N°. 186.
I21e Jaargan;
1878.
9 Augustus.
tÜarf Sttf&tl
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien! 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,van l-1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20. <r
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangére G, L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 8 Augustus.
FBUILLETOIT.
de Schrijfster van „Jennie" enz.
Benoemingen en besluiten.
Marine en leger.
Kunstnieuws»
'f i.-'
Over Yardö zijn brieven van de Willem Barents
uit de Noordelijke IJszee ontvangen, loopen tot
omstreeks den Hen Juli jl. Aan boord was alles
wel. Een gedeelte der opdracht is reeds vol
bracht. De gezondheidstoestand en de geest der
bemanning lieten niets te wenschen over.
Aan eenige welwillend ons verstrekte opgaven
uit een brief van den kommandant, luit. ter zee
le kl. A. de Bruijne, ontleenen wij het volgende.
Na het vertrek van Bergen is de reis in Noord
westelijke richting voortgezet; den 9en Mei
bereikte men Jan-Maijen-eiland en den 12en werd
het eerste ijs gezien. Een paar dagen zeilde men
te midden van het losse drijfijs, doch zooveel mo
gelijk hield men er zich buiten, daar de reis toch
reeds langer geduurd had dan men berekend
had. Den 17en Juni was de breedte van 79° 40'
bereiktvan daar werd in oostelijke richting
afgehouden naar Amsterdam-eiland, het Noord-
westelijkste gedeelte van Spitsbergen. Op weg
daarheen werd eene ankerplaats gevonden by den
„Zeeuwschen Uitkijk", waar de kamers van Vlis-
singen en Yeere vroeger hare traankokerijen
hadden. Na hier een paar dagen aan observaties
besteed te hebben, welke van vrij wat slecht
weder vergezeld gingen, werd op Zondag den
23en Juni een tocht langs de Noordkust onderno
men, teneinde van daar het ijs op te zoeken.
Tot aan den „Verlegen Hoek" genaderd, nood
zaakte de menigte drijfijs den terugtocht om den
Noord aan te nemen. Den 27en Juni kwam men
voor Amsterdam-eiland, ter plaatse waar vroe
ger de traankokerijen stonden, ten anker.
Dit is de eenige modderige plek op het gansche-
eiland Spitsbergen en bestaat uit een moeras, van
een straat omgeven van nog geen 40 meter breedte.
Het kerkhof, dat hier een uur langs het strand
gelegen is, zag er zeer verwaarloosd uitde kisten
waren gedeeltelijk uit den grond gewerkt. Over
eenkomstig de ontvangene opdracht, werd dit
zooveel mogelijk in orde gebracht en een Cairn
(steenhoop) opgericht, om daarin den gedenksteen
te plaatsen. Te middernacht van den 30en Juni
was dit werk volbracht en werd van den dag
helderen Poolnacht gebruik gemaakt om aldaar
een photographie van het gedenkteeken, omringd
van de bemanning der Willem Barentste nemen.
Den len Juli werd de schoener door het vele
drijfas, dat met de harde noordenwinden de baai
kwam binnendrijven, weder genoodzaakt het anker
te lichten en de Robbenbaai op het Deensche
eiland op te zoeken, waar men zich van goed
28
dook
HOOFDSTUK XXIV.
HOE DE DAMES HARE STRIKKEN SPANNEN.
Hubert Carlton begroette de gasten zijner
moeder met zichtbare blijdschap, en zei: „Ik ben
zoo blij u weder eens te ontmoeten."
Er gleed een soort van glimlach over de lippen
van Sibylle, terwijl zij haar hand uitstak en
antwoordde
„Niet blijder dan ik ben;" maar haar toon
was even onverschillig als altijd. Zij boog uit
dé verte tegen den majoor, die vol ontzag voor
haar deftigheid ter zijde bleef staan. Maar hij
wist dat zijn uur van triomf gekomen was toen
het diner aangekondigd werd en hij miss Moreton
zijn arm aanbood.
Mevrouw Moreton ging met Carlton. Een
colonel, een oudgediende met een barsch uiterlijk
maar met een goed hart, had de eer lady Carolina
te geleiden, die bij deze gelegenheid strakker was
dan gewoonlijk en den armen colonel geheel ver-
pcbrikte; daar hij een groot ontzag voor de schoone
drinkwater voorzag. Den volgenden dag werd
daarop de reis om de Zuid aangevangen. Den
15en. bereikte men Beren-eiland, dat door de
stoomboot Voringen kort te voren was aangedaan.
Hier vonden de reizigers hunne brieven uit het
vaderland, welke genoemde stoomboot aldaar
achtergelaten had. Men zette nu koers naar
Vardö op de Noorweegsche Noordkust, teneinde
van daar brieven naar Nederland te verzenden.
Het voornemen was om van daar onmiddellijk
weder Noordwaarts te gaan, teneinde in de Barents-
zee waarnemingen te doen. Omstreeks half
Augustus hoopte men Nova-Zembla te bereiken,
van waar men, na een oponthoud van een dag
of tien, weder den steven om den Noord zou
wenden, zoo mogelijk nog voor veertien dagen.
In alle opzichten werd het gebrachte bezoek
aan Spitsbergen beschouwd als zeer gelukkig
geslaagd.
Men schrijft ons het volgende uit Vlissingen
„Sommige personen alhier schijnen in ernst te
meenen dat de schutkolk in de voormalige marine
voorhaven, die thans de voltooiing begint te
naderen, te benuttigen zou wezen om, gedurende
den tijd dat die niet gebruikt zal worden om
schepen te schutten, als „droog dok" dienst te
doen. Het schijnt dat door hen een onderzoek
wordt ingesteld omtrent de vraag, of de bezwaren,
daaraan verbonden, te overkomen zijn, en van de
al of niet gunstige beantwoording dezer vraag
zou het afhangen, of dienaangaande bij de be
voegde autoriteit stappen zullen worden gedaan.
„Zonder op het bedoelde onderzoek te willen
vooruitloopen, schijnt mij het plan onuitvoerbaar
toe. lo Omdat daartoe uitgebreide en zeer
belangrijke veranderingen in de bestaande werken
noodzakelijk zouden worden, aangenomen al, dat
de mogelijkheid dier veranderingen toegegeven
wordten 2o omdat het mij toeschijnt dat eene
spoedige voltooiing van dit werk, voor het doel
waarvoor het bestemd is, zeer wenschelijk is,
omdat de behoefte aan deze doorvaart spoediger
noodig zou kunnen blijken, dan algemeen gedacht
en gehoopt wordt."
Door den burgemeester van Nieuwedorp is bij
publicatie eene uitnoodiging tot de ingezetenen
gericht om het z. g. n. rapen op de korenvelden
niet toe te latenlo. vóór het koren aan hoopen
is gesteld, 2o. zoolang de schofttijden duren, 3o.
zonder schriftelijke vergunning. Aan dit verzoek
wordt bijna algemeen voldaan.
Door de commissie voor het Utrechtschehuwe-
lijksgeschenk aan prins Hendrik is besloten daartoe
sekse had, wijl hij door zijn ex-commandant, de
overleden mevrouw Marsden al te zeer gedrild
werd.
Onder het uitstekende maal dat lady Carolina
als naar gewoonte hare gasten voorzette, vergat
de colonel spoedig haar kwade luim en troostte
zich met de fijne schotels, die waarschijnlijk de
oorzaak waren dat de uitnoodigingen voor een
diner bij lady Carolina nooit geweigerd werden
door heeren, die het goed beoordeelen konden.
Onder het middagmaal werd Carlton zeer aan
genaam beziggehouden door de dames, die rechts
en links van hem zaten. Mevrouw Moreton
sprak het meest, maar Sibylle praatte nu en dan
ook een woordje mee en hare woorden waren
van groot gewicht omdat zij zoo zeldzaam waren.
Telkens als het mevrouw gelukte de aandacht
van den colonel van zijn bord af te trekken voor
een diplomatiek gesprek, maakte Sibylle fluiste
rend een vertrouwelijke opmerking tegen Carlton.
Dit zonderlinge gedrag van zijn aangebedene
ergerde majoor Alckenzie en bracht hem eindelijk
tot de o vertuiging, dat er eene geheime verstand
houding bestond tusschen Carlton en miss Moreton,
waarvan haar moeder zeker niets afwist.
Daar moeder en dochter vooraf al de bijzon
derheden van deze zoogenaamde vertrouwelijke
mededeelingen aan mijnheer Carlton besproken
hadden, alleen om den majoor te ergeren, kan
men nagaan dat hun plan naar wensch uitviel.
Na het tweede gerecht begon lady Carolina op
haar koude wijze te glimlachen en vond dat het
eene portefeuille met photographische gezichten
ii} Utrecht, op een staander van noteboomenhout,
een en ander fraai bewerkt en met zilver ver
sierd, te kiezen. Eenige Utrechtsche dames zullen
prinses Marie een boekenkastje met prachtuit
gaven van Nederlandsche schrijvers aanbieden.
Voor 't geval er nog andere commissiën aan
't zoeken naar geschenken mochten zijn, nemen
wij de vrijheid te herinneren dat ook presenteer
trommeltjes, voetenbankjes, sleutelkastjes en
nachtlampjes heel aardige cadeautjes voor een
beginnend huishouden zijn.
Blijkens bericht van Zr. Ms. gezant te Weenen,
is het verbod van uitvoer van paarden, zoowel
ten opzichte van Oostenrijk als van Hongarije,
bij keizerlijk-koninklijk besluit van 1 dezer opge
heven.
Op de gisteren te Utrecht geopende 27 e alge-
meene vergadering der Vereeniging ter bevordering
van fabriek- en handwerksnijverheid, waren tien
afdeelingen vertegenwoordigd, waaronder ook
Middelburg.
Behalve eenige huishoudelijke beraadslagingen
was o. a. de vraag aan de orde
„Wordt de oprichting van een kamer van
arbitrage voor de beslechting van handelsgeschil
len door de Vereeniging wenschelijk geacht
Besloten werd, de quaestie te Rotterdam door
eene commissie te doen onderzoeken.
Op de vraag„Behoort de staat toezicht te
houden op de levensverzekering-maatschappijen
werd besloten het hoofdbestuur uit te noodigen
eene commissie te benoemen, teneinde te onder
zoeken op welke wijze eene, als noodzakelijk
erkende, verbeterde regeling dier maatschappijen
in het leven geroepen kan worden.
De vergadering droeg tevens het hoofdbestuur
op, zich tot de regeering te wenden ter vervan
ging van de patent-belasting door eene meer bil
lijke belasting, welke meer aan de eischen van
het algemeen belang voldoet.
commissarissen des konings. Benoemd tot
commissaris des konings in Friesland, mr. B. P.
baron van Harinxma thoe Slooten, lid van de
tweede kamer. (Reeds onder tel. ber. gemeld.)
veeartsen. Benoemd tot plaatsvervanger van
den districts-veearts wien 's Gravenhage als stand
plaats is aangewezen, P. F. Rijnenberg, veearts
te 's Gravenhage.
middelbaar onderwijs. Benoemd L. Steenhuis,
tijdelijk leeraar aan de rijks hoogere burgerschool
te Leeuwarden, tot leeraar aan die school.
spel, dat aan haar tafel gespeeld werd, veel amu
santer beloofde uit te vallen dan zij gedacht had.
Zij begon lust te krijgen zelve mede te spelen
en eenmaal daartoe besloten, speelde zij een klein
kaartje uit in een kleur, waarmede zij de anderen
dacht te leiden of te misleiden. Zij richtte het
woord rechtstreeks tot den majoor, teneinde het
onheilspellende vuur, dat reeds in zijne zwarte
oogen smeulde, te onderdrukken. Hij had er zijn
buurvrouw al een tijd lang mede verslonden en staar
de nu wantrouwend naar Carlton, die zich geheel
onbewust vooroverboog teneinde beter te kunnen
luisteren naar de aangename herinneringen aan
Brussel en de opera, die Sibylle met haar een
tonige stem in het leven riep.
Toen de toornige Gabriël zag dat lady Carolina
liet er op gezet had met hem te spreken, onder
wierp hij zich wijselijk, werd gaandeweg kalmei
en merkte weldra dat hij bijna zijn dwaze ij ver
zucht openlijk tentoongesteld had. Bij nader
inzien besloot hij zich verstandiger te gedragen
en dat fraaie wassenbeeld te toonen, dat hij haar
even onverschillig kon behandelen als zij hem.
Om dit te bewijzen keerde hij miss Moreton bijna
den rug toe en richtte een luidruchtigen vloed van
woorden en gelach tot lady Carolina, die hem
op haar bedaarde manier ondersteunde. Dit
bracht een verandering in het spel van mevrouw
Moreton te weeg, die het liefst de kaarten der
anderen opmerkte. Zij ignoreerde een poos hare
beide buren en nam levendig deel aan het gesprek
tusschen de gastvrouw en den majoor. En toen
lager onderwijs. Benoemd N. L. W. A. Gra-
velaar, hoofdonderwijzer te Zwolle, tot derden
onderwijzer aan de rijkskweekschool voor onder
wijzers te Deventer; en F. J. Bosman, onderwij
zer aan de leerschool, verbonden aan de rijks
kweekschool voor onderwijzers te 's Hertogenbosch,
tot vierden onderwijzer aan de rijkskweekschool
voor onderwijzers te Deventer.
kon. mil. academie. Benoemd tot leeraar aan
de koninklijke militaire academie, in de geschie
denis en aardrijkskunde, de heer mr. W. M. H.
Boers en in het handteekenen de heer J. Cock.
Naar men verneemt bestaat het voornemen, om
het depót van discipline van Naarden over te
brengen naar Vlissingen. (17. D.)
Het speelseizoen der vereeniging het Neder-
landsch tooneel zal den 2 September in den stads
schouwburg te Amsterdam geopend worden met
de Vrek van Molière, vertaald door T. de Beer,
en den 8 September in den schouwburg des hee
ren van Lier met het tooneelspel Moeder en Zoon
van Charlotte Birch Pfeiffer. Gedurende de voor
malige kermisdagen zal in den stadsschouwburg
een sprookje van Moeder de Gans en in het
Grand theatre een spectakelstulc der oude Fran-
sche school worden opgevoerd. Slaagt deze
proefneming, dan zal de vereeniging gedurende
de wintermaanden bespelenden Kon. Holl.
schouwburg te 's Hage, den stadsschouwburg en
het Grand theatre te Amsterdam en voorts nóg
een serie voorstellingen geven in de schouwburgen
te Utrecht, Arnhem en Haarlem.
Nu de heer Stumpff er niet in geslaagd is
te Amsterdam, een eigen Duitsch opera-gezelschap
te verkrijgen heeft hij weder met den heer
Pflaging van Rotterdam onderhandelingen aange
knoopt, om gedurende het saizoen 1878/79 eens
per week den stadsschouwburg te bespelen.
Voor datzelfde doel heeft hij onderhandelingen
aangegaan met den directeur van een Italiaansch
gezelschap, voor de maanden Januari en Februari
1879, en met een Engelsch gezelschap voor de
maand April.
Voor den tooneelwedstrijd, uitgeschreven
door de Rotterdamsche afdeeling van het Tooneel-
verbond, zijn ingekomen 38 stukken.
Dinsdag middag te drie uren keerde te
Hansweert van Rotterdam de stoomboot Wil ford II
begon die heer voor het eerst den tact en het
talent zijner (aanstaande) schoonmoeder te waar-
deeren. Hij was zelfs een oogenblik in twijfel
of zij eigenlijk niet veel meer beteekende dan
haar blanke dochter; maar het was juist die
blankheid welke hem bij deze zoo aantrok.
Toen die zes personen van hun fijn diner op
stonden had er een groote omkeer in hunne on
middellijke levensbeschouwingen plaats gegrepen.
De gastvrouw was, tegen hare verwachtingen in,
betrokken in iets dat beloofde een huiselijk drama,
vol persoonlijke belangen te worden. Zij begon
in te zien op welke wijze haar zoon waarschijnlijk
de straf zou krijgen, die hij verdiend had door
tegen haar zin te handelen.
Mevrouw Moreton was een bezoek van den
colonel toegezegd die „dochters" had, welke nu
bij een tante in een provinciestadje woonden.
„Een blijk van persoonlijke liefde en goedhar
tigheid van uw kant, colonel Marsden, dat u eer
aandoet," had zij gezegd toen zij van die vol
wassen dochters hoorde. „Maar vergun mij ik
heb eenige ondervinding op dat punt, de
opmerking te maken, dat dat de plaats niet is
om uwe meisjes op te leiden teneinde te schitteren
in die wereld waarin gij, naar ik zoo wat gehoord
heb, u in alle opzichten onderscheiden hebt."
Dit zeggende zag zij den colonel veel beteeke-
nend aan.
Toen hij later op den avond een vriend dit
gesprek mededeelde, weidde hij uit over dien
„sluwen doordringenden blik." Maar niet alleen