N». 168.
121e Jaargang.
1878.
19 Juli.
art fitfit!
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentien: 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagenten voor het Buitenland: de Compagnie générale de publicité étrangêre G. L. Daübe en Cie. te Parijs en Frankfort, directeuren Elsbach en Jones.
Middelburg, 18 Juli.
de Schrijfster van „Jennie" enz.
HOOFDSTUK XII.
Zeeuwsohe monumenten.
"II Mil II ■■—tuil 11.11..I. I
De Staatscourant van heden bevat een kon. be
sluit, houdende vaststelling der formatie yan het
personeel yoor den dienst der spoorwegen op
Java.
De commissie voor het afnemen alhier van de
examens van leerling-apotheker heeft in hare
heden gehouden zitting zes candidaten geëxami
neerd en ze a 11 en toegelaten, zijnde: mejuffrouwen
A. Jelgersma, geb. te den Helder; J. C.' Riedel,
geb. te Leeuwardende heeren J. P. Riedel, geb.
te LeeuwardenJ. Coenders, geb. te Maastricht
A. Bertoen, geb. te Monnikendam en A. van Erke-
lens, geb. te Nijmegen.
Het examen wordt voortgezet.
Bij de Dinsdag 11. te 's Heer Abtskerke gehou
den verkiezing voor twee leden van den gemeen
teraad is gekozen Marinus van Iwaardenvoor
de andere vacature moet tusschen J. de Jagen
M. Goeman en J. Everse, die elk 9 stemmen ver
kregen, eene herstemming plaats hebben, die op
30 Juli a. is bepaald.
Te Amsterdam vormt zich eene commissie tot
het organiseeren van feestelijkheden op den dag,
waarop prins Hendrik's huwelijk zal voltrokken
worden.
Voor de veelbegeerde ledige plaats in den
Haarlemschen gemeenteraad moet eene herstem
ming plaats hebben tusseben dr. van Eijk, can-
didaat van de (.oude) liberale kiezersvereeniging
Eendracht, en den heer Tomberg, candidaat der
katholieken. De nieuwe kiezersvereeniging van
dr. van Vloten heeft nog niet veel succes gehad.
De kiesvereeniging Nederland en Oranje te
Amsterdam heeft tot haren candidaat voor het
lidmaatschap der tweede kamer gekozen, jhr. mr.
A. F. de Savornin Lohman.
Bij het hoofdbestuur der Nederl. maatschappij
van Nijverheid is van den keizerlijk Duitschen
gezant te 's Gravenhage, baron von Canitz, het
bericht ontvangen, dat, op last der Duitsche
regeering, in de koninklijke porseleinfabriek te
Berlijn, twee vazen worden gemaakt, bestemd als
een geschenk voor het museum van kunstnij ver
heid der maatschappij op het Paviljoen te Haarlem.
Zooals men weet, heeft ook de Fransche regeering
DOOB
HOE CLAUD LES GAP Elf WAT HIJ
ZELF LEESDE.
„Ik heb zooeven een proef genomen met een
nieuw soort van „Klösze" en daar moet gij mij
allen onverholen uw meening over zeggen, hoe
zij smaken. Het is van daag geen drukke dag
en Steinmann komt precies om 4 uur thuis."
„En daar het dan toch dónker is," ze! Claud,
„zou ik niet veel meer kannen uitvoeren en dus
geef ik mij gewillig over als een slachtoffer van
juffrouw Lotta en de „Klösze."
Toen miss Gray thuis komende haar lade open
vond en zag dat hare teekeningen weg waren,
ging zij regelrecht naar de kamer, waar Lotta
gewoonlijk na het vertrek van Morel bleef werken.
Maar hij was niet vertrokken en bevond zich
alleen in de kamer toen Pearl binnenkwam. Hij
jiad den pfifferaro voor zich staan en de pendant
in het vorige jaar een blijk van belangstelling in
het muséum gegeven, door aanbieding van eene
verzameling porselein, uit de nationale fabriek
van Sèvres.
De strijd der voorstanders van de vrije ont
wikkeling der bouwkunst tegen den eenzijdigen
dwang, die uitgaat van het bureel van onzen
kunstreferendaris en vandaar door de adviseurs-
commissie zijn duren weg naar de landsgebouwen
vindt, wordt nog voortdurend met warmte ge
voerd. De Maatschappij van Bouwkunst heeft
hare meening omtrent die zaak nedergelegd in
een adres aan den minister van binnenlandsche
zaken, waarvan het Nieuws van den Dag het
volgende uittreksel geeft.
„De Maatschappij verwijt der commissie van
adviseurs het volgen van een eenzijdige richting,
een gevolg van hare samenstelling, daar de com
missie bijna uitsluitend uit archeologen en leeken
bestaat, en het, door slechts twee architecten te
zwak vertegenwoordigd, bouwkunstig element
mede voor een groot deel der archeologische
richting is toegedaan. Die archeologische richting
spreekt zich uit in nagenoeg alle ontworpen of
in aanbouw zijnde rijksgebouwen, door de univer-
seele toepassing der vormen van een zoogenoem
den oud-Hollandschen bouwstijl, die, wel verre
van passend te zijn voor onzen tijd en voor alle
gebouwen, integendeel de ontwikkeling van zelf
standige, logische en levensvatbare kunst belem
mert en verstikt. De Maatschappij acht zich ver
plicht den minister op die noodlottige gevolgen
te wijzen. Zij is overtuigd, dat het de bedoeling
der regeering niet kan zijn, onze hedendaagsche
Nederlandsche bouwkunst op te offeren aan de
traditiën van een verleden, dat aan zijne openbare
en bijzondere gebouwen geheel andere eischen
stelde, dan die, welke de zoozeer gewijzigde be
hoeften van den nieuweren tijd opleggen. Zij
durft veronderstellen, dat de minister met haar
instemt, wanneer zij de slaafsche navolging van
oude bouwtypei afkeurt. In het ware belang
der kunst teekent de Maatschappij daarom ten
ernstigste protest aan tegen de eenzijdige en ver
derfelijke richting, bij de voorgenomen stichting
van nagenoeg alle rijksgebouwen sedert 1876
gevolgd of aangenomen. Zij doet dit, in het
belang van de beoefenaars der bouwkunst, niet
minder krachtig ten aanzien van handelingen
uitgaande van het departement van den minister,
die bij de groote meerderheid der Nederland
sche bouwmeesters afkeuring vinden. Daartoe
herinnert zij aan een aantal benoemingen en be
sluiten, welke in de laatste jaren op bouwkundig
gebied gedaan of genomen zijn en waarbij slechts
personen en ontwerpen in aanmerking kwamen,
er van, een onafgewerkte schets, waarvoor de
blonde Dora in een boerinnenpakje geposeerd
had, lag naast hem.
Miss Gray bleef op den drempel staan en kreeg
een kleur van verbazing, misschien wel van ver
ontwaardiging. Morel stond op en zijn lachend
gelaat werd lang, terwijl hij met geveinsd berouw
smeekend de handen uitstak en zei:
„Het is alleen mijn schuld, miss Gray;gij moet
uwe vriendin niet beknorrenzij was zooals gewoon
lijk te goedhartig en kon mijn verzoek niet
afslaan. Zij is nn met haar mama een visite
gaan ontvangen; wees zoo goed binnen te komen
en kijk, wat ik u bidden mag, niet onverzoenlijk
boos. Ik moet n over uw werk spreken." Zij
trad naderbij en bleef bij de tafel staan.
„Zeg mij oprecht als 't u blieft, mijnheer Morel
is er kans dat ik het hierin ooit ver brengen zal
Ik houd er van en zou zeer gaarne weten wat
gij er van denkt," ze! zij. Haar ernstige toon en
blik deden hem zonderling aan.
„Ik heb altijd begrepen dat gij talent hadt,"
zet hij „maar gij wildet mij niet in de gelegenheid
3tellen te bewijzen dat ik gelijk had. Daarom
nam ik mij voor dat ik het werk van deze kleine
vaardige handen, geleid door die twee heldere
starren, moest zien." Hij sprak op den overdreven
toon, welken menschen als hij aanslaan als zij
vreezen hun waar gevoel te verraden. Maar haar
ernstige verwonderde blik trof hem en hij ver
volgde kalm: „Scherts ter zijde, miss Gray, het
is erg jammer dat gij mij niet vroeger hebt laten
die een waarborg opleverden voor het volgen en
vertegenwoordigen van de eenmaal aangenomen
richting. Zij wijst den minister op het, helaas,
niét alleenstaande feit, dat zelfs getracht is aan
vrije bouwmeesters, wien de stichting van lands
gebouwen zou worden toevertrouwd, den moreelen
dwang op te leggen tot het toepassen dier ar
cheologische bouwvormen.
Naar aanleiding van dit alles verzoekt de Maat
schappij den minister een nauwgezet onderzoek
naar de gegrondheid der door haar medegedeelde
bezwaren te willen instellen en daaraan tegemoet
te komen, door:
lo eene hetere samenstelling van de commissie
van rijks-adviseurs voor de monumenten van
geschiedenis en kunst, en
2o. eene regeling van de zaken der landsge
bouwen, waarbij aan eiken landsbouwmeester, in
den meest uitgebreiden zin, de vrijheid tot het
uiten van zijn eigen kunstrichting wordt verzekerd."
Een inzender in de Arnh. courant verdedigt de
Nederlandsche industrie tegen de hevige aanvallen,
die zij I in de laatste dagen heeft moeten verduren
naar aanleiding van de Parijsche tentoonstelling.
Hij wil niet voor anderen spréken, maar zegt, dat
hij, zelf industrieel, zijne aanvraag om plaats
ruimte te Parijs heeft ingetrokken:
„omdat de Nederlandsche hoofdcommissie eèn
programma ontworpen heeft, dat mij zoo weinig
voldeed, mij zoo weinig bescherming verleende
voor mijne zaken, mij zoo weinig, ja, ik zou bijna
zeggen, geen zekerheid bood, dat ik het ingezon-
dené in bruikbaren toestand zou terug ontvangen,
en eindelijk omdat volgens dat programma de
twijfelachtige eer en dito voordeelen van eene
tentoonstelling te duur zouden gekocht worden,
want de inzenders moeten thans bijna alles zelf
betalen, als: vracht, assurantie, étalage enz. enz.,
terwijl de hoofdcommissie, volgens art. 5 van ge
noemd programma, niet verantwoordelijk is voor
het eventueel beschadigen of het verlies van de
ingezonden voorwerpen".
Wij schijnen niet gelukkig te zijn met onze
hoofdcommissies. Na al wat daarover geschreven
is, naar aanleiding van onze hoofdcommissie te
Philadelphia in 1876, had men thans wellicht eene
betere zorg voor onze nationale industrie kunnen
wachten. Wanneer de voorwaarden zoo gesteld zijn,
dat ze de inzenders afschrikken om voorwerpen
van waarde beschikbaar te stellen, dan zijn die
voorwaarden slecht.
Mr. Justinus Cornells Voorduin, gisteren nacht
te 's Gravenhage overleden, was na den president,
mr. Gockinga, het oudste lid van ons hoogste
rechtscollege. Hij bekleedde zijn zetel in den
merken met welke gave God u gezegend heeft.
Ik had n in dè laatste veertien dagen zoo veel
voort kunnen helpen en nu hebben we al dien
tijd verlorenIk zon zoo blij en trotsch geweest
zijn u van eenig nut te wezen en nu moet ik
weldra vertrekken. Ik ben zoo als gij weet naar
Hamburg gekomen, ter wille van mijn goeden
ouden professor en blijf nu slechts om een werk
af te maken dat hij mij verzocht heeft voor een
geméenschappelijken vriend te doen. Maar ik ga
toch eerst weg na Kerstmis en zoolang ik hier
hen wilt gij immers wel met Lotta en my werken
Met nieuwjaar vestig ik mij weder in Londen en
daar hoop ik ook iets goeds te verrichten. Ik
hoop dat zij in het volgende seizoen een goed
plaatsje voor mijn schilderijen zullen vinden."
„In de academie, meent gij? Gaat de bemin
nelijke Julia daarheen?"
„Neen, iets beters dan dat, hoop ik."
„Niets kan mooier zijn," ze! zij ernstig, met die
uitdrukking, welke hy het liefst in hare oogen
zag. „Ik had zoo gehoopt die schilderij in
Londen terng te zien!"
„Zult gij het volgende jaar te Londèn zyn
riep hij levendig uit.
„Ik hoop het," ze! zij, terwijl een blos haar
geheele gelaat overdekte.
„Dan zullen wij elkaar daar zeker ontmoeten
vroeg hy den blos opmerkende; doch aan een
andere oorzaak toeschrij vende.
„Dat is wel mogehjk; maar Londen is zoo'
groot, men kan daar niet op een gewone toeval-
hoogen raad sedert 7 December 1855. Zijn naam
is bij de beoefenaars van het Nederlandsche
recht vooral bekend door zijn standaardwerk
Geschiedenis en beginselen der Nederlandtch* wet
geving.
Niet alleen het Haagsche Dagblad, maar ook
der Zutjensche Courant deed het sensatie bericht
omtrent Duitschlands annexatie-plannen den schrik
om het hart slaan. Ook zij wil over de zaak
eene interpellatie in onze kamers. Hoewel het
blad meent, dat er voor het oogenblik geen ge
vaar is, wil het toch drukken op een groot ver
dedigingsmiddel, dat ons Nederlanders altijd zal
steunen in den strijd tegen vreemde overheersching,
namelijk onze taal. Die moet -—heet het
trouw beoefend en vooral tegen germanismen be
schermd worden. De raad is in het algemeen
zeker goed en der behartiging waardigof onze
taal echter ooit een hinderpaal tegen annexatie
zal zijn, als andere omstandigheden daartoe moch
ten leiden betwijfelen wij.
(Slot.)
Ned. Herv. O. L. Vrouwekerk te Ka-
p e 11 e (Zuid Beveland). Onder de Zeeuwsche
dorpskerken bekleedt dit gebouw een eerste plaats.
Een op den ingang van den toren geplaatst op
schrift geeft de dagteekening daarvan aan. Het
luidt als volgt:
„1427. Heinrick van Abeele. Jacob Willemsz.
Pieter Goversz. Ileijn Stül. Andries Willemsz."
De kerk, die met een schoonen toren, van vier
steenen hoektorentjes voorzien, prijkt, bestaat uit
drie schepen met zeer fraaie houten gewelven
bedekt, die ongelukkig geheel gewit zijn. Verder
treft men er twee koren aan, welke op bedroe
vende wijze mishandeld worden. Zij dienen tot
bergplaats voor turf en steenkolen en tot tim
mermanswerkplaats. Een belangrijk mausoleum,
opgericht ter eere van den heer Philibert van
Thuyl van Serooskerke, is geheel en al onder
balken, planken, ladders en afbraak bedolven.
Dit gebouw, waarin zeer fraai beeldhouwwerk
en uitstekend schoon gegraveerde zerken aange
troffen worden, verdiende goed onderhouden te
worden.
De rijksadviseurs zullen trachten verbetering
te verkrijgen.
In deze kerk ligt de grafsteen, die de overblijf
sels van een bloedverwant van den stichter be
dekt. Hij is er met zyne echtgenooté op afge
beeld. Het opschrift luidt
„Hier leit begraven Jacop van Abele, die sterf
int jaer m.cccc en lxvi, viii daechen na bamisse.
lige ontmoeting rekenen, die hier onvermijdelijk
zou wezen."
„Maar ik zal het niet aan het toeval overlaten.
Gy moet my laten weten waar ik n vinden kan,
en dan kom ik natunriyk. Als ik er in slaag
mij hier nuttig voor u te maken, zult gij er niet
tegen hebben thuis een wenk of een model van
mij aan te nemen. Na hetgeen gij gezegd hebt
gaat Julia stellig met mij terug. Bewondert gij
haar inderdaad zoozeer?"
„Ik vind de heele schilderij treffender dan eenige
andere die ik ooit gezien heb," ze! zy. „Maar
ik bewonder Julia niet alleen, Romeo is ook zoo
mooi en hij lijkt hij lijkt op een goeden vriend
van mij."
Deze laatste woorden werden byna fluisterend
gesproken.
De een of andere bezoeker van zyn atelier had
den armen Claud wel eens verteld dat hy op
Romeo geleek en nn. bracht hy dien zacht fluis
terenden toon van Pearl in verband met het
verraderlijke blosje van zooeven, en verheugde
zich over beiden, met de innige blgdichap, die
het hart van den man vervult als hij begint te
hopen dat zyn liefde beantwoord wordt.
„Hebt gij ons vergeven, lieve miss Gray? Wij
zijn beiden heel stout geweest; en wij hebben er
beiden zoo'n spijt van," riep Lotta, de kamer in
komende met een oprecht berouwvol gelaat.
Ziende dat Pearl glimlachte ging zij voort„Als
ik kwaad gedaan heb ben ik er zeker al genoeg
voor gestraft, al is het dan ook niet rechtstreeks.