N°. 190. 121e Jaargan 1878. Woensdag 14 Augustus. TtSarf J'iffdc! Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiens 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor liet Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangére G. L. Daube en Cie, te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelb urg. 13 Augustus. FETJILLmOJST, de Schrijfster van „Jennie" enz. MIDDELBURG De vraag welk figuur Nederland maakt op de wereldtentoonstelling te Parijs, is van zooveel belang en in zoo verschillenden zin, doch meeren- deels voor onze nationale eigenliefde ontmoedigend, beantwoord, dat ieder onpartijdig en wel door dacht oordeel daarover ons belangrijk moet voorkomen. Daarom ontleenen wij aan eené mededeeling, welke de heer J. EL Meijer, te Amster dam aan de Haarlemsche courant inzendt, het volgende „Aanvankelijk schijnt de lust om deel te nemen aan de tentoonstelling groot te zijn geweest; althans de ruimte, welke Nederland is toegewe zen, is, in verhouding tot de grootte van het land, zeer aanzienlijk. Later is blijkbaar de eerste drift sterk bekoeld, daar 193 toezeggingen achter wege zijn gebleven, 't Spreekt van zelf, dat dit eene merkbare ledigheid heeft veroorzaakt en dat daardoor enkele zeer bezienswaardige voorwerpen, welke meer licht verdienden dan zij thans genie ten, minder gunstig geplaatst zijn dan het geval zou geweest zijn, als men hij het plan der groe peering geweten had, dat over zooveel meer ruimte kon beschikt worden. Dit zijn bijzonder heden, welke niet ieder Nederlandsch kantoorklerk, die, op een Fransch bureau werkzaam, in zijn vrije uren als verslaggever optreedt, zoo dadelijk te weten komt. Men zij dus voorzichtig in het voor waarheid aannemen van 't geen op hoogen afkeurenden toon over onze afdeeling ter lezing wordt aangeboden. De indruk is nu reeds vrij algemeen geworden, dat onze inzending niet veel te beduiden heeft en de éen praat het den ander na. Doch op welken grond Een algemeen ver wijt, waarvoor wij ons niet kunnen verontschul digen, is „gemis van smaak hij de tentoonstellers of inzenders". Dit straalt zeer bepaaldin de geheele afdeeling door en deze heeft weder zijn oorsprong in onzen volksaard. Wij zijn eenvoudig Nederlanders en geen Franschen, Belgen of Zwit sers op 't gebied van smaak, geen Engelschen of Amerikanen op 't punt van reclame. Wij trachten een voortbrengsel goed en degelijk te vervaardigen, pogen het zooveel mogelijk aan zijn doel te doen beantwoorden en zijn dan tevreden. Maar de mooie kasten, de schitterende kleuren, de smaak volle schikking, de blufferige aankondiging, de vermelding van helooningen en onderscheidingen, zulke zaken trekken ons niet aan. Wij zijn te nederig en houden te weinig van ophef en dat doet ons bij zulke gelegenheden bij den opper- door HOOFDSTUK XXVI. IEMAND GENAAMD DELBOY. „Gij mpet zelf maar eens komen zien; en liefst heel spoedig; wilt ge?" dit zeggende reikte zij hem de hand en zag hem weer met dien bezorgden blik aan, die hem nu voor het eerst trof. Au revoirl" zei hij vriendelijk; en de anderen riepen ook allen: au revoir\Zoo scheiden zij en Claud ging alleen terug naar de warme woning in de Gansegasse. „En hoe is het u gisteren bij onzen gastvrijen vriend gegaan?" vroeg Morel, toen hij den vol genden morgen bij Delroy kwam. „Hoe het mij gegaan is, mijn vriend? Mijne denkbeelden worden volkomen omvergeworpen! Die Duitschers zijn in hun huis heel andere men- schen en heel aardige menschen ookDie kleine Lotta, met haar ronde gezichtje en blauwe oogjes, is bepaald pikant en zoo frisch als melk en bloed'. vlakkigen bezoeker kwaad. Doch bekijk onze inzending eens, afgescheiden van deze beschou wing; neem den lijvigen catalogus in zuiver en,: voor zoover het onderwerp er vatbaar voor was, vloeiend Fransch geschreven. Leg daarnaast het hoogst belangrijk rapport in dezelfde taal, door den inspecteur van 't middelbaar onderwijs dr. D. J. Steyn Parvé opgemaakt, over onze drie takken van onderwijs, dat ruim 300 bladzijden beslaat en in alle opzichten verdient gelezen en bestudeerd te worden. Ga eens bedaard na wat ons gouvernement gedaan heeft om onze inzen ding degelijk en belangwekkend te maken. Telt gij de statistieke gegevens voor niets, geeft „oorlog" en „openbare werken" ons geene inzen dingen en afbeeldingen, die de algemeene bewon dering opwekken Beteekent het niets, dat de directeur van de TH cole municipale Colbertte Parijs aan onze voornaamste gemeentebesturen schrijft, vivement frappé de la belle exposition de modèles et plans de travaux publics qui figurent dans la section Neérlandaisete zijn, en verlof vraagt om met een veertigtal zijner meest gevor derde kweekelingen in 't belang hunner studie die werken zelf in oogenschouw te komen nemen? Trekken niet onze zoo natuurlijk voorgestelde en zoo echt vaderlandsche figuren aller aandacht, zelfs op de zeker minder gunstige plaats, -welke men hun heeft gegeven Zij maken een der groote merkwaardigheden van de geheele tentoon stelling uit, en zouden dit geenszins gedaan heb ben, al waren zij levensgroot op papier afgebeeld. En de Hindelooper kamer, waarin men reeds drie tapijten versleet, is dit laatste niet een sprekend bewijs van het menigvuldig bezoek Heeft eeu vreemdeling, zonder ons land te bezoeken, ooit een beter denkbeeld kunnen krijgen van de eigen aardige volksdrachten, van de verschillende typen onzer kustbewoners en de vermaken onzer lande lijke jeugd? De heeren Stortenbeker en ten Kate hebben zich door de schikking en het uitdenken der frissche en vrije vormen, de heer Lacomblé door 't onnavolgbaar natuurlijk nabootsen van hoofden en handen, de heer en mevrouw Rinia van Nauta te Amsterdam voor 't afstaan der kostbare ouderwetsche meubelen hoogst verdien stelijk voor den goeden naam van ons vaderland gemaakt. Waarom toch altijd het goede voorbij gezien en 't minder goed geslaagde op den voor grond gesteld? De kunst blijft immer moeilijk en de beoordeeling wordt voortdurend gemakke lijker De commissie beeft voorzeker geen gemakkelijke taak gehad en nog altijd heeft zij een moeilijken en ingespannen arbeid. Meen niet, dat het een renteniersleven is, dat de. leden daar van leiden op hun warm bovenkamertje't staat er niet stil van vragers en bezoekers en heide En hoe naïf is zijAch Godhet is allerliefst. En zij aanbidt u, mijn jeugdige Adonis, en laat het zoo duidelijk merken als de zon schijnt. En als het niet een bewijs Van ondank was voor uw vriendelijke recommandatie, zou ik haar zelf wel het hof willen maken. Zij mag mij reeds goed lijden; zij voelt zich gevleid door mijne attenties en zooals gij weet ben ik zeer spoedig tot be minnen geneigd." „Ongetwijfeld, Delroy, en geloof mij, ik verlang volstrekt niet u in de wielen te rijden," zei Morel lachend en vervolgde op ernstiger toon. „Gij vergist u werkelijk als gij u verbeeldt dat ik eenige aanspraak op de genegenheid dier jonge dame maak. Er bestaat tusschen ons niets dan de entente cordialedie tusschen meester en leerling moet bestaan; want ik heb juffrouw Steinmann verleden jaar bij haar teekenen geholpen. Als gij deze zaak ernstig opvat en het meisje waarlijk liefhebt, raad ik u aan u bescheiden te gedragen en bij tijds de toestemming van haar vader te vragen. Zij zal een mooien bruidschat krijgen en dat zal wel geen beletsel voor u zijn. Gij zijt thans uw eerste jeugd voorbij en het zou geen kwaad denkbeeld zijn 'u nu in het huwelijk te hegeven. Het meisje is allerliefst en ik weet dat zij van artisten houdt." r,Ja>,pardieu/ Daar kwam gisteren avond iemand binnen, die er geheel ami de la maison scheen te zijn, een zekere Bahn, een beeldhouwer; maar toen stak het dametje haar neusje toch in de hoogte; zij verkoos blijkbaar mijne Fransche soorten vinden er een beleefde ontvangst, en buiten de gesloten uren is men zeker, niet te ver geefs aan te kloppen. Ik vermeld met opzet deze omstandigheid, omdat ik in andere afdeelin- gen meer dan eens het tegendeel ondervonden heb. Dat wij geene japonnen konden ten toon stellen, welke, zooals ik bij de Franschen in eene vitrine vermeld zag, 35 maal verkocht waren, zal niemand verwonderen, maar aangenaam is het toch zeker, dat van de 4 Deventer tapijten 3 een gereeden kooper hebben gevonden, terwijl men over den verkoop van het laatste onderhandelde. Ons Fransch moge niet overal vlekkeloos wezen; 't is zeker beter dan het Nederlandsch, waarmede de heer A. Crémieux Fils (97 Rue Richelieu) défie toutè concurrence en waar hij zegt: „de eenigste kleermaker in Par ij 3 te zijn, die kan geven voor 35 francs een gans kleed in Laeken, groote nieuwsgierigheid (haute nouveauté) na mating in 48 uurenadrèsnaar (prés) de Passage des Princes". Ziewanneer de verslaggevers ons vooruit gewaarschuwd hadden, dat zij geen ver- slag, maar eenvoudig eenige aardigheden naar aanleiding van de tentoonstelling zouden geven, men had zich minstens aan hunne scheeve voor stellingen niet geërgerdmaar de verslaggever bljjve natuurlijk en onpartijdig en verbloeme liever de fouten zijner landgenooten dan ze bloot te leggen en aan te wijzen, 't Is vroeg genoeg als men ze zelf vindt, en ik geloof, dat de lijst dér bekroningen 't beste antwoord zal wezen aan zoovelen van de meest bedilzieke beoordee laars, die voor Nederland niets dan een afkeu rend vonnis en voor de Nederlandsche commissie eenvoudig een brevet van ongeschiktheid veil hadden Het driemastschip Burgemeester Schorer, gezag voerder J. A. Bax, dat binnen weinige dagen zijne eerste reis naar Batavia gaat aanvaarden, is heden en morgen voor de aandeelhouders en sommige genoodigden ter bezichtiging gesteld. Ondanks het regenachtige weder was daarvan door eenigen gebruik gemaakt. Het fraaie schip naar al de eischen der hedendaagsche scheeps bouw-wetenschap gebouwd en ingericht, eu geheel alhier uitgerust, is dan ook een bezoek overwaard van ieder, die in de scheepvaart, die aloude en ruime bron van welvaart voor ons land, belang stelt, Bijzonder trof ons de frissche en ruime inrichting van het logies, zoo voor de beman ning als voor de scheeps-officieren en de passa giers, dat, geheel op het bovendek getimmerd, de gansche ruimte benedendeks voor lading vrij laat. Het schip laadt dan ook voordeelig, terwijl, naarmate het dieper in den waterspiegel zinkt, complimentjes hoven de laffe gezegden van dien Duitscher." „Bahn is een beste kerel, en een goed vriend van mij," zei Morel. „Zoo?" zei de ander, dat had ik niet gedacht. Zijn gelaat betrok als een onweerswolk toen Lotta al blozende zei: gij zult wel blij zijn te hooren dat onze goede vriend, mijnheer Morel, weer terug is." Zij spraken den heelen avond Fransch, zoodat mij geen woord ontging." „Ach zoo, werd die arme Bahn boos? Ik weet hoe zwart hij kan kijken. Is het mogelijk dat hij jaloersch op mij is? Ja wij zien onszelven zeker niet zooals anderen ons zien." „Ik verlang zeer u hier in mijn nabijheid geïn stalleerd te zien, zei Delroy, na een poosje „voor mij is het altijd een genot uw Ardoniskop te zien, al zijn Bahn en anderen er jaloersch op. Maar zeg hebt ge het druk van daag?" „Neen mijn vrienden gij schijnt ook niet veel te doen te hebben" zei Morel schertsend, met een blik op den Franschman, die lang uit op de canapé lag te rooken. Af en toe nam hij een slokje uit een petit verre d'absynthe dat naast hem stond en de geur van die walgelijke likeur vermengde zich met de bedorven lucht der sigaren van gisteren en den verschen tabaksrook van heden. „Neen, ik heb nu niet veel te doenantwoordde hij geeuwend; „maar nu gij gekomen zijt zal ik beginnen. Ik ga straks naar Steinmann om een schets te maken van de Uhlenhorst, die me» uit de sierlijke, vlugge lijnen van den romp meer tot haar recht komen. Ongetwijfeld zal ieder zich met ons vereenigen in den wensch dat dit fraaie Schip, dat voor het eerst sedert vele jaren, op eene Middelburgsche werf gebouwd en te Middelburg uitgerust, deu oceaan beploegen gaat, op zijne reizen voorspoed ondervinden en, den gezagvoerder tot eer, de firma F. H. van Leeuwen en Co. en de aandeel houders tot voordeel strekken moge. Door den burgemeester van Ovezande, jhr. M. J. de Marees van Swinderen, is, tegen 1 No vember aanstaande, ontslag uit die betrekking aangevraagd. Voor het geval de hoot van Queenborough zoo laat aankomt, dat de reizigers niet met den trein, die om 8.35 uit Ylissingen vertrekt, verder kunnen doorreizen, zal er voortaan een extratrein loopen. Deze trein vertrekt uit Ylissingen 11.50, aankomst Veulo 4.4 en correspondeert op den trein, die om 2.11 uit Breda vertrekt en om 3.15 te Rot terdam (Beurs) aankomt. (Bott. Nbl.) Naar aanleiding van het geopperde denkbeeld tot het houden van een ringrijderij te Goes is door eenige personen het initiatief genomen, om het bestuur van de Vereeniging voor Volksver maken uit de noodjgen gelegenheid te geven tot het op denzelfden dag houden van een harddra verij met paard en tilbury of chais. Mochten er in Goes eu omstreken zijn, die ter verwezenlijking van dit plan willen mede werken, dan verzoeken de ontwerpera hun zich ten spoedigste aan te melden bij de boekhande- Illoour ES7 oindft dan een bepaald plan aan genoemd bestuur over te leggen. (N. Ct.) Een verdienstelijk ambtenaar der gemeente Rotterdam, de directeur der gemeentewerken C. B. van der Tak, is op het onverwachtst overleden. Bij zijne begrafenis werd aan zijne verdiensten, door zijne chefs en vakgenooten, warme hulde gebracht. De burgemeester van Rotterdam, de heer Joost van Vollenhoven, ging allen daarbij voor. „Wij staan hier" zoo ongeveer sprak hij „ron dom de groeve van een man, merkwaardig wat zijne vorming aangaat, verdienstelijk wat de waarneming zijner betrekking betreft en beminnelijk in den omgang." In enkele woorden schetste hij daarop de drie bovengenoemde eigenschappen van den overledene. Merkwaardig wat zijne vorming aangaat: „Uit ouders geboren, wier financiëele middelen het niet toelieten den knaap huiten hun hun torenkamertje zien kan en ik heb beloofd dat ik u mee zou brengen; dat wilt ge immers wel?" „Onmogelijk. Ik verlang er niet heen te gaan. „Als gij niet wilt is het natuurlijk moeielijk, maar niets is onmogelijk. Ik zie duidelijk dat gij om de een of andere reden die ik niet begrijp, niet wenscbt daar aan huis te komen. Ongetwijfeld zou ik gemakkelijk achter het hoe en waarom kunnen komen door een paar slimme vragen aan die dikke, onergdenkende Lotta te doen. Zal ik er haar naar vragen Wat schudt gij melancholiek met het hoofd. Dat begint mij te intrigeeren. Wat mag dit alles beteekenen? Lotta maakt blijkbaar geen indruk op u; verder is er nog de oude moeder en dan Delroy zweeg, blies een rookwolk uit en vervolgde: „ik ben er, het is natuurlijk die Engelsche dame, de gouvernante „Is er nu een Engelsche dame?" vroeg Morel en werd vuurrood. „Ma foil wel zeker," lachte de ander en sprong van de canapé. „Neen, maar het is niet mogelijk dat die miss uw rust verstoort" „Houd mij niet voor den gek," zei Morel boos; „zeg wat gij bedoelt. Wilt gij mij te kennen geven „Dat die dame volstrekt niet aantrekkelijk is? voor mij stellig niet. Maar chacun son gout." Mogelijk houdt gij van dik, knap en bejaard?" „Van wie praat ge toch? Spreek nu eens niet in raadsels, Delroy," riep Morel, niet langer in staat zijn ontroering te bedwingen. Delroy die weet op de canapé neergevallen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1