N°. ITT. 12ie Jaargang. 18T8 30 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m, franco 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Advertentien: 20 Cent per regel, Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1^-7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangére G L. Daube en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones. YEEMARKT TE MIDDELBURG. RIJKS-BELASTINGEN. Middelburg, 29 Juli, FBUILLïïTOIvr. door de Schrijfster van „Jennie" enz. - i i l Donderdag den len Augustus a., van des voor- middags 8 tot des namiddags 4 uren. De bnrgem. en wethoud. van Middelburg, SCHOEEE, De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. De burgemeester van Middelburg maakt bekend dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering zijn verzon den de door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg, den 23 en 24 Juli 1878, invorderbaar verklaarde kohieren van het patentrecht n° 2 en 3 voor het dienstjaar 1878/79, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwa ren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend. Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 26 Juli 1878. De burgemeester voornoemd, SCHOEEE. Blijkens een bij het departement van Koloniën ontvangen telegram van den gouverneur generaal van Nederiandsch Indie, zijn op den 23sten dezer in Atjeh de militaire operatien begonnen, welke noodig zijn geworden ten gevolge van den vijande lijken aanval op het door ons bezet gebied, be doeld bij het bericht in de Staatscourant van 2 dezer, no. 153. Bij Lambaroe een der posten in onze zuidoosterlinie, nabij den linkeroever der Atjeh-rivier, gelegen is eene kolonne de ge noemde rivier overgetrokken, terwijl eene andere kolonne van Oleh-Karang (een der posten in onze oosterlinie, beoosten de Atjeh-rivier) het vijan- 'delijk gebied binnentrok en met groot succes doordrong tot Pekan-Baroe, oostwaarts van Lambaroe. Aan onze zijde werden 3 man gedood en 28 gewond. De gezondheidstoestand der troepen was bevredigend. Op de noordkust van Atjeh is Pasangan ge bombardeerd, wegens de vijandige houding, sinds geruimen tijd door den radja aangenomen, hoewel hij zich in 1875 aan het Nederiandsch gezag onderworpen had. (In hoofdzaak reeds onder onze Telegraph, be richten medegedeeld), 20 HOOFDSTUK XVI. VE BONDERS TELLINGEN. Maar mijnheer Steinmann had voor het oogen- blik genoeg van het gezelschap van den professor en nam haastig afscheid. Zijn gewoonlijk zoo kalme geest was verontrust, en behalve de per soonlijke onaangenaamheden hem door den professor toegevoegd, werd hij gekweld door het nieuwe gezichtspunt, waaruit hij het geheimzinnig, over haast vertrek van Morel begon te beschouwen. Was het mogelijk dat zijn kleine Lotta maar neen, die was nog zulk een kind en haar bewondering voor den knappen artist was zoo in het oogvallend, dat daar geen geheimzinnigheid of boosheid kon schuilen. Die opvliegende kleine professor had gelijk, er was ongetwijfeld een vrouw in 't spel, maar wie? Misschien had op dat zelfde bal het een of ander meisje hem belee- digd. Ja dat zou wel zoo zijn en toen was hij driftig weggeloopen. Er was een jonge Fransche weduwe geweest die bij de von Bingens logeerde. Door de Vereeniging tot bevordering van het volksondenvijs in het kanton Oostburg is in eene talrijk bezochte vergadering, met algemeene stem men, het volgend adres aan de eerste kamer goed gekeurd. „Het bestuur van de Vereeniging tot bevordering van het Volksondertvijs in het rechterlijk kanton Oostburg, (welke vereeniging 221 leden telt) daar toe met algemeene stemmen gemachtigd in de vergadering van 21 Juli, in welke vergadering ongeveer 100 leden tegenwoordig zijn geweest, geeft te kennen „dat hij met groote voldoening kennis genomen heeft van de aanneming door de 2e kamer der staten generaal van het wetsontwerp op het lager onderwijs van den heer minister Kappeyne „dat hij, het niet geheel nutteloos achtende, te doen uitkomen, dat naast de agitatie ook in hun kanton tegen de wet in 't leven geroepen, velen de aanneming van die wet een zegen voor 't land achten, zich tot uwe vergadering wendt met het verzoek het bedoelde wetsontwerp aan te nemen." (Ge teekend) G. A. Vorsterman van Oijen, le voorzitter; L. Theri Mz,, 2e voorzitter; J. Otto Risseeuw, secretaris; J. Lansen Croin; Hammaeher, penning meester. Het Evangelisch Zondagsblad bevat den tekst van een adres aan den koning als protest tegen het anti-revolutionaire zoogenaamde volks-peti- tionnement. Het wordt in de N. Rott. Ct. van Zondag in zijn geheel medegedeeld. De adressanten verklaren „aan eene Christelijke opvoeding van het volk gehecht te zijn," zij „wenschen niets vuriger dan dat het Christendom meer en meer óns volk doordringe" en verzoeken daarom -den koning om „eene milde uitvoering van die bepalingen der wet, welke op het onder wijs in den godsdienst betrekking hebben." „Maar, zeggen de adressanten, wij kennen den toestand van ons vaderland en weten dat hetgeen van IJ. M. gevraagd wordt, eene regeling van het lager onderwijs in den geest van het zich noemende volks-petitionnement, niet door haar kan tot stand worden gebracht, zonder dat door U. M. de grondwet van uw koninkrijk worde geschonden." Zij betreuren daarom de opgezette volksbe weging diep, welke naar hun overtuiging tot niets anders leiden kan dan om den weg te banen tot die sociaal democratie, welke tot nog toe op Nederlands bodem niet wilde tieren. Ook van conservatieve zijde wordt te 'sGra- venhage een adres aan den koning tegen de school- En die was ook wel bij Morel in het atelier geweestLotta had haar daar ontmoet en Lotta had een afkeer van haar dat was na tuurlijk. Die Frangaise was een vrouw naar de wereld gewoon te schitteren, met veel ondervinding en natuurlijk coquet. Zij ging weer naar Parijs en daarom spoedde Morel zich ook daarheen, gelijk een vlinder die snakt om zijne vleugels te verzengen. Zoo verklaarde de goede senator onder het huiswaarts wandelen de zaak op zeer bevredigende wijze voor zichzelven. Dat miss Gray de rust van iemand, behalve van Carlton, kon verstoren was een te dwaas denkbeeld, om in zulk een verstandig hoofd op te komen. Zes maandenlang was miss Gray, voor zoover hij wist, beschouwd en besproken, als de aanstaande van dien rijken Engelschman en natuurlijk gehouden buiten het bereik van ieder ander te zijn. Misschien was er in Hamburg slechts een per soontje, en nog wel een zeer klein, dat er eenig begrip van had, dat het verdriet van Claud in verband stond met het huwelijk van miss Gray. Dora had indruk gekregen dat mijnheer Morel „heel veel van Pearl hield, en heel bedroefd was." Zoo zou het kind hare gedachten hebben uitge drukt als zij ze had willen mededeelenmaar daar was ze veel te verlegen toe, zelfs tegenover Pearl. Dora hield na Pearl, op de geheele wereld, het meest van Claud. Voor Carlton was ze altijd bang geweest en nu ging ze alleen terwille van Pearl naar hem toe, als hij haar riep, en bleef wet opgezet. De argumenten in dit adres komen voornamelijk hierop neer, dat het volksonderwijs duor de nieuwe wet te kostbaar wordt gemaakt en de toestand der schatkist zulke uitgaven niet veroorlooft. Naar wij vernemen, is dezer dagen aan den minister van waterstaat een plan voorgelegd voor een geheel net van tramwegen in ons land, waar mede de minister zich zeer ingenomen moet ver klaard hebben. Bijzonderheden omtrent de ver schillende lijnen zijn ons niet bekend; alleen deelt men ons mede dat er eenige lijnen op Zuid- Beveland in voorkomen; dat Tholen en Schou- wen-Dttiveland door stoom-tramwegen met den vasten wal verbonden zouden worden en dat eene lijn van Hulst naar Walsoorden in het net zou opgenomen zijn. Eigen Haard bevat het portret van den minis ter van oorlog, den heer de Roo van Alderwerelt, zonder bijschrift. Volgens de N. Rott. Ct. neemt de beterschap van den minister zóo toe, dat hij in den loop der volgende week het Ziekenhuis te Rotterdam ge nezen zal kunnen verlaten. De heer jhr. W. A. van der Feltz, lid der tweede kamer, is voornemens zijn ontslag te nemen als burgemeester van Assen. Hij stond gedurende ongeveer 25 jaren aan het hoofd dier gemeente. Als op eene zaak van wezenlijk algemeen be lang, willen wij de aandacht vestigen op eene nieuwe uitgaaf (de zesde) van van Lennep's Geschie denis van Nederland, aan het Nederlandsche volk verteld, welke bij den uitgever D. Noothoven van Goor te Leiden wordt gedrukt. Van Lennep's Geschiedenis is, wat den vorm aangaat, wezenlijk populair, dat is aantrekkelijk, boeiend, van alle wijsgeerige bespiegeling en van alle spitsvoudige navorschingen ontdaan, zoodat van de grondige bronnenstudie, die voor den schrijver noodig is geweest, de lezer niets gewaar wordt. Zij is daarbij vrij van partijdigheid, doch bezield van die warme liefde tot het vaderland, welke de daden der groote mannen, die in onze historie zoo talrijk voorkomen, als voorbeelden ter be wondering en navolging voorstelt. Wie in van Lennep's werk den eersten grond voor zijne his torie-kennis gelegd heeft, moge door latere na sporingen en rijper nadenken zijne wetenschap aanvullen, hij zal in de hoofdzaken zijn oordeel niet belangrijk te wijzigen hebben. Iutusschen was ook dit boek, als alle men- schenwerk, naarmate het wetenschappelijk onder- stil naast hem staan, totdat hij liaar weer wegzond. En op haar manier mokte zij over het voor haar uitgemaakt feit dat de afwezigheid van Claud, die zij zoo zeer betreurde, veroorzaakt werd door de tegenwoordigheid van Carlton, naar wien zjj zoo. weinig verlangde. HOOFDSTUK XVII. EEN DUITSCHE KERSTAVOND. Voor Dora had de geheimzinnigheid, waarin die aanstaande Kerstavond gehuld was, een groote aantrekkelijkheid. Lina had haar in komiek mengelmoes van Engelsch en Duitsch, een menigte sprookjes en legendes verteld en haar jong hoofdje met allerlei' toovergeschiedenissen gevuld, waarin zij grootendeels vast geloofde. Zij voelde, dat hare verwachtingen van het wonderbaarlijke op dien lang verbeiden kerstavond vervuld zouden worden. Zij die niet in de geheimen waren ingewijd verzamelden zich in een benedenkamer en zaten zoo geduldig mogelijk te wachten tot het donker werd en de kamer klaar zou wezen. De gasten behoorden allen tot de familietwee ongehuwde tantes en een behoeftige nicht, een weduwe met vier kleine kindertjes. De twee Engelsche heeren waren de eenige vreemden, en mijnheer Walton zag werkelijk met kinderlijke nieuwsgierigheid de ontknooping tegemoet. De kinderen durfden niet hardop spreken uit angst dat zij de schel niet zouden hooren, die hen moest waarschuwen dat zoek voortging, voor aanvulling en verbetering vatbaar. Niemand was beter dan onze grondige historie^ en taalkenner dr. J. van Vloten voor dit werk geschikt, en dat de uitgave met zijne medewerking geschiedt, verhoogt er dus de waarde aanmerkelijk van. Mocht het fraai geïllustreerde werk in veler hoofden en harten worden opgenomen, wij geloo- ven dat dan aan ons volk een wezenlijk element van kennis en kracht geschonken zou worden. In de Times wordt de woordelijke inhoud mede gedeeld van een adres, dat door de bestuurders van het Vredebond in verschillende landen bij de samenkomst van het congres te Berlijn is inge diend, en door eene commissie, bestaande uit de heeren Henry Richard en prof. Leone Levi, voor Engeland, en Frédéric Passy voor Frankrijk, aan prins Bismarck overhandigd is. Het stuk wa3 onderteekend, behalve door de genoemde heeren, door: Henry Pease, voorzitter van het Engelsch Vredebond, Ad. Franck, voorzitter, J. Gamier en Ch. Mazeau, onder-voorzitters en H. Bellaire, secretaris van het Fransche Vredebond, Mancini, oud-minister, voorsteller der vrede-motie in het Italiaansche parlement, Aug. Couvreur, voorsteller derzelfde motie in de Belgische kamer, D. van Eek, voorzitter van het Nederiandsch Vredebond en voorsteller der door onze tweede kamer aan genomen vrede-motie, en G. Belinfante, secretaris van het Nederiandsch Vredebond. In het adres werd gewezen op de beginselen van arbitragewelke in het traetaat van Parijs van 1856 het eerst werden uitgesproken; op de motiën in denzelfden zin, die door de wetgevende vergaderingen in Groot-Brittannië, Italië, de Ver- eenigde Staten, Nederland, België, Frankrijk en Zweden zijn aangenomen en op de heilrijke ge volgen, door de toepassing dezer beginselen reeds verkregen. Op grond hiervan verzochten de adressanten het congres, in overweging te nemen hoeveel vruchtbaarder deze beginselen zouden blijken, indien zij in een algemeen traetaat, door de groote mogendheden bekrachtigd en door de algemeene opinie in de geheele beschaafde wereld bevestigd mochten worden. Aan dit verzoek kon, gelijk lord Salisbury aan den heer Richard schreef, geen gevolg gegeven worden, dewijl door alle afgevaardigden op het congres was overeengekomen dat geen andere vragen dan die, rechtstreeks voortvloeiende uit het traetaat van San Stefano, aan de orde gesteld konden worden. Desniettemin zijn in art. 63 van het Berlijner traetaat alle bepalingen van het traetaat van Parijs, die niet door andere artikelen herroepen ze het Paradijs mochten betreden. Bij wijze van tijdpasseering, vertelde Lotta een aandoenlijke geschiedenis, half in 't Engelsch en half in 't Duitsch ten behoeve der beide natiën, welke haar gehoor vertegenwoordigde. De oude Walton luisterde vol belangstelling, ofschoon de heldin van het verhaal eerst acht jaar oud was en het tragische element bestond uit een paar kleine roode schoentjes. IJdelheid was de drijfveer, de gevolgen waren droevig en de moraal was zeer streng. De oude man zou menige dergelijke geschiedenis hebben kunnen verhalen uit zijn langdurige rechterlijke loophaan, waarbij het verschil alleen bestond in den leeftijd der heldinnen. Ver van de warme kachel waar de anderen zich omheen geschaard hadden, zaten de verloofden in de schaduw der venstergordijnen te fluisteren. Hubert vertelde Pearl van al de plannen die hij beraamd had voor de inrichting van hun huis en zij luisterde aandachtig naar hem. Hij sprak van bloemenkassen, kweekerijen en boudoirs, van rijtuigen en rijpaarden en van een klein wagentje waarin zij zou rijden met het mooiste hitje dat er in Londen te krijgen was. Eindelijk riep zij, bijna ontsteld door al dien rijkdom welken hij beschreef, uit: „Wat moet gij rijk zijn Hugh, dat gij dit alles kunt hebben! Waar verdient gij al dat geld? „Op een zeer tooveraehtige en geheimzinnige manier," zei hij met gemaakte deftigheid. „Mijn arme moeder heeft een dwazen, zeer dwazen trots en het hindert haar er aan herinnerd te worden

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1