is0. i»y. iai® Jaargang. 1878 Dinsdag 13 Augustus. ure Jfiefde I Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/in. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien; 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère G. L. Daübe en Cie, te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. Middelburg, 12 Augustus. ï)e Standaard deelt in opvolgende nommers mede de „Memorie ter adstructie van het smeek schrift aan Z. M. den koning." Zij is thans bezig aan 3 van dat uitvoerige stuk, strekkende ten betooge dat: „Inwilliging van de bede der adres santen mogelijk is." ZFEUTHiUBTOISr- de Schrijfster van „Jennie" enL 1 fff*" Hiertoe wordt o. a. medegedeeld de schoolwet geving in verschillende landen, waarvan de be volking als „overwegend Protestantsch" geken schetst wordt. Aan de opgaven omtrent het koninkrijk Pruisen, opgenomen in de Standaard van heden, ontleenen wij het volgende: „Door de bepalingen van het Pruisische Land recht, door de bekende ministerieele Eegulativen, en evenzoo naar de ontwerpen van 1863 en 1868, was de bedienaar van den godsdienst met de inspectie van geheel het onderwijs belast. Ex officio, als zoodanig, was de dorpsgeestelijke tevens curator der dorpsschool. Eerst ten gevolge van den jongsten strijd met het épiscopaat, is in dezen toestand door de wet van 11 Maart 1872 verandering gebracht. Thans is het toezicht over de volksschool door den staat aan zich getrokkèn. Wel worden ook nu nog in grooten getale predi kanten met het schooltoezicht belast, maar ze voeren dit toezicht niet meer gelijk vroeger, krachtens hun ambt, maar als mandatarissen van den staat, overeenkomstig door den staat gegeven verordeningen, en slechts voor zoolang als de staat hun gezag bestendigt. „Niettemin geldt nog steeds voor de Pruisische volksschool de Regulative van 3 October 1854, waaraan we, ter kenschetsing Yan het doel, dat deze school beoogt, meê ons vaderland ter leering, het volgende woordelijk ontleenen: „„Het denkbeeld, om de jeugd op de volksschool een algemeen menschelijke vorming te geven, door de formeele ontwikkeling van het denkver mogen, is op de proef onuitvoerbaar of zelfs schadelijk gebleken. „Het volksleven heeft behoefte aan een krachtige ontwikkeling, maar zóo, dat voort worde gebouwd op het fundament van het verleden, in aanslui ting aan de historische gegevens op de basis van het Christendom. „„De volksschool, waarin het grootste deel der natie hare opleiding ontvangt, mag deswege niet naar eenig systeem of een dusgenaamden eisch der wetenschap worden ingericht, maar moet dienstbaar gemaakt aan de eischen van het wer- 31 dook HOOFDSTUK XXVI. iemand genaamd deikoy. Ahmon bien cher Morel!" riep Delroy „maar gij ziet me hier zeer miserabel. Ach mijn beste vriend! op mijn woord van eer, het is positief waarIk bevind mij hier in dit verschrikkelijke land en ben niet in staat een woord van die barbaarsche taal uit te brengen. Wat is het hier vervelend! Waarlijk het zou „Mijn beste vriend," zei Morel en viel hem in het Fransch in de rede „geef u toch geen moeite Engelsch met mij te praten. Ik heb uw taal nog niet vergeten, ik kom pas uit Parijs." „Zoo, komt gij uit Parijs! gij die er misschien niet toe genoodzaakt zijt, verlaat vrijwillig ons mooie Frankrijk, met die elegante vrouwen en die mannen met zooveel esprit, om in dit land te komen, waar de mensehen veel op hippopota mussen gelijken." „Zeer waar, maar ik ben hier omdat ik van de stad en eenige menichen die er in wonen houd. kelijke leven, gelijk dit zich in kerk, huisgezin, bedrijf of ambt, gemeente en staat openbaart." „Voorts zegt de Regulative (die van gelijke kracht is als bij ons de schoolwet) over het onderwijs in den godsdienst dit: „„Doorhet afleggen der belijdenis moet het kind, dat door dén heiligen doop in de kerk van Chris tus is ingelijfd, als zelfstandig lid in de gemeente optreden. De volksschool ontvangt derhalve kinderen, die recht hebben op al de genademid delen, die van God verordend zijn, opdat ze deze met bewustheid in zich zouden opnemen en voor den strijd van het practische leven worden voor bereid. De onderwijzer moet daarom die hoogere wijding bezitten, die hem recht geeft, het woord van Christus op de lippen te nemen. „Laat de kinderkens tot mij komen, want derzulken is het koninkrijk Gods „„Christus is het einde der wet; wie in hem gelooft, wordt gerechtvaardigd, en de wet moet een tuchtmeester tot Christus zijn. „„Hiervan uitgaande, moet de onderwijzer de Bijbelsché geschiedenis beschouwen als het terrein, waarop de volksschool zich te bewegen heeft, om haar taak te kunnen vervullen. „Zes volle uren moeten wekelijks aan het godsdienstonderwijs besteed worden. In den regel de eerste ure van eiken dag. Dit uur wordt begonnen met gebed, begeleid met gezang, en moet in elk opzicht een stichtelijk karakter dragen. „„Vooral heeft de onderwijzer toe te zien, dat hij zelf het leven van boete en genade uit zijn eigen hart niet vervreemde, om met en voor zijn kinderen in waarheid te kunnen bidden. Hierin toch ligt de kracht en het wezen der Christelijke volksschooldat ze, gegrond op Gods woord en zjch onder de tucht van dit woord plaatsend, nuttig zij tot leering, tot bestraffing, tot verma ning, tot oefening in de gerechtigheid, opdat de mensch geheel Godes zij en tot alle goed werk bereid." „Let wel. Dit schrijft niet een kerkeraad voor. Dit is geen voorschrift van een vereeniging van Christelijk-nationaal onderwijs. Deze bepalingen zijn woordelijk ontleend aan de Regulative, den 3 October 1854 uitgevaardigd door den minister von Raumer, onder den titel: Grundzüge be treffend Einrichtung und Unterricht der Evange- lischen einlclassigen Elementarschule. „En wel zijn, gelijk aan uwe majesteit bekend is, in de laatste jaren pogingen aangewend, om een meer neutraal stelsel voor Pruisen in te voeren, maar ondanks de ongeloofelijke inspanning, die de openbare vijanden van het Christelijk geloof in kerk en staat zich daarvoor getroost hebben, dusver zelfs zonder kans op slagen." Ik heb behoefte aan rust en die vind ik hier werkelijk tenminste naar mijn idee; maar onze meeningen zullen nog wel even verschillend zijn als vroeger in Parijs." „Ach, maar wat was dat een heerlijke tijd! Dat was levenDat was waar genotDat is nu helaas alles voorbij. Wij zijn tot mijn diep leedwezen, niet meer zoo jong als toenen wij hebben geleefdveel geleefd sedert, niet waar, mijn waarde „Er valt zeker niet over te redetwisten dat wij beiden ouder en ik wil hopen ook wijzer geworden zijn dan voor tien jaar," zei Morel. „Gij met uw gelaat en kleur van vijf en twintig jaar, draagt sporen van zorgen als iemand van vijftig. Gij zijt treurig; mijn God! waarom, zeg, wat is u overkomen? Maar ik kan het u wel zeggen: het is dit afschuwelijke klimaat, Morel en het gezicht van die leelijke vrouwen. Zij heb ben een blanke gelaatskleur en mooie oogen maar verder? Niet de minste gracie in haar houding. Zij zijn zoo zwaar, zoo plomp. Kunt gij er mij éen noemen met de helft van den smaak, de geestigheid welke de meest alledaagsehe Parisienne in een kiosk op den boulevard bezit Dat is genoeg om den vroolijksten man als hij oogen in zijn hoofd, heeft zwaarmoedig te ma ken." „Maar wat voert u dan toch in een stad die gij zoo verfoeit vroeg Morel, over de heftigheid van den ander lachend. Zij liepen nu naast elkaar voort en keken ter- Deze mededeeling omtrent de Pruisische school wetgeving is zeer leerzaam. Men zal toestemmen dat moeilijk een stelsel te bedenken is, waarbij het inprenten, het inpompen zou men kunnen zeggen, van den godsdienst meey tot de taak van den onderwijzermeer tot den plicht en de roeping van het staatsgezag gemaakt wordt. Het is zeker geoorloofd, naar de vruchten welke hij afwerpt, de waarde van dezen boom te be- oordeelen. Welnu, in datzelfde Pruisen heeft de zedelijke „verwildering" (het woord wordt in ofiGcieele staatsstukken herhaaldelijk en voortdurend ge bruikt) eene zoo schromelijke hoogte bereikt, dat overheid en bevolking als radeloos zijn in het zoeken naar middelen om haar te beteugelen. Nergens hebben de socialistische en communis tische beginselen vaster wortel geschoten, nergens heerschen zij meer onbeperkt dan onder den Pruisischen arbeidersstand. De Pruisische hand werksman, dank zij den met ijzeren handgehand- haafden leerplicht en de goede inrichting der scholen, is misschien de best onderwezene geworden van alle Europeesche werklieden. Maar tevens is hij, ondanks (of ten gevolge van?) het hem stelselmatig toegediende godsdienstonderwijs, misschien het meest van alle Europeesche werk lieden vervreemd geworden van de beginselen van eerbied voor de overheid, den eigendom, de be staande maatschappelijke orde, den godsdienst. Uit de rijen der Duitsche schoolkinderen zijn in minder dan twintig jaren voortgekomen de mi nister- of koningsmoordenaars Blind, Becker, en Nobiling uit den wetenschappelijken stand, Kullmann en Hödel uit de arbeidersklasse. Is er krachtiger les noodig, om ons te leeren dat de godsdienst op school niet het specifieke middel is om een volk tot maatschappelijke en staatkundige deugden op te leiden? En, - om ook het tegenbewijs te leveren, ten. onzent, waar de formeele godsdienst sedert meer dan éen geslacht van de groote meerderheid der volksscholen gebannen is, vinden de communis tische leeringen geen aanhangis de zedelijke „verwildering" met die in Duitschland niet te vergelijken, is staatkundige moord een onbekend verschijnsel, en is de eerbied voor en de werkelijke invloed van den godsdienst onder de arbeidende klasse grooter en krachtiger dan in Duitschland. De adressen, in zake het schoolwetsontwerp den koning aangeboden, volgen den gewonen constitutioneelen" weg. Ze zijn, namens Z. M. aan den ministerraad gezonden, ter inwinning van het advies en de voorlichting der ministers. loops naar de dames, die haar namiddag prome nade aan de Alster deden. „Wat mij hierheen voert? Een gril van mijn ouden patroon" zei Delroy. „Gij herinnert u hem misschien sir Hardbank Hardly, een ouden Engelsehman, een zonderling en excentriek man voijez voust O die grillen van die rijke heeren zijn iets ongeloofelijks. Deze kwam verleden jaar hier, ontmoet een Hamburgsche dame figures vous die hem bevalt, en nu wil hij haar en zichzelven pleizier doen met herinneringen aan hun verlovingstijd - zij is twintig en hij zestig - daarom laat hij zijn eetkamer versieren met schet sen van al deze plaatsen met onmogelijke namen." Hier haalde hij een geschreven lijst uit zijn zak en deed allerlei vergeefsche pogingen om „Uhlen- horst," „Blankenese" „Stintsang" enz. uit te spreken. „Als ik geweigerd had die dingen voor sir Hardly te schilderen zou een ander de bestel ling gekregen hebben, die misschien minder be hoefte had aan een paar duizend franken dan ik. Daarom ziet gij mij hier en hij betaalt goed die origineel. Nu ik u gevonden heb ben ik als een geredde drenkeling en ik smeek u, Morel, heb medelijden met mij. Laat mij ter wille van onze oude vriendschap, uw woning deelen, of liever, kom in mijn hotel. Het is er niet kwaad en de prijzen zijn matig. Ik spreek geen woord van die akelige taal. Zeg komt gij, ter wille van den goeden ouden tijd." Morel herinnerde zich niets van die verbazende vriendschap en broederlijke liefde waar Delroy Gisteren is door den ambtenaar van den bur gerlijken stand te 's Gravenhage de eerste af kon diging geschied van het aanstaand huwelijk tus- schen Z. K. H. prins Willem Frederik Hendrik der Nederlanden, weduwnaar van H. H. prinses Amalia Maria da Gloria Augusta van Saksen Weimar Eisenach, hertogin van Saksen, en H. K. H. prinses Maria Elisabeth Louisa Frederika van Pruisen. Z. M. de koning zal den 22en dezer, des nachts te 3 uren, met een specialen trein van het Loo naar de grenzen vertrekken, en aldaar overgaan in een salonwagondoor Z. M. den keizer van Duitschland gezonden. Na de voltrekking des huwelijks van prins Hendrik met prinses Maria van Pruisen, zal Z. M., in gezelschap van den groothertog en de groothertogin van Saksen Weimar Eisenach, naar het Loo terugkeeren, om den 27en dezer het jonggehuwde paar te ontvangen, dat des avonds te 9 uren aldaar zal aankomen. Vanwege Z. M. worden vele aanstalten gemaakt, om die ontvangst luisterrijk te doen zijn. Volgens het Journal des Débats zal Z. M. de koning der Nederlanden in de eerste dagen van September Parijs bezoeken en de uitreiking der bekroningen op het Champ de Mars bijwonen. Naar men verneemt, heeft de heer M. M. von Hoff, opzichter over de kustverlichting te Westka- pelle, tegen 1 October a. s. zijn ontslag als zoo danig aangevraagd. In de heden gehouden buitengewone zitting der arrondissements-rechtbank alhier, is mr. W. Polman Kruseman, benoemd tot plaatsvervangend kantonrechter, als zoodanig beëedigd. Aan een inzender in het Weekblad voor Zeeuuisch- Vlaander en'1s westelijk deel is het gebleken, dat er met de nieuwe ijzeren gewichten een grof be-i drog gepleegd kan worden; daarom acht hij het niet ondienstig het publiek in het algemeen, doch de landbouwers in 't bijzonder te waarschuwen.' dat zij bij 't verkoopen van aardappelen, graan, wol of iets dergelijks per kilogram, er vooral op letten of de holten in de nieuwe gewichten aan wezig, niet opgevuld zijn met klei, lood, stopverf of eenig ander wichthoudend bestanddeel. Het gemeentebestuur van St. Kruis heeft tot gemeentegeneesheer, belast met de armen-practijk enz,, in plaats van den heer Geertsen, die zijn ontslag verzocht had, benoemd dr. J. Geersens, geneesheer te St. Laureins in België. zoo roerend van sprak; maar hij voelde dat die verlaten vreemdeling bij den professor als een voorwerp van medelijden zou kunnen gelden en dat hij met zulk een loffelijke bedoeling uit de Gansegasse kon verhuizen. „Ik zal er over denken," zei hij ,en het n morgen laten weten; waar logeert gij?" „In het hotel St Petersburg. Daar is het vrij goed en niet te duur. Mijn eenige gelegenheid tot spreken is met een Zwitserschen kellner Op dit oogenblik bleef Morel plotseling staan, nam zijn hoed af en scheen aangenaam verrast. De jonge dame, die met een diepe buiging van haar hoofd den groet beantwoordde, bloosde hevig, zöo hevig dat haar geheele gelaat donkerrood werd en hare blauwe oogen zich met tranen vulden. Het was Lotta Steinmann en Lina, die met haar ging, bleef lachend en opgetogen naast haar staan en staarde Morel strak aan. „Dit is inderdaad een aangename ontmoeting,'' zei deze en vatte de beide meisjes bij de hand, waarop Lina hem haar mond toestak voor eem kus. Lotta zweeg; maar Lina riep: „Waar zijt gij al dien tijd geweest? en waarom zijt ge onzen Kerstboom niet komen zien?" Lotta had zich nu hersteld en zei: „Het ic inderdaad lang geleden sedert wij het genoegen gehad hebben u.te zien, mijnheer Morel. Wanneet zijt gij in Hamburg teruggekeerd?" Zij sprak met iets bevends in haar stem en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1