onze lezers in overweging
geven om, door het uitsteken hunner vlaggen
op Zaterdag den 24en dezer, te doen blijken
hoeveel hartelijke genegenheid prins Hendrik zich,
door zijn onvermoeide werkzaamheid voor en
zijne belangstelling in al wat den bloei van ons
vaderland bevorderen kan, ook in Zeeland ver
worven heeft.
Ook de prinsen Frederik en Alexander zijn
thans naar het buitenland vertrokkeneerstge
noemde legt, alvorens zich naar Potsdam te be
geven, een bezoek te Teplitz bij keizer Wilhelm
af. Prins Alexander is over Brussel aanvankelijk
naar Parijs vertrokken.
H. K. H. prinses Maria van Pruisen heeft dezer
dagen in het jachtslot Glinicke een aantal leden
der Pruisische Trouwen- en meisjes-vereeniging
onder aanvoering der presidente mevr. von Ohlen
en Adlerskron ontvangen. Deze dames boden
der vorstelijke bruid een geschenk der vereeniging
aan, bestaande in een kranten- en muziek-drager
van verguld brons. De eigenlijke drager rust op
een vergulde standaard en is met een kroon
versierd; aan de êene zijde is bovendien in kun
stig borduurwerk het vereenigd wapen van Pruisen
en Nederland, aan de andere het monogram dei-
prinses aangebracht. Bij dit geschenk was een
album van purperen zijde gevoegd, waarin een
prachtig uitgevoerde en poëtische opdracht en
teekening. Prinses Friedrich Karl was bij de
plechtige audiëntie als beschermvrouw der ver
eeniging tegenwoordig. (Vad.)
Gisteren is de oostelijke vloeddeur der spui-en
keersluis in de koopmanshaven te Ylissingen gelicht
en naar de Zeehondenwerf vervoerd, om aldaar
nagezien en zoo noodig hersteld te worden.
De Staats-courant bevat het koninklijk besluit
van den 6en dezer, no. 106, tot vernietiging van
het besluit van burgemeester en wethouders van
Roermond, van 6 Februari 1878, no. 5909, waarbij
de hoofdonderwijzer der tweede openbare school
ik. Vergeef mij. Ik heb weer een aanval van
bronchitis gehad en dat maakt mij gedrukt. Help
mij mijn lichaamsgebreken en mijne stoffige city-
denkbeelden te vergeten. Waar is de kleine Dora
naar toe? Mag ze met ons gaan wandelen?
Wilt gij eens met mij rondgaan en mij laten zien
hoe uwe nieuwe varens groeien? Gij weet hoe
veel belang ik stel in alles wat gij bezit."
„Ja, oompje lief. Ik zal Dora gaan roepen en
dan zullen wij over het „buiten" wandelen, daarna
het park ingaan en langs Star and Garter terug
komen."
Zij gingen met hun drieën op weg en werden
verkwikt door een zachte lentelucht en de alom
verspreide teekenen van hernieuwd leven.
„Ik heb thuis een verrassing voor u, oompje,"
zet Pearl toen zij thuis kwamen. „Gij moogt van
daag mijn eigen kamer zien mijn atelier, mijn
heiligdom; het is nu geheel op orde en zeer ge
schikt om bezoek, te ontvangen.
„Welk een theatrale schilderijriep mijnheer
Walton uit, zoodra hij de kamer betrad en de
schilderij van Morel hem in het oog viel. Gij
kunt u ten allen tijde verbeelden in de komedie
te zijn met dat stuk voor u."
„Oompje zoo moogt gij niet spreken over het
beste werk van mijn meester. Het is natuurlijk,
waar en schoon! Er is niets theatraals in. Zoo
moet Julia er uit gezien hebben toen zij Romeo
aanzag. Mijnheer Morel heeft het verleden jaar
geschilderd. Ik zag het in Hamburg en vond
het zoo mooi, dat de goede oude heer Steinmann