N°. 137. 12le Jaargang. 1878. Donderdai 13 Juni. De geluksslinger. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- èn Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien: 20 Gent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite 0°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 12 Juni, rFETTIXjILIEJ TOIST. Benoemingen en besluiten, Kerknieuws. Marine en leger, In een uitnemend betoog, dat door zijne beza digdheid en zakelijkheid een diepen indruk achter laat, stelt het Handelsblad bet hersenschimmige aan het licht van het drijven der anti-revolutio nairen, die door een „volks-petitionnement" bij den koning de hervorming van ons openbaar onderwijs willen keeren. Na het grondwettig recht der bezwaarden, om zich met hun grieven tegen een door de staten- generaal aangenomen wetsontwerp tot den koning te wenden, zonder voorbehoud erkend te hebben, gaat het Handelsblad aldus voort: „Gesteld, dat Z. M. aan de bede der adressanten gehoor geeft en weigert het ontwerp met zijn handteekening te bekrachtigen, dan kan hij dit slechts doen door zich af te scheiden van zijn tegenwoordige raadslieden: het ministerie moet aftreden. Er zal een ander kabinet moeten optreden, dat aan de wenschen der adressanten moet trachten gevolg te geven, maar het zal daarvoor nimmer de toestemming erlangen van de staten-generaal zooals die thans zijn samenge steld. De kamers moeten dus worden ontbonden, en de kiezers opgeroepen om uitspraak te doen, maar met schier wiskunstige zekerheid, dat dezelfde kamers schier onveranderd zullen terugkeeren. Nieuwe ontbindingen zullen niet baten. Gelukt het echter, wat niet aannemelijk is, een tweede kamer te doen verkiezen, die geneigd is de open bare school aan de bijzondere op te offeren, nog veel moeilijker zal het zijn de eerste kamer, die door de provinciale staten gekozen wordt, in dien geest gewijzigd te krijgen. De staten der provinciën kunnen niet worden ontbonden en de eenige gele genheid om de richting, die er in bovendrijft, te wijzigen, bestaat bij de periodieke aftreding van de helft der leden, die om de drie jaren plaats heeft. Er zou dus nog al eenige tijd moeten verloopen, alvorens beide kamers in den gewenschten geest waren samengesteld. En als dit niet gelukt en het zal niet gelukken blijft geen andere uitweg open dan een terzijdestelling der grondwet! „De adressanten hebben daaraan blijkbaar niet gedacht. Evenals zij, wat de school betreft, zeggen: „in wat voege of maniere te zorgen zal zijn, ligt buiten den kring onzer overweging; de gewone burger in den lande brengt aan den koning geen raad," zoo.maken zij zich stellig van het antwoord op zulke bezwaren af, met de verklaring„Dat is niet onze zaak, maar die van Nouvelle van Rudolph Lindau. „Eenige dagen voor mijn ontmoeting met Fran cis had ik tijding gekregen van den dood van een ouden bloedverwant, dien ik mij no,g slechts zeer onduidelijk herinnerde. Als kind had ik eens een vacantie bij hem doorgebracht en toen had hij mij zeer vriendelijk ontvangen. Het was een stil, ernstig man, die een eenzaam leven leidde. Ik herinner mij flauw gehoord te hebben dat hij mijn moeder bemind had en zich na haar huwe lijk geheel uit de samenleving teruggetrokken had. Sedert jaren had ik niets meer van hem vernomen; maar het schijnt toch dat die oude, stille man mij in zijn hart gesloten en niet meer vergeten had. Kortom, vóór zijn dood had hij mij het grootste gedeelte van zijn fortuin vermaakt. Op die manier werd ik eigenaar van een lief huis, in de nabijheid van Rgelegen en van een land goed, dat voor verscheiden jaren verpacht is. Die pacht, 1200 thl. in 't jaar, scheen mij meer dan toereikend toe om in al mijné behoeften te voor zien. sIk nam mij voor, Amerika terstond te verlaten den koning." Toch zou Z. M. hen kunnen doen opmerken, dat het zeer gemakkelijk is te klagen, als men niet tevens den weg aanwijst ter verbe tering en dat de koning zijn raad inwint bij de wettelijke vertegenwoordiging, die Z. M. niet in bet onzékere laat, hoe te bandelen is. „Z. M. zou de adressanten in het bijzonder kunnen wijzen op de zinsnede in hun adres, waarin zij zich beroepen op bet jaar 1856, waarin bij „met zulk een trouw en zulk een fierheid hun den moed hergaf door zijn koninklijk optreden." Die herinnering toch kan den koning niet anders dan hoogst onaangenaam zijn. In dat jaar immers gaf Z. M. gehoor aan het schijnbaar door zeer velen gekoesterd verlangen, dat de school een bepaald kerkelijk karakter zou verkrijgen: hij zond den minister van Reenen heen en riep een der bekwaamst-en onder de anti-revolutionairen, den heer van der Brugghen, tot de regeering. En met welk gevolg? De partij der petitionarissen, toen aan het bewind, kwam tot de slotsom, dat geen andere openbare school van overheidswege kon worden onderhouden als de voor allen toe gankelijke, dus de neutrale. De eenige uitweg) dien zij vond, was deze, dat als de gemoedsbe zwaren onoverkomelijk bleken, er een bijzondere school zou komen, waaraan bij de wet subsidie mocht worden verleend, een denkbeeld dat o. a. door den heer Groen van Prinsterer ten zeerste werd bestreden, zoodat van de 65 leden der tweede kamer zich slechts twee er voor verklaarden Toen kwam de wet van 1857 tot stand, die, vol gens het adres, aan de adressanten, reeds „onrecht aandeed." Die wet heeft de koning onderteekend en nu komen de adressanten hem verklaren„dat die wet geeft als privilege aan rijkere ouders, wat ook bet recht van den armste behoorde te zijn," dat zij „rechtsherstel" noodig maakt! Gelooven zij, dat ook Z. M. de geschiedenis van 1856 heeft vergeten en nog eens de bittere erva ringen zal willen beleven, die hem toen hebben bedroefd, nadat bij de anti-revolutionnairen in de gelegenheid had gesteld, hun stelsel in toepassing te brengen?" Het Handelsblad betoogt daarna welk een gevaarlijke beteekenis er ligt in den schijnbaar zeer eenvoudigen, onschuldigen wensch: „Een school met den bijbel", waardoor aan iedere godsdienstige richting een onderwijs overeenkom stig hare zienswijze gewaarborgd zou moeten worden. Daarna eindigt het opatel aldus „De secteschool met den bijbel, verdeeld naai de gezindten, behoorde thuis in den tijd van het verdeelde Nederland, dat de stadhouders moeite hadden bijeen te houden. De openbare neutrale school is de school van de 19e eeuw, van het tot éen koninkrijk verbonden Nederland, onder en naar mijn vaderland terug te keeren. Ik had- uw adres weten te krijgen en ik dacht dat de blijdschap van u, mijn oudsten eneenigen vriend, weer te zien mij voor veel leed dat ik in 't leven ondervonden heb zou schadeloos stellen. En ik heb mij niet bedrogen. Ik heb eindelijk eens voor het eerst geheel mijn hart kunnen uit storten en nu voel ik mij verlichter en beter dan ik mij in jaren gevoeld heb. Gij beoordeelt mij niet streng, dat weet ik. Gij betreurt mijn zwakheid, zonder mij daarover hard te vallen. Ik heb in mijn leven niets goeds en niets kwaads gedaan. Ik ben een volslagen onnut meubel ge weest, een „homme de tropgelijk de treurige held in een treurige geschiedenis van Turgenieff. „Ik schreef Francis voor mijn vertrek uit New- York, dat het plotseling sterfgeval van een mijner bloedverwanten mij noodzaakte naar Europa te gaan. Ik gaf hem uw adres, opdat het niet den schijn zou hebben alsof ik den omgang met zijn familie ontvluchtte. Toen vertrok ik. En nu ben ik hier. Ik heb gezegd!" Warren, die onder het spreken zijn pijp niet had laten uitgaan en tevens een flesch wijn, die op tafel stond, bijna geheel had leeg gedronken, verklaarde zich nu bereid de levensgeschiedenis van zijn vriend te hooren. Maar deze was ter neergeslagen en ontstemd en voelde geen lust tot spreken. Hij maakte zijn vriend opmerkzaam, dat het laat geworden was en stelde voor het gesprek den volgenden dag voort te zetten. Warren ant woordde daarop:. „Heel goed!" klopte zijn pijp een koning, die gewillig het oor leent aan elke stem, c ok van den nederigsten burger, maar niet vergeet dat ook hij gebonden is aan de grondwet en dat hij, niet met een door bedriegelijke leuzen opgezweepten volkshoop, maar met de machten, door de grondwet aangewezen, de wetten vast stelt." Maandag ochtend, te 8 uren, trok te Maastricht onder het luiden der klokken en het spelen van het carillon de processie van St. Servatius uit naar Scherpenheuvel. Bij den uitgang der kerk bevond zich de noodige politie, die den drager van het eerste vaandel aankondigde dat er geen openbaar vertoon mocht plaats hebben. Herhaal delijk werd door de politie gesommeerd om het vaandel op te rollen daaraan werd geen gevolg gegeven en door de overgroote volksmenigte uit geroepen, hoerah door door Zoo trok dan in weerwil van 's ministers bevel en, zooals de Courier de la Meuse in zijn schrijven der vorige week ver langde, met ontrolde vaandels en hardop biddende, de processie in volle glorie de stad door, naar Scherpenheuvel. Deze ongehoorzaamheid aan een bevel der over heid zal natuurlijk niet zonder gevolgen blijven. Er is proces-verbaal opgemaaktde bezadigde burgerij keurt deze demonstratie tegen het wettig gezag ten zeerste af. {RU.) De discussiën in het werklieden-congres te Utrecht zijn op den tweeden Pinksterdag met ijver voortgezet. De groote overvloed van on derwerpen en sprekers, die bijna alle door afzon derlijke motiën aan hun gevoelen uitdrukking zochten te geven, maakt echter het geven van een overzicht, zelfs der genomen beslissingen, on mogelijk. Met afschaffing van alle andere, directe of indirecte, belastingen verlangde de meerderheid een progressieve inkomstenbelasting, voorts in voering van bet tien-uur-stelsel bij den arbeid, afschaffing van arbeid op werkplaatsen en in fabrieken voor meisjes beneden 18 jaar en beperking van den arbeid voor jongens beneden denzelfden leeftijd. Omtrent den arbeid in gevangenissen werd verklaard, dat deze den vrijen arbeid benadeelt, en dat bet wenschelijk is, dat die toestand op- houde. Eindelijk bleken er groote grieven te bestaan tegen de wijze, waarop in de meeste fabrieken de zieken- en ondersteuningsfondsen zijn geregeld; men wilde het beheer dier fondsen aan de arbeiders zelf overgelaten zien. Hiermede was het programma der socialistische arbeiderspartij en tevens een goed deel van de agenda afgehandeld. uit en verdeelde den laatsten wijn die nog in de flesch was tusschen Fabricius en zichzelf. Daarop hief hij zijn glas omhoog en ze! plechtig: „Op onzen jongen tijd!'' Hij dronk het glas tot op den bodem leeg, zette het op tafel en sprak voldaan: „Dat is de eerste teug wijn, die mij sedert jaren goed smaaktwant ik dronk dien niet op de vergetelheid, maar op de herinnering. II. Warren bleef verscheiden dagen in L.bij zijn vriend en die vond in hem den beseheidensten mensch dien hij ooit aangetroffen had. Hij ver langde naar niets en was steeds tevreden met hetgeen hem aangeboden werd. Op alles wat Fabricius hem voorsloeg gaf hij steeds hetzelfde antwoord: „Heel goed!" Maar als Fabricius niets opperde vleide Warren zich gemakkelijk neder in een grooten stoel, met zijn kort pijpje, nam een boek in de hand waarin hij evenwel weinig lasblies dikke rookwolken voor zich uit en scheen met zich zelf en de wereld volko men tevreden. Vreemden, ze! hij, zag hij liever niet. De enkelen echter die bij Fabricius kwamen en met wie hij oppervlakkig kennis maakte, von den hem een ontwikkeld, bescheiden man. Hij beviel een ieder, waar hij mede in aanraking kwam, want hij had iets eigenaardig vriendelijks en aantrekkelijks. Fabricius wist niet recht waarin Bij den uitgever Tjeenk Willink te Haarlem is, in aansluiting aan vroegere uitgaven, ver schenen de thans nog bestaande wet op het lager onderwijs met het gewijzigd wetsontwerp Kap- peijne daartegenover, waarin de wijzigingen met opzicht tot het oorspronkelijk ontwerp door cur sieve letters zijn aangegeven, benevens de memorie van antwoord op het voorloopig verslag. De actualiteit dezer uitgavemet het oog op de eerstdaags aan te vangen behandeling der schoolwet, verzekert dit boekje stellig eene goede ontvangst. Volgens de N. Rott. courant is de wet tot invoering der successiebelasting in de rechte lijn door Z. M. den koning bekrachtigd. veebetering. In bet verslag van de buitengewone zitting der staten van Zeeland, gevoegd bij ons nommer van den 7en dezer, wordt op de laatste bladzijde van het 2e vel (regel 30, kolom links) den heer Vader de bewering in den mond gelegd dat „de Nieuwe Neuzen-polder, voordat hij calamiteus verklaard werd, nog eens f 1000,000 van het rijk heeft genoten". Dit is eene drukfout. Als het bedrag der ge noten subsidie was door den heer V ader genoemd f 100,000 en datzelfde cijfer was opgeteekend. De zetter voegde er echter een nul bij. burgemeesters. Benoemd tot burgemeester van Eikerzee, met ingang van 24 dezer, J. M. de Glapper, te Ellemeet, en tot burgemeester van Oud-Vosmeer, met ingang van 24 Juni a., C. J. de Vulder van Noorden, te Tholen. ijkers. Benoemd, met ingang van 1 Juli a.,' tot ijker der maten, gewichten en weeg-werktuigen de adjunct-ijker M. N. Arends. zEEVisscHERiJEN. Opnieuw benoemd als leden van het college voor de zeevisscherijen, met in gang van 1 dezer, A. Hoogendijk, A. E. Maas en M. J. de Bont. Door den kerkeraad der N. H. gemeente te Dreischor is toezegging van beroep gedaan aan den heer Claessen, pred. te Egmond, (binnen). De generaal-majoor Queijsen heeft gisteren het garnizoen alhier geïnspecteerd en is heden van hier naar Vlissingen vertrokken. deze eigenaardigheid bestond; maar hij zelf kon er den invloed niet - van ontgaan. Hij droeg Warren in een paar dagen weer dezelfde toewij dende, innige vriendschap toe, welke hij als jong mensch voor hem gekoesterd had. „Iedereen moet hem lief krijgen" ze! hij hij zich zelf, „het zou mij in het geheel niet verwonderen te hooren dat Ellen Gilmore hem bemind heeft.Ik wilde dat ik hem gelukkig kon maken." Op zekeren avond bracht Fabricius hem ineen schouwburg, waar een zeer vroolijk blijspel uit stekend gegeven werd. Hij herinnerde zich hoe Warren als student een groote voorliefde voor dergelijke stukken had en er zich altijd zoo uit stekend bij amuseerde. De vroolijke, frische lach van zijn vriend uit dien tijd klonk hem nog in de ooren. Maar hier wachtte hem een nieuwe teleurstelling Warren woonde het stukje heel onverschillig bij. Fabricius, die hem van ter zijde gadesloegzag hem geen enkele maal lachen. Hij luisterde een tijd lang zeer oplettend en scheen daarna alle moeite op te geven om te begrijpen wat bij zag en boorde, en keek verstrooid de zaal rond; toen Fabricius hem na het einde van het tweede bedrijf vroeg: „Willen we maar naar huis gaan?" antwoordde hij schielijk. „Ja, kom! Ik heb geen pleizier meer in dien onzin. Laten we een pijp gaan rooken en wat pratendat is veel wijzer en amusanter." Warren had volstrekt niets meer van den vriend dien Fabricius vijftien jaar geleden gekend had, maar hij was hem daarom niet minder dier-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1