N°. 136 I21e Jaargang. 1878. Woensdag 12 Juni. De geluksslinger. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/in, franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentienï 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 17 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laitite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 11 Juni, I 1 De Staats-courant van 9 en 10 dezer bevat de wet van den 4en dezer, houdende goedkeuring der overeenkomst betrekkelijk den onderhandschen verkoop aan de gemeente Middelburg van twee perceelen grond in die gemeente langs het kanaal door Walcheren. De Standaard deelt thans het ontwerp van het adres mede, dat door de antirevolutionairen aan Z. M. den koning zal worden aangeboden wan neer het gewijzigde schoolwetsontwerp door de staten-generaal zal zijn aangenomen. Op de bekende gronden, wordt de koning daarin verzocht onder die wetsvoordracht zijne handteekening niet te plaatsen. Van het aangeven van eenig denkbeeld of plan, waardoor aan hun verlangen voldaan zou kunnen worden, onthouden de toekomstige adressanten zich. Zij spreken alleen den wensch uit dat het voor ieder in het land, des verkiezende, mogelijk zal zijn „een school te hebben met den bijbel." Het stuk staat, naar ons oordeel, in taal en zeggingskracht ten achter bij hetgeen wij anders van de woordvoerders der anti-revolutionairen gewoon zijn. Voor een „conscientie-kreet", waar voor het moet doorgaan, is het veel te lang. Voor eene uiting van het volksgevoelen is het te gewrongen en te Standaard-achtig van stijl, en te polemiseerend van betoogtrant. Eindelijk is de declamatie en het gezwollene van sommige uit drukkingen in zonderlinge tegenstelling met de nederigheid en onderdanigheid van andere. Op een onbevooroordeelde, die boven de par tijen en buiten het politieke strijdgewoel staat, gelijk Z. M. de koning, moet het stuk, dunkt ons, den indruk maken van een bij vergissing op gezegeld papier geschreven en met tal van namen onderteekend couranten«hoofdartikel. In het British Medical Journal komt eene sta tistiek voor van de behandelde zieken in het pokken-hospitaal te Londen, loopende van 1 Februari 1871 tot het einde van 1877. Daaruit blijkt o. a. dat in dien tijd aan genoemd hospitaal 367 helpsters, oppassers en andere beambten ver bonden zijn geweest. Van deze 367 is er slechts éen door de ziekte, welke bij voortduring en vaak in den hevigsten vorm in het hospitaal heerschte, aangetast en bij deze was de revacci- natie verzuimd. Bij de anderen was de her-inenting, die voor allen reglementair voorgeschreven was, geregeld toegepast. IFZETTrLiLIElTOIfcT. Nouvelle van Rudolph Lindatr. „Ik dacht er lang over na hoe ik schrijven zou. Ik twijfelde er niet aan dat Ellen mij dat geld gezonden had en wilde niet ondankbaar schijnen; ik wilde haar niet beleedigen en stelde eindelijk een brief op, die voor zoover ik mij herinneren kan hierop neerkwam. „„Ik dank u zeer; maar het is mij onmogelijk het geld dat gij mij leenen wilt aan te nemen. Wees niet boos op mij, dat ik het u terug zend. Uit uw daad blijkt dat gij welwillend jegens mij gezind zijt. Ik zal er naar streven uw vriend schap niet onwaardig te worden. Houd mij in uw vriendelijk aandenken. Ik kan uw goedheid nooit vergeten."" „Eenige dagen later, nadat ik den brief aan den directeur van het ziekenhuis had toevertrouwd, verliet ik New-York en ging naar San Francisco. Jaren lang hoorde of zag ik niets meer van Ellen Gilmore. Haar beeld werd al flauwer en flauwer. Ik vergat haar. Ik vergat dat ik jong geweest was. Ik werd oud. De donkere stroom, die liet vaartuig, waarin ik mij met mijn gel uk bevond, Dr. William Gayton, directeur van het hospitaal) leidt hieruit af dat herinenting voor volwassenen een bijna onfeilbaar middel is om voor de kin derziekte gespaard te blijven. Hij gelooft niet dat het mogelijk is her-inenting bij de wet ver plichtend te stellendoch dat het wenschelijk is haar door alle mogelijke middelen stelselmatig te bevorderen, is bij hem aan geen twijfel onderhevig. Met leedwezen zullen velen in de Staats-courant gelezen hebben, dat de heeren Fock, Leemans en Vosmaer hun ontslag gevraagd en gekregen heb ben als leden der commissie van adviseurs over de monumenten van kunst en geschiedenis. Het college, waarvan zij een sieraad uitmaakten, zal dus voortaan de voorlichting dezer bekwame mannen missen. Hun aftreden schijnt als een protest beschouwd te moeten worden tegen de eenzijdige kunstrichting, welke in die commissie den boventoon voert. Zooals men weet, is on langs door de Maatschappij ter bevordering der bouwkunst eveneens een schriftelijk beklag bij de regeering ingediend, wegens de officieele een zijdigheid in den bouwstijl der rijksgebouwen. (Tod.) Op de algemeene vergadering der vereeniging Eigen Hulp, Zaterdag te 's Gravenhage gehouden, werd na goedkeuring der rekening, welke met een aanzienlijk batig saldo sloot, uitsluitend van gedachten gewisseld over voorgestelde wijzigingen der statuten. De slotsom van de discussiën laat zich hierin samenvatten, dat over het algemeen de meerder heid het beginsel van zelfstandigheid der distric ten en van vereenvoudiging der bemoeiingen van het hoofdbestuur in de statuten nederlegde. Amsterdam huldigde eenigermate het hoofdbegin sel van centralisatie en controle van het hoofd bestuur. In de avondzitting werd onder meer besloten: 1» de algemeene vergaderingen te houden, afwis selend in verschillende plaatsen, en niet steeds te 's Gravenhage, 2° den raad van toezicht op te heffen, 3° de bevoegdheid tot oprichting van alge meene afdeelingen in de statuten te behouden, afgescheiden zelfs van de afdeeling „Levensverze kering", waartoe vroeger werd besloten, en waar van reglement en tarieven bij de regeering reeds in overweging zijn4° de bijdrage aan de alge meene kas te stellen op 50 cent per lid. Te 11 uren waren de statuten nog niet afge handeld en werd de voortzetting der vergadering uitgesteld tot een nader te bepalen dag. Onder voorzitterschap van den heer B. H. Heldt kalm, zonder stooten naar de geheimzinnige zee voerde, waarin zich eindelijk alles wat leeft uit stort, nam zijn loop door een dorre zandwoestijn. De oevers togen mij met vreeselijke eentonigheid voorbij. Ik bevond mij aan boord van de boot en was het leven ach, zoo moede! Ik had zoo ver ik wist nooit iets kwaads gedaan. Ik had het schoone bemind en naar het goede gestreefd. Waarom was ik zoo vreugdeloos? Ik zou de klip gezegend hebben, die de kiel van mijn vaar tuig verbrijzeld en mij in de donkere diepte ge slingerd had. Tot op den dag waarop ik het engagement van Ellen vernam, had ik altijd nog geloofd dat ik mijn leven morgen zou beginnen. Dat morgen was gekomen zonder dat ik een begin gemaakt had en mijn leven was ge ëindigd." Warren sprak nu zoo zacht dat Fabricius moeite had hem te verstaan. Hij scheen meer tot zich zelf dan tot zijn vriend te spreken. Hij stak den wijsvinger der rechterhand omhoog en maakte een langzame, korte beweging van rechts naar links, om de beweging van een slinger aan te duiden. Daarop wees hij op de zwarte p unt, die hij op het papier geteekend had en zei„Vol maakte rustik wilde dat alles reeds voorbij was." Er volgde een lange pauze, die eindelijk door Fabricius verbroken werd, „Hoe kwam het" vroeg hij „dat gij er toe be sloot Amerika te verlaten en naar Europa terug te keereu?" wej'd op de beide Pinksterdagen te Utrecht een werklieden-congres gehouden, dat door ruim 50 afgevaardigden van werklieden-vereenigingen in verschillende plaatsen des lands werd bijgewoond. Aan het verslag in de N. Eott. Ct. omtrent den eersten dag, waarop van des morgens tien tot des avonds acht uren gedebatteerd werd, is het volgende ontleend. De voorzitter opent de zitting met eene rede, waarin hij er op wijst dat het doel der tegen woordige arbeidersbeweging is om door alle ge paste en wettige middelen het stoffelijk en zedelijk welzijn der arbeiders te bevorderen. Dit doel, hoe eenvoudig het schijne, is hoogst ingewikkeld en moeilijk te bereiken. Middelen zijn er genoeg; maar de hoofdzaak waar het op aankomt is be langstelling bij de massa op te wekken en gaande te houden. Dat deze nog te veel ontbreekt, blijkt ook uit het feit dat nog zoo menige ver eeniging op dit congres niet vertegenwoordigd is. Allen willen gaarne van verbetering van hunnen toestand hooren, maar zoodra hun blijkt dat de voordeelen hun niet onmiddellijk ten goede komen, verdwijnt de sympathie. Spreker stelt op hoogen prijs de bemoeiingen van burgerij en hoogere standen om het lot van den werkman te verbe teren, maar is van meening dat hervormingen, dio de onderste lagen der maatschappij moeten verheffen, niet van boven af kunnen ingevoerd worden. De kleine vereenigingen, die zich overal hebben gevormd, hadden meestal het onschuldig doel elkander te helpen en bij te staan in ziekte en andere omstandigheden, zonder dat de leden eenig begrip hebben van zoovele groote hervormings theorieën als tegenwoordig aan de orde zijnen het is dus niet te verwonderen, dat de arbeiders beweging door de massa nog zoo weinig wordt begrepen en vertrouwd. Het program, door dit congres te ontwerpen, moet breed zijn, zoodat het ook voor de toekomst goed kan werken. Spreker keurt coöperatie goed, ofschoon het loon van den werkman in den regel zoo gering is, dat slechts weinigen kunnen sparen om op die wijze kapitaal te vormen. Daarom moet het congres aandringen op betere loonsregeling en oprichting van vakverbonden. Daartoe is noodig hulp van den staat en vooral eene verbeterde wetgeving. Doch bij den staat kloppen de werklieden meestal aan een doovemansdeur. Er is veel gepetitio neerd en veel geld opgeofferd aan zegels enz., doch daar is niet veel notitie van genomen. Daarom moeten de werklieden trachten het algemeen stemrecht te verkrijgen, om daardoor rechtstreeks invloed op den gang van zaken te hebben en hunne stem te kunnen leggen in de schaal der werkelijkheid. Dat het kapitaal zich „Ja juist," antwoordde Warren zich spoedig bezinnend, „het zoogenaamde einde ontbreekt nog. Eigenlijk heeft mijn geschiedenis geen einde. Evenmin als zij, om zoo te zeggen, een begin heeft. Zij beschrijft iets dat vormeloos, en doel loos is; zij spreekt niet van leven; maar van dood van sterven. Maar ik kan in chrono logische volgorde voortgaan, als gij nog niet moede zijt." „Ga voort asjeblieft". „Nu goedIk zwierf dus jaren lang in Amerika rond. De geluksslinger was goed gere geld. Hij bewoog zich bedaard tusschen „Beschei den wenschen", die ik meestal gemakkelijk kon vervullen, en „Ergernis en verdriet", dat mij altijd slechts voor korten tijd in beslag nam. Ik leidde een zeer stil leven en ging door voor een zonderling. Ik deed mijn plicht en bekommerde mij om niemand. Zoodra ik mijne lessen gegeven had en meester van mijn tijd was, ging ik alleen buiten de stad in een naburig bosch onder de groote boomen liggen uitrusten. Alle jaargetijden waren mij hetzelfde. De bloemrijke lente, de groene zomer, de sombere herfst, de gure winter. Ik had altijd genot van het bosch. Het stille bosch is het schoonste wat er op de wereld is daar daalde vrede in mijn gemoed neder. Ik werd volkomen kalm en zóo onverschillig voor hetgeen er om mij heen gebeurde, dat ik mij aan wende over alles en op alles wat men mij voor- of afsloeg, „Heel goed" „te antwoorden. Ik wist dit zelf niet eens, zoo natuurlijk vloeide mij dat woord vele voorrechten boven den arbeid heeft aange matigd, staaft spreker door een woord van prof. Quack uit de voorrede van zijn werk: Het socia lisme en de socialisten. „Alle voordeelen, door den arbeid verkregen, zijn den werklieden niet of bijna niet ten goede gekomen." De werklieden moeten dus aandringen op een ruimer aanbrenging van voordeel voor het alge meen. Hoe dit doel te bereiken, is het groote geheim waarnaar men moet zoeken en gaandeweg streven. Dat streven moet echt Nederlandsch zijn; dat wil niet zeggen jansalieachtigmaar krachtig en met ernst, met heilige overtuiging omtrent het goed recht. Spreker wijst op het buitenland en meent, dat de gespannen toestand niet in de arbeidersbeweging gelegen is. Sociale toestanden te verbeteren door moord, verdient af keuring (luid applaus). Sociale hervormingen hangen niet af van regeeringsvormen. In alle landen, hetzij de regeeringsvorm republikeinsch of monarchaal is, behoeven de sociale toestanden verbetering. De middelen daartoe te beramen is de zware en gewichtige taak die het congres op deze Pinksterdagen, terwijl zoovele anderen zich ontspannen, te vervullen heeft. Laten wij die taak aanvangen in de heilige overtuiging dat het een goed werk, een werk des vredes is; onze weg is de vrede. Wanneer niet geleidelijk aan de oplossing der sociale quaestie wordt gearbeid, vreest spreker dat de revolutie zal uitbreken, en hij roept daaarom allen op bijtijds aan de oplos sing mede te werken om die uitbarsting te voor komen. Spreker verklaart hiermede de zitting voor geopend. De gedachteuwisselingwelke hierna over ver schillende punten gevoerd werd, was zeer levendig en getuigde van veel verschil van meening, waarbij bleek dat velen die het woord voerden, niet goed op de hoogte waren van de onderwerpen die zij behandelden en zich evenmin volkomen rekenschap gaven van hetgeen zij verlangden als van de beteekenis hunner eigen woorden. Over het alge meen stemrecht was het resultaat der discussie dat eene motie-Spriethof: „Het algemeene stem recht zij een onvervreemdbaar recht van alle meer derjarige Nederlanders, in het bezit van hunne burgerschapsrechten bij geheime en verplichte stemopname" met groote meerderheid werd aan genomen. Door de afgevaardigden Rommerts en de Rot werden twee motiën voorgesteld van gelijke strekking, nl.wetgeving en beslissing over oorlog en vrede berusten bij de vertegenwoordiging van het volk. Deze motiën werden door het congres aangenomen. Na toelichting door de afgevaardigden Rom merts en Spriethof werden twee motiën van de van de lippen, totdat op zekeren dag een collega mij vertelde dat men mij op school den bijnaam van „mijnheer Heelgoed" gegeven had. Het is grappig dat men iemand, dien het nooit goed gegaan is, „h e e 1 goed" noemde. „Nu heb ik nog een laatst klein voorval te vermelden, dan is mijn geschiedenis uit en hoop ik de uwe te vernemen. „Verleden jaar voerde mijn weg mij naar Elmira. Het was vacantie. Ik had niets te doen en een paar honderd dollars in mijn beurs en besloot toen het tooneel van al mijn lief en leed nog eens op te zoeken. Het was zeven jaren geleden sedert ik er het laatst geweest was en ik was zeker dat niemand mij daar zou herkennen. Overigens zou het mij ook onverschillig geweest zijn, al werd ik herkend. „Nadat ik door de stad gewandeld, mijn oude school en het huis waar Ellen Gilmore gewoond had, gezien had, ging ik naar een klein park even buiten de stad, waarin ik als jong mensch menig uurtje had zitten droomen en waar ik eiken boom, eiken struik kende. De boomen, die ik jong gezien had, waren groot geworden en ook niet allemaal in 'tleven gebleven. Hier en daar was er een dood of gekapt. Het was in de maand September, tegen den avond. De zon stond laag, haar rood verblindend licht flikkerde tusschen de donkere takken door. Op een bank, onder een boom zat een donkere gedaante. Toen ik naderbij kwam herkende ik haar. Het was Ellen. Ik bleef als aan den grond genageld staan.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1