121* Jaargang.
1878.
Dinsdag
18 Juni.
IN0. 141,
DE BRUIDSSCHOTEL
Dit blad verschijnt dagelijks,'
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m, franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentiens 20 Cent per regel,
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz..* van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Nationale militie.
PEUILLHTOIT.
OTTrDA..
Middelburg, 17 Juni.
Benoemingen en besluiten.
LBIIRGS
Oproeping van verlofgangers der
lichtingen van 1875 en 1876'.
De burgemeester van Middelburg
brengt ter kennis van de belanghebbenden
dat het Z. M. den koning heeft behaagd, den
minister van oorlog te machtigen in dit jaar tot
den werkelijken dienst op te roepen, krachtens
art. 125 der militiewet, o. a.:
10 Bij de regimenten vesting-artillerie.
A Van de lichting van 1875.
(de eompagnieën zijn genummerd volgens de
vóór 1 Mei bestaande regiments-indeeling)
a van 331 Juli, de milicien-verlofgangers,
behoorende tot de 4e compagnie van het le, tot
de le, 2e, 8e, 9e en 10e compagnie van het 2e
en tot de 6e compagnie van het 3e regiment
vesting-artillerie.
b van 15 Juli tot 12 Augustus, de milicien-verlof
gangers, behoorende tot de 6e, 7e (thans de 21e
compagnie behoorende tot IVe afdeeling vesting
artillerie) en 12e compagnie van het le en tot de
4e, 12e en 13e compagnie van het 2e regiment
vesting-artillerie.
e van 27 Juli24 Augustus, de milicien-ver
lofgangers, behoorende tot de 5e compagnie van
het le en tot de le, 5e 8e en 12e compagnie van
het 3e regiment vesting-artillerie.
d van 9 Augustus6 September, de milicien
verlofgangers behoorende tot de 11e compagnie
van het le en tot de 7e, 10e en 11e compagnie
van het 3e regiment vesting-artillerie.
e van 22 Augustus19 September de milicien
verlofgangers, behoorende tot de 2e, 8e (thans de
22e compagnie, behoorende tot de IVe afdeeling
vesting-artillerie) 13e, en 14e compagnie van het
le, tot de 3e, 5e, 6e 7e en 11e compagnie van
het 2e en tot de 2e, 4e, 9e, 13e en 14e compag
nie van het 3e regiment vesting-artillerie.
f van 230 September, de milicienverlofgan
gers, behoorende tot de 3e, 9e en 10e compagnie
van het le en tot de 3e compagnie van het 3e
regement vesting-artillerie.
18 Van de lichting van 1876.
g van 129 October, de milicien-verlofgangers
van alle compagnieën, met uitzondering van die
der torpedo-compagnie.
11 Bij het korps pontonniers.
C van 1 Juli3 Augustus de milicien-verlof
gangers van de lichting van 1876.
h van 7 Augustus11 September de milicien
verlofgangers van de lichting van 1875.
III Bij de compagnieën artillerie transporttrein
(niet bij de compagnie transporttrein, bestemd
voor den administratieven dienst.)
E van 2 Juli9 Augustus, de milicien-verlof
gangers van de lichting van 1875.
IV Bij het bataljon mineurs en sappeurs.
F van 15 Juli23 Augustus de milicien-ver
lofgaugers van de lichting van 1875.
Gezien de daartoe betrekkelijke circulaire van
den commissaris des konings in deze provincie
van den 7 Juni 1878 A no 2208, 3e afdeeling
(provinciaal blad no 59);
roept bij deze op de in deze gemeente wonende
milicien-verlofgangers der lichtingen 1875 en 1876
DOOR
Het was een zeer oude schotel. Zoo oud als
de weg, dat dachten de menschen ten minste; het
was zulk een echte schotel met een ronde
kuil in het midden om het suikergoed in te leggen,
die men bruidsschotels noemde en die voor groote
huwelijksfeesten geschilderd werden door meester
Georgio en Orazio Fontane en al hunne mindere
broeders in de kunst te Urbino, en Gubbio, Pesaro
en Pavia, Castelli en Savona, Faënza en Ferrara,
en al de andere steden, waar de schilders op
aardewerk in vrede leefden, te midden van het
gewoel der onrustige tijden. Hij hing, in een
ronde wormstekige houten lijst aan een roestigen
spijker te midden van gedroogde kruiden en
keukengereedschap in de woning van Giudetta
Bernacco en het was een geloofsartikel voor Giu
detta en al hare bloedverwanten en kennissen,
dat hij nooit aangeraakt mocht worden of er zou
een ongeluk gebeuren; in de rondte afgestoft
mocht hij worden, maar nooit aangeraakt. Dat
hij geluk aanbracht door daar te hangen en
ongeluk zou aanbrengen als bij weggenomen werd,
hierboven vermeld, om overeenkomstig het daar
bij bepaalde
op den tijd en plaats als in de aan hen uit te
reiken order is vermeld tegenwoordig te zijn, voor
zien van al de voorwerpen van kleeding en uit
rusting door hen bij hun vertrek met groot ver
lof medegenomen, benevens van hun verlofpas,
ten einde rechtstreeks naar hun korps te ver
trekken.
V oorts wordt ter hunner kennis gebracht, dat
zij die in gebreke blijven op den bepaalden dag
onder de wapenen te komen, bij hunne latere op
komst zooveel langer in dienst zullen worden ge
houden, en die niet aan de oproeping voldoen,
volgens art. 145 der militiewet, als deserteur
zullen worden behandeld, terwijl zij die wegens
ziekte niet op den bepaalden tijd onder de wapenen
komen, verplicht zijn over te leggen een gelega
liseerd, op zegel geschreven geneeskundig getuig
schrift en zullen die, zoowel in het algemeen
belang van den dienst als om misbruik tegen te
gaan, te dier zake niet voor diligent worden ge
houden maar in den regel verplicht zijn zich na
hunne herstelling bij hun korps te vervoegen,
ten einde gedurende zes weken in den wapen
handel geoefend te worden.
Hiervan is afkondiging geschied waar het be
hoort te Middelburg den 17 Juni 1878.
De burgemeester voornoemd
SCHOEEE,
De Staats-courant van 16 en 17 dezer bevat
het koninklijk besluit van 25 Mei jl., Stbl. no.
76, tot nadere' wijziging van art. 1 van het kon-
besluit van 22 December 1867, Stbl. no. 154, be
palende de aanstelling van 10 hulppredikers ter
voorziening in de godsdienstige behoeften van
inlandsche Christengemeenten in Nederlandsch Indië.
In hetzelfde nommer is opgenomen het kon.
besluit van 1 Juni jl., Stbl. no. 79, tot wijziging
van het kon. besluit van 27 April 1876, Stbl. no.
100, betrekkelijk de regeling van de bevoegdheid
der consulaire ambtenaren tot het opmaken van
burgerlijke akten, en van de consulaire rechtsmacht.
Heden is door burgemeester en wethouders tot
commies ter gemeente-secretarie alhier benoemd
de heer A. J. van Vessem, ambtenaar ter secretarie
te Nijkerk.
In het adres dat volgens den raad van „de
Tijd" door de katholieken aan de tweede kamer
moet worden aangeboden, wordt gezegd dat zij
„in het wetsontwerp ter herziening der wet van
13 Augustus 1857 (Staatsblad no. 103) tot regeling
van het lager onderwijs de bestendiging zien van
geloofden zij zoo vast als zij in hunne priesters
en heiligen geloofden. Als men vroeg waarom,
zeiden zijdaarom hunne vaders hadden het
ook geloofd; een reden die afdoende genoeg was
om den meest ongeloovigen navorscher te be
vredigen.
Giudetta maakte somtijds een kruis als zij naar
den schotel keek, alsof het een reliquie was.
„Hij brengt geluk aan,zei zij altijd.
Zij was reeds meer dan tachtig jaar oud en
had haar man jong verloren; hare beide zoons
waren gevallen de een in een veldslag, de
ander door den bliksem getroffen. Zij had ziekte,
leed, gebrek, elk soort van zorgen, zomer en
winter gekendmaar zij vond toch dat de schotel
geluk aanbracht. „Ik heb lang genoeg geleefd
om Faello groot te brengen," placht zij te zeggen
en daarin lagen voor haar al de zegeningen des
hemels opgesloten.
Faello (Raffaello) was haar kleinzoonde eenige
mannelijke afstammeling van haar geslacht, of
schoon zich een zwerm kleine zusjes van hem om
den soepketel verdrongen hadden en met hem
opgegroeid warenblozende, flinke meisjes, sterk
van aard en zoowel binnen als buitenshuis bruik
baar, zooals de Toskaansche meisjes van der
jeugd af zijn. Faello was nu een jongeling, man
nelijk en sterk, forsch en knap, eerlijk en braaf,
en de gewillige rechterhand zijner grootmoeder.
Hun hutje stond tegen de helling van een heuvel,
aan den voet van het dorp Imprunetahun heele
rijkdom bestond uit een muilezel en een kar, en
alles, wat naar hunne innigste overtuiging de open-
bare school voor hen onbruikbaar maakt; dat zij
tevens daarin ontdekken het onloochenbaar streven
om aan het eenig hun gebleven hulpmiddel, de
bijzondere school, onder schijnbare eerbiediging
van haar recht, het bestaan onmogelijk te maken;
dat zij zich daarom wenden tot uwe vergadering,
met het eerbiedig verzoek, genoemd wetsontwerp
niet te willen goedkeuren."
Yan dit adres kan, in tegenstelling met dat
der anti-revolutionairen, gezegd worden dat het
beknopt, zakelijk en gematigd is, terwijl het
bovendien niet, zooals het „volks-petitionnement,"
aan een verkeerd adres wordt gericht.
Wij houden het er echter voor dat de groote
meerderheid der Nederlandsche katholieken, die
in staat zijn zich van hun' gevoelen rekenschap te
geven, niet zullen instemmen met de bewering
dat „de openbare school voor hen onbruikbaar
is." Zij toch waren het die èn in 1848 èn in
1857 de neutrale school hielpen verdedigen, dewijl
zij daarin den zekersten waarborg zagen voor de
eerbiediging hunner godsdienstige gevoelens.
Evenmin gelooven wij dat die katholieken,
wien de noodzakelijkheid der verbetering onzer
volksschool duidelijk voor oogen staat, beweren
zuilen dat die verbetering achterwege zou moeten
blijven ter wille van de belangen der bijzondere
scholen.
De algemeene vergadering van de Nederland
sche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank
zal te Utrecht gehouden worden op Vrijdag avond
28 en Zaterdag voormiddag 29 Juni e. k.
Als voorstellen van het hoofdbestuur zullen
worden voorgedragen
1» Een algemeen petitionnement uit te lokken,
om van regeeringswege te doen onderzoeken en
uitmaken tot welke categorie van waren de sterke
drank (gedistilleerd) behoorttot de onschadelijke
en positief nuttige drinkwaren of tot de vergiften
in 't laatste geval, met dringend verzoek, dat zijn
verkoop niet langer worde vrijgelaten aan al wie
zich daartoe van patent gelieft te voorzien.
2° Te bevorderen de kostelooze verspreiding
van de „Volksvriend" aan boord van alle binnens
lands varende stoomschepen voor het vervoer
van personen.
Ook de „vliegende blaadjes," zoo meldt de
Standaard, beginnen hun „zwerftocht," tot
ondersteuning van het vermaarde „volkspetition
nement."
Een paar dier blaadjes noemende, voegt het
anti-revolutionaire hoofd-orgaan er bij, dat het
zich „voor den inhoud dier blaadjes niet aan
sprakelijk stelt," maar toch het denkbeeld
hun middel van bestaan lag in het naar de stad
brengen van de aarden vazen en potten, waar
voor Impruneta beroemd is.
Toen Faello nog klein was en hare beide zoons
gestorven waren, was Giudetta genoodzaakt ge
weest een jongen te houden óm den muilezel te
drijven, en zij had menig moeielijk uur gehad en
vreeselijk veel zorgen om den soepketel voor al
die kleintjes gevuld te krijgen en hen bij harde
wintertijden warme kleertjes aan het lijf te geven;
maar nu was Faello sedert vier jaar oud genoeg
dat zij hem dit werk kon toevertrouwen, en dus
was het vervoer van het aardewerk zuivere winst.
De kleine mollige meisjes vlechtten stroo, haalden
water, spitten het lapje grond om, sprokkelden
brandhout in de dennebosschen, en sneden het
voer van den muilezel. Zij kwamen rond en
hadden zelfs op Zon- en feestdagen een stukje
vleesch.
„De heiligen zijn goed voor ons," zet Giudetta
in vollen ernst en met tevredenheid, „en de scho
tel brengt geluk aan, dat ziet ge."
Faello en zijn zusjes hadden diep ontzag en
veel eerbied voor den Bruidsschotel. Hij was zon
derling met veelkleurige tinten beschilderd, gelijk
de meeste van die schotels, met een bijbelsch
onderwerp het huwelijk van Rebekka en Izaak;
al de personaadjes waren in kleederdrachten uit
de zestiende eeuw, en het geheel blonk met dien
glanzigen weerschijn, als van paarlmoer en goud,
waarin die vroegere kunstenaars het zoover ge
bracht hadden. Om den buitenrand liep een spreuk
„van ook langs dien weg voor te lichten,
ten zeerste toejuicht."
Met andere woordenof aan het volk door
goed of door valsch licht de weg wordt gewezen, is
de Standaard om 't even, als het maar dienstig
is, om het aantal kruisjes en krabbels onder het
adres te vermeerderen. Dat noemt men voor-
lichtin g!
Volgens de N. Rott. Ct. zijn de berichten om
trent den toestand van den minister van oorlog,
die zich tot herstel zijner gezondheid in het bui
tenland bevindt, in de laatste dagen ongunstig.
Uit den chaos, die onze wetgeving dreigt te
worden door het voortdurend wijzigen en aan
vullen der bestaande wetten, zou ten slotte nie
mand wijs kunnen worden, indien er geen gedul
dige arbeidzame en nauwkeurige menschen
bestonden, die er hun werk van maken telkens
iedere wet, met al haar vroegere en latere aan
vullingen en verklaringen voorzien, te laten over
drukken.
Ten opzichte der wet op het notaris-ambt van
1842, welke in April 1876 en in Mei 1878 ge
wijzigd werd, is dit nuttige werk verricht door
den heer J. Franse te Zierikzee, op dit gebied
van vroeger reeds gunstig bekend. De uitgave
is van A. M. E. van Dishoeck te Zierikzee.
Gaarne vestigen wij, wat laat, maar onze
schrijftafel ligt vol en onze ruimte is klein,
op dit noodzakelijke boekje de aandacht. Voor
de nauwkeurigheid van zijn arbeid staat de be
werker in, daar hij in zijn voorbericht schrijft:
„Hoezeer ook „„het toezicht der overheid op de
handelingen der notarissen verscherpt is"", zou
toch de nauwgezetste onder hen niet aarzelen
deze uitgave voor eensluidend afschrift te onder
teekenen.'1
De opening der spoorweglijn Goch—Wezel is,
tengevolge der goedkeuring van het aansluitings
contract met de Köln-Mindener spoorwegmaat
schappij door de Pruisische regeering, bepaald op
den len Juli a.
pensioenen. Pensioen ten laste van den staat
verleend aan F. H. Barkhuyzen, gewezen hoofd
commies bij het departement van binnenlandsche
zaken, ten bedrage van 1554 'sjaars; J. Hooge-
veen, gewezen commies bij voornoemd dep., ten
bedrage van 1364 'sjaars; W. H. Frundt, ge
wezen adjunct-commies bij voormeld dep., ten
bedrage van 880 'sjaars; en F. j. Lunenburg,
in zwarte letters en de bruidegom bood zijn bruid
een wapenschild aan, dat vele prachtige kwartieren
voerde en waarboven een hertogskroon prijkte.
Zij konden het bijna niet zien, daar het in het
donker boven een kast hing, met bosjes gedroogde
tijm en marjolijn er om heen, maar af en toe
hielden zij de lamp er bij en zagen het licht in
die mooie kleuren flikkeren en de zwarte letters,
die zij niet konden lezen en dan beefden zij als
Giudetta vertelde, hoe het daar altijd gehangen
had ten tijde van haar vaders vader, en hoe
sommige menschen zeiden dat zij zeiven van die
groote familie afstamden, wier kroon en wapens
er op stonden; maar dat was natuurlijk malle
praat.
Was het mallepraat? dacht Faello; het kon
hem niet veel schelen, maar hij was een fiere(
stille knaap, die zijn makkers „Suberbo" noemden,
omdat hij nooit veel lust had om Zondags te
spelen of te drinken, of vogels in knippen te
gaan vangen, en 's avonds voor de herberg te
zitten babbelen, zooals zij deden. Faello stond
op voor dat het in het Oosten begon te dagen,
spande zijn muilezel in en ging op weg met zijn
vracht roode bloempotten en water- en oliekruiken.
Hij was ernstig en bedaard, had zijn grootmoeder,
zijne zuster en zijn Pastore lief. Misschien be
kleedde Pastore in zijn hart wel de eerste plaats.
Pastore was een van die fraaie, witte herdershon
den uit die streek; honden die een paleis tot
sieraad konden strekken en op den sleep eener
koningin liggen; honden die het ware beau ideal