N». 187.
121e Jaargang.
1878.
Zaterdag
10 Augustus.
lülare Jitffdc!
v.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/rn. franco 3,50,
Afzonderlijke nonrmers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangère (i, L. Dadbe en Gie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 9 Augustus.
de Schrijfster van „Jennie" enz.
'y t
Men schrijft ons uit Vlissingen
„Van het naar zee bestemde, voor Vlissingen
ten anker liggende Amerikaansche driemastschip
Austriawerden gisteren zeven matrozen aan wal
in arrest gebracht, welke, hoewel te Antwerpen
formeel aangemonsterd en hun geldelijk voorschot
ontvangen hebbende, niet verkiezen naar zee te
gaan, omdat de stuurman van het schip onbe
hoorlijke woorden tegen hen gebezigd had, waartoe
zij trouwens aanleiding gegeven hadden.
„Drie dezer matrozen hadden de vorige week
van een Amerikaansche barkonder dezelfde
omstandigheden verkéerende, onwillig om mede
naar zee te gaan onder voorwendsel dat de
groote mast gekraakt was, het schip verlaten;
van teruggave van het monstergeld is, zooals
zich laat begrijpen, geen sprake. Behalve deze
schade voor de reederij, is er nog eene veel grootere
het gevolg van, namelijk het oponthoud door
deze willekeurige handeling veroorzaakt, dat te
belangrijker wordt omdat in den regel de matro
zen met hunne gezochte grieven niet voor den
dag komen vóórdat de wind goed en de loods
aan boord is om bet schip naar zee te brengen.
„Dat de genoemde feiten niet op zich zelve
staan is van algemeen bekendheid. Hetzelfde
gebeurt dikwijls, ook op Nederlandsche schepen;
de matroos schijnt er een tak van industrie van
te maken, en het wordt hoog tijd dat regeerin
gen der zeevarende natiën aan deze en meer
andere ingrijpende ongeregeldheden, door het ne
men van gemeenschappelijke maatregelen, trachten
een einde te maken."
Met de stoomschepen der maatschappij Zeeland
zijn in de week van 1 'tot 7 Augustus jl. te Vlis
singen aangekomen, van Queenborough 1039 en
van Vlissingen vertrokken 643 passagiers.
De zware los- en laadkraan, voor eenigen tijd
geplaatst aan de le binnenhaven te Vlissingen,
is gisteren beproefd en goed bevonden.
Met een gewicht van 50,000 kilo was de door
buiging 54 m. M.
Op eene gisteren te Schoondijke gehouden ver
gadering van ingelanden van den Prins Willem
polder is aan den heer M. J. A. van Casteelmet
1 November a. eervol ontslag verleend als ont
vanger-griffier, onder toekenning van een jaargeld,
tot wederopzeggens toe, uit de polderkas van
f 300. Vervolgens werd, nadat de borgtocht van
FEXJULiXuBTOJST.
29
door
HOOFDSTUK XXV.
FIJNE NETTEN VOOR DOMME VLIEGEN.
Voor dat de koffie gepresenteerd werd kwamen
er nog een tiental gasten, meest inwoners van
Hastings, onder anderen drie zusters, gedienstige
jonge meisjes, die muziek maakten terwijl de
anderen praatten. In het boudoir van lady Caro
lina werden twee partijtjes whist gespeeld; aan
een daarvan nam mevrouw Moreton deel.
„Alleen om u pleizier te doen, colonel," zei zij
lachend terwijl zij haar schoon gevormde hand
op zijn arm lag.
De colonel voelde zich gelukkig en vereerd en
de fortuin was hem gunstig van het oogenblik
af waarop hij de kaarten in handen nam; want
niet alleen genoot hij het voorrecht met mevrouw
Moreton, de volmaaktste partner die men wen-
schen kan, te spelen, maar toen bij opstond had
hij 3 p. st. gewonnen.
„Ik heb dit hoogst onverwachte buitenkansje
alleen aan u te danken, mevrouw," sprak de
den nieuwen titularis op f 4000 en zijne jaarwedde
op 400 bepaald was, als zoodanig met 49 van de
79 stemmen benoemd de heer J. M. de Smidt, te
Schoondijke, zijnde d^ze door het dijkbestuur het
eerst op de voordracht geplaatst.
Door Reuters office is het volgende telegram
uit Singapore verspreid
„Er is een nieuwe opstand op Atjeh ontstaan.
De Nederlanders melden, dat' zij te Alang Pria
eene sterke stelling hebben ingenomen; bun ver
lies bedraagt 56 man aan dooden en gewonden.
De Atjehneezen verloren 680 man. Groote ver
sterkingen Nederlandsche troepen, komende van
Java, trekken voorbij Singapore."
De laatst medegedeelde regeeringstelegrammen
uit Indië waren van 30 Juli en 1 Augustus en
vermeldden de krijgsverrichtingen van 22 tot 28 Juli.
Daar het bovenvermelde jföeMfer-telegram van een
„nieuwen opstand" en van het zenden van ver
sterkingen spreekt, welk een en ander hier door
de regeeringstelegrammen reeds bekend is, bestaat
er .reden om aan te nemen dat ook het door
Reuter medegedeelde omtrent plaats gehad heb
bende gevechten betrekking heeft op voorvallen,
welke hier reeds meer in bijzonderheden hekend
zijn.
De Staatscourant bevat twee staten van nala
tenschappen, afkomstig van militairen, overleden
in Oost-Indië, welke opgevraagd en ontvangen
kunnen worden aan het ministerie van koloniën.
De volgende namen van in Zeeland geborenen
komen daarop voor: M. Broeke, van Middelburg,
overleden 2 April 1875 als korporaal-tamboer,
bedrag f 3.28; B. v. Bunderen, van Koewacht,
overl. 17 Jan. 1875 als soldaat, 9.98;- K. L.
Haakman, van Vlissingen, overl. 10 Mei 1875 als
soldaat, f 3.88; J. A. de Roo, van Sluis, overl.
23 Sept. 1875 als soldaat, f 2.75 J. Verlinde, van
Zierikzee, overl. 3 Febr. 1875 als korporaal f 156.81;
P. de Meijer, van Sas van Gent, overl. 13 Sept.
1875 als hospitaal-bediende, f 18.80; "W". P. van
Aartsen, van Zierikzeeoverl. 18 Febr. 1876
als soldaat, 339.40voor de ontvangst van
laatstgenoemde som heeft men zich te wenden tot
eene der weeskamers in Ned.-Indië.
Onder de bij de eerste kamer ingekomen adres
sen tegen het ontwerp op 't lager onderwijs werd
'n de officiëele handelingen vermeld een adres
van N. Konings c. s. te Gouda.
De heer N. Konings, timmerman en rijksschat-
ter, werd beschouwd als de eerste onderteekenaar
van dat adres. Hij kwam daar evenwel tegen op
omdat hij niet op een dergelijk adres had getee-
kend en omdat hij voorstander is van het open
baar onderwijs
colonel, „en daar gij het werk eigenlijk geheel
alleen gedaan en door uw talent den vijand ver
slagen hebt, beschouw ik mijn winst geheel als
de uwewij moeten niet deelen. Gij zult mij waar
lijk genoegen doen met mijn aandeel aan te nemen."
De dame voelde zich evenwel genoopt dit
aanbod beleefd, doch met gepaste waardigheid af
te slaan.
„Ik zal trachten u toch mijn dankbaarheid te
toonen en mijn schuld aan u af te doen," zei de
oude man, wiens bewondering voor de dame ver
hoogd werd door deze weigering. Op ditzelfde
oogenblik liet zij een handschoen vallen. De
colonel bukte met eenige moeite om hem op te
rapen en stak hem met een veel beteekenenden
glimlach in zijn borstzak.
„Dit eisch ik als mijn zegeteeken. Hij zal
rusten aan mijn hart, dat nog niet verleerd heeft
voor schoonheid en geest te kloppen."
De handschoen bleef den heelen nacht in zijn
zak. Den volgenden morgen haalde de oppasser
hem er uit en legde hem op het toilet. Toen
zijn heer gekleed was bemerkte deze zijn „zwart
zegeteeken" en zei:
„King, ga eens met dien handschoen naar den
eersten winkel in de stad en haal een dozijn
paren precies zoo als die is."
„Allen zwart, mijnheer?"
„Neen; zes paar grijze, zoo als de mijne."
„Met zwart genaaid, mijnheer?"
„Ja, natuurlijk; ziet gij dan niet dat de dame
in den rouw is?"
Een onderzoek werd namens hem. ingesteld bij
het bevolkingsregister, en daaruit is hem gebleken,
dat geen andere N. Konings te Gouda bekend is.
Vervolgens heeft hij zich overtuigd, dat zijne
naamgenooten en familieleden H. Konings en N.
J. Konings evenmin hebben geteekend, en dat
ook zijne vrouw den naam niet onder het adres
heeft geplaatst.
Na dit onderzoek heeft hij tot de eerste kamer
een adres gericht, waarin hij, na mededeeling van
't bovenvermelde, verzoekt dat een onderzoek moge
worden ingesteld naar den persoon, door wien
die naam op dat adres is gesteld.
Door de spoedige beslissing der eerste kamer
omtrent het ontwerp en het daarop gevolgde
recès, is het niet onwaarschijnlijk, dat dit adres
eerst in het najaar bij de kamer zal ter tafel
komen. (N. R. Ct.
Bij resolutie van den minister van financiën, is
in de zesde klasse gerangschikt het vacante ont
vangkantoor der directe belastingen en accijnsen
te Overschie c. waarvan de vermoedelijke
belooning kan worden geraamd op f 2558, en,
na aftrek eener som van f448 voor kosten van
beheer, op ƒ2110 zuiver 'sjaars.
De Staatscourant bevat het verslag der com
missie belast geweest met het afnemen der examens
voor vroedvrouwalsmede het verslag over het
rijksmuseum van oudheden en het ethnographisch
museum, beide te Leiden.
Het Nieuws van den Dag bevat een reisverhaal
van de Willem Barents, door den luitenant ter
zee Koolemans Beijnen, te uitvoerig om door
ons overgenomen en ongeschikt om verkort te
worden. Een aan het Handelsblad gerichte brief
luidt als volgt: „De Barents heeft gelukkig en
voorspoedig de Noordelijke IJszee bevaren, en
14 dagen lang heeft de Hollandsche vlag gewap
perd in de voor iederen Nederlander zoo gedenk
waardige kustwateren van het barre Spitsbergen.
De goede gelukster, welke onze vlag zoo vaak
op alle zeeën bestraald heeft, heeft ook onzen
weg verlicht. Bijzonderheden van onzen tocht
schrijven wij aan het hoofdcomité, doch ik wil u
toch dit zeggen, dat zoowel het wetenschappe
lijke als het nautische deel van onze taak tot
dusverre zeer gelukkig is volbracht. Wij hebben
moeielijke dagen gehad, maar de bemanning bield
zich voortreffelijk. Gezond en sterkals een
pooltocht een mensch maakt, zijn wij vol veer
kracht en verlangen, de moeielijkheden, welke
ons in Nova Zembla's wateren wachten, te gaan
opzoeken.
„Wij maken een belangrijke reis en het een
„Ja mijnheer dat zie ik natuurlijk."
„Het zou mij niet verwonderen als het deze
keer ernstig gemeend was, Sally" sprak King tot
de keukenmeid. „Ik ben bij lady Carlton geweest
en daar heb ik vernomen dat die dame een weduwe
is en een mooie vrouw op den koop toe."
„Och Janantwoordde Sally, hoofdschuddend,
„die weduwen zijn zoo vreeselijk bij de hand; dat
zou een naar geval voor ons zijn."
Mevrouw Moreton beschouwde het volstrekt niet
als een naar geval toen ze in een net pakje, die
grijze en zwarte handschoenen met zes knoopen
ontving. Zij nam er het kaartje van colonel
Marsden uit en legde het op een in 't oog vallende
plaats op een porceleinen bord.
„Hij zal spoedig een visite komen maken en
dan zal het hem pleizier doen als hij het daar
ziet liggen" dacht ze.
Het is te vreezen dat de weduwe terwijl zij
zoo goed speelde (whist natuurlijk), verzuimde
voor de belangen barer dochter te waken, die
gewoonlijk geneigd was lijdelijk te blijven en de
zaken haren loop te laten. Zij had bij deze
gelegenheid den armen Gabriël tot wanhoop ge
bracht door hem eenvoudig te ignoreeren. Als
mevrouw Moreton er bij geweest was zou zij
zich natuurlijk over hem ontfermd en de wolken
van zijn voorhoofd verdreven hebben; maar
Sibylle nam niet de minste notitie van de drei
gende stem of van iets of iemand behalve Carlton,
voor wien zijtoen hij het salon betrad, plaats bad
gemaakt op een stoeltje naast haar, door haar ja.
voudige gezonde zeemansleven heeft zoo ontzaglijk
veel voor, vooral als men, zooals wij, zoo gezellig
en bevriend onder elkander is.
„Ik zeide u reeds hoe goed de bemanning vol
doet. Zij bestaat uit goede, stevige kerels, en we
hebben allen schik in onze heide Marker visscher-
lieden. Zij doen mij vaak denken aan ons zeevolk
uit de 17e eeuw. Dezelfde groote eigenschappen
bezielen ook hen.
„Ze zijn bedaard, schrander, ijverig, eenvoudig
en zeer geestig en gevat. Beiden zijn verbazend
sterk; iets wat, zooal9 gij begrijpen zult, nog al
vaak te pas komt. De jongste, die nooit te moe
is om te halen en te trekken, heeft dan ook den
bijnaam gekregen van het handstoomliertje. Altijd
klaar om te werken en steeds vol goed humeur.
"Wat staat de bemanning soms verbaasd over alles
wat zij ziet! Verbeeld u b. v. haar verwonde
ring, toen ik haar, midden in het ijs, op een
eilandje bracht, waar duizenden ganzen hun broei-
plaatsen hadden en voor hunne voeten opvlogen.
In enkele minuten verzamelden wij zoovele ver-
sche eieren, als wij maar bergen konden. Zakken,
tasschen, zeelaarzen, hoeden, alles was vol eieren.
„Het plaatsen der grafsteenen op het graf der
Hollandsche zeelieden op Amsterdam eiland was
indrukwekkend. Ik heb zelden zulk een ernsti-
gen, aangenamen plicht te vervullen gehad. Het
was een eigenaardig schouwspel, die 14 gezonde
levenslustige zeelieden op dien doodschen graf
heuvel aan lang gestorven vaderl andsehe zeelieden
hulde te zien brengen."
Gedeputeerde staten van Noord-Brabant heb
ben een niet onbelangrijke beslissing genomen
door aan te nemen, dat de betrekking van brand
meester niet behoort tot die, welke volgens art.
23f der gemeentewet uitsluiten van de benoem
baarheid tot lid van den gemeenteraad.
Op de voortgezette vergadering der Vereeniging
tot bevordering van fabrieks- en handwerJcsnijver
heid werd door den heer Bouvy gewezen op de
aanneming der onderwijswet. Hij zeide, dat
weinigen in staat waren zooveel voor het belang
van het vaderland te doen als het medelid der
vereeniging, de heer Kappeijne van de Coppello.
Hij stelde daarom voor, den minister een telegram
te zenden van den volgenden inhoud. „De Ned.'
Vereeniging tot bevordering van fabrieks- en hand-
iverksnijverheid, ter algemeene vergadering te
Utrecht vereenigd, brengt den oud-voorzitter der
Haagsche afdeeling bij de aanneming der onder
wijswet hare hulde." Op dit telegram werd nog
staande de vergadering een antwoord en dankbe
tuiging van den minister ontvangen.
pon weg te schuiven, een vriendelijkheid waarvan
lip gretig gebruik maakte. Zij mocht hem wer
kelijk gaarne lijden, hij was „veelbelovend" en
kon met tertijd „bruikbaar" worden. Yoor het
oogenblik was hij niet meer dan een bedorven
schoolknaap, die weinig van de wereld en niets
van de vrouwen af wist (wel te verstaan van
die uitverkorenen welke Sibylle vrouwen noemde).
Als zij zich zijner aantrok kon hij wel een man
van de wereld worden; zijn uiterlijk was in zijn
voordeel. Er moest eenige verandering komen in
zijne boorden, in het snit en de kleur van zijne
dassen en knoopen en ook in de lengte van zijn
haar en bakkebaarden. Maar dit waren slechts
kleinigheden die haar weinig moeite zonden kosten.
Het zou moeilijker en van meer belang zijn hem
af te leeren met ingenomenheid en geestdrift
over sommige onderwerpen te spreken en toch
was zijn vrouw nog nooit tusschen hen genoemd;
Sibylle had die klip altijd behendig vermeden.
Zij voelde dat dit een thema voor Carlton zou
zijn om over uit te wijden en dat uitwijden zou
haar verschrikkelijk onaangenaam zijn. Er is
niets onbehoorlijker en ergerlijker dan een man
die tegen de eene vrouw de andere ophemelt.
Terwijl Sibylle zich op haar manier door Carlton
liet amuseeren, gedoogde lady Carolina dat hare
overige gasten zich vermaakten zoo goed zij
konden. Zij had haar plicht gedaan door hen
beleefdelijk in haar huis te noodigen en wilde
verder geen last van hen hebben. Ook twijfelde
zij er geen oogenblik aan dat de eer van zulk