N». 131.
1878.
121e laargang.
Woensdag
5 Juni.
De geluksslinger.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs npr 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke /onpiers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentieni 20 Gent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Burgerlijke stand.
Middelburg, 4 Juni,
FBTJILLET03ST.
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s.
Marine en leger,
Land bouw.
MIDDELBIIRGSO
COU
De wethouder, ambtenaar van den burgerlijken
stand te Middelburg, brengt ter kennis van de
belanghebbenden, dat op den tienden en elfden
Juni u. de aangifte van plaats gehad hebbende
geboorten en overlijden kan geschieden
tusschen 12 en 1 uur 's namiddags.
Middelburg den 3en Juni 1878.
De wethouder voornoemd,
N. C. LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM.
Vanwege het departement van waterstaat enz.
zijn maatregelen genomen om het wrak van de
Fransche sloep Jupiter, welke in Februari jl. voor
het zeegat de Wielingen gezonken is, en waarvan
de mast boven water uitsteekt, op te ruimen.
Tot dat einde zullen bij gunstig weder het stoom-
vaartuig de Schelde en een schokker van het
loodswezen met de noodige werktuigen en des
kundig personeel derwaarts vertrekken.
Als men in aanmerking neemt dat dit wrak
buiten het betonde vaarwater, het naast aan het
Belgische grondgebied ligtdat het gezonken
vaartuig naar België bestemd was, en dat de
scheepvaart, die er door bedreigd wordt, enkele
vaartuigen uitgezonderd, tot de Belgische vaart
behoort, kan men waarlijk onze regeering niet
beschuldigen van achteloosheid ten opzichte van
het uit den weg ruimen van hindernissen voor de
vaart.
Bij het afdeelingsonderzoek van de suppl. be-
grooting van marine tot aanschaffing van loods-
kotters, meenden eenige leden der eerste kamer
de aandacht der regeering te mogen vestigen op
de noodzakelijkheid van versterking van het
materieel en het personeel van het loodswezen
te Vlissingen, inzonderheid sedert het Belgische
loodswezen, naar men meende te weten, verboden
zou hebben schepen, naar Vlissingen bestemd, te
bedienen.
Aan de tweede kamer is ingediend de memorie
van antwoord op het voorloopig verslag betref
fende het schoolwetsontwerp.
De vorige week is te Amsterdam een comité
van werklieden opgericht, dat zich ten doelstelt:
„het stichten van productieve vereenigingen voor
werklieden te bevorderen, het knechtschap op te
heffen en de loonwet af te schaffen." (TV. v. d. D.)
Gisteren avond werd alhier de algemeene ver-
Nouvelle van Rudolph Lindau.
„Ja, wij zijn beiden oud geworden" zei Fabri-
cius met een zucht „daar heb ik sedert lang niet
aan gedacht.Daarop zette hij zich neder, schreef
aan zijn vriend en zet hem hoe hij er zich op
verheugde hem spoedig weer te zien.
Den volgenden dag ontmoette hij op straat
weder het jonge mensch met het bruine haar en
de openhartige vriendelijke oogen, die hem zoo
dikwijls aan Warren had herinnerd. „Die ziet er
misschien over twintig jaren net zoo uit als mijn
arme vriend," zei Fabricius bij zichzelven. „Het
leven verstaat de kunst heldere oogen droevig te
maken en een lachenden mond in ernstige plooien
te leggen. Mij is het eigenlijk niet slecht gegaan
ook niet bijzonder goed. Ik heb een
alledaagsch leven geleid: hier een weinig bevre
diging, daar eenige kommer en vaak zorgen.
En zoo is mijn jeugd voorbijgegaan, zonder dat
ik iets buitengewoons gedaan of beleefd heb."
Den 2 October ontving Fabricius een depêche
uit Hamburg, waarin Warren hem meldde dat hij
den volgenden dag, des avonds om 8 uren te B.
gadering gehouden van het district Middelburg
en omstreken der Yereeniging „Eigen Hulp." Zij
werd door slechts 24 leden bijgewoond.
Na eenige mededeelingen van het bestuur werd
de heer mr. C. J. Pické benoemd tot afgevaar
digde ter algemeene vergadering en de heer mr. E.
Fokker tot zijn plaatsvervanger.
Vervolgens had de bespreking plaats der statu
ten van het hoofdbestuur, in verband met het
voorstel van het district 'sGravenhage dienaan
gaande. Het bestuur stelde voor, zich in hoofd
zaak met dit laatste te vereenigen, behoudens
enkele nader voorgestelde wijzigingen. Uit dit
voorstel bleek dus, dat men het eens is met het
denkbeeld, dat de tijd der onmondigheid van de
onderdeelen voorbij is, en decentralisatie gunstig
terugwerkt op onontbeerlijke krachtsinspanning
van al de deelen. Het ontwerp van het hoofd
bestuur echter, in plaats van de autonomie der
districten meer dan tot dusver te verzekeren,
heeft in dat opzicht eene teruggaande strekking
en dreigt onmogelijk te maken, dat districten der
Vereeniging zelf rechtspersoonlijkheid kunnen
verkrijgen. Men wil dat de districten voortaan
alleen door zedelijke en geringe financieele ban
den met het hoofdbestuur verbonden zullen
blijven; dat de raad van toezicht vervallen zal;
dat geen bezoldiging plaats hebbe noch van de
leden van het hoofdbestuur, noch van den secre
taris; dat de mogelijkheid niet uitgesloten worde,
dat de algemeene vergaderingen ook elders dan
te 's Hage gehouden wordendat ook personen,
buiten den Haag wonende, tot leden van het
hoofdbestuur kunnen benoemd worden; dat in
plaats van f 1 voortaan slechts 25 cent aan de
algemeene kas zal worden bijgedragendat
voortaan iedereen vrij zal zijn bij welk district
hij zich wil aansluiten, enz.
Bijaldien het hoofdbestuur ongezind mocht zijn
om, overeenkomstig den wensch van het district
's Hage, zijn ontwerp terug te nemen, heeft de
Middelburgsche afgevaardigde in last ontvangen,
tegen het ontwerp te stemmen en zich te ver
eenigen met het Haagsche ontwerp, behoudens de
daarin dezerzijds gewenschte veranderingen.
Wat overigens de in de algemeene vergadering,
op 8 dezer, te behandelen onderwerpen betreft,
is den afgevaardigde opgedragen, te stemmen
voor het voorstel-Zwolle c. a. om algemeene
maatregelen tegen het vervalschen van levensmid
delen uit te lokken, en tegen het voorstel-
Purmerend tot het vestigen eener algemeene
afdeeling „Onderlinge verzekering tegen brand
schade." Tevens werd eene gedachtenwisseling
wenschelijk geacht omtrent de oprichting van een
pensioenfonds.
De redactie van het Rotterdamsch Nieuwsblad
zou aankomen. Fabricius begaf zich bij tijds
naar het station om zijn vriend terstond bij zijn
aankomst te verwelkomen. Hij zag hem lang
zaam, eenigszins moeielijk uit den wagon stappen
en nam hem eerst eens goed op, voordat hij naar
hem toe trad. Hoe oud en gebrekkig scheen
hij hem toe, nog ouder dan hij er op het portret
uitzag. Hij droeg een grijzen reisjasdie hem
slap om de lange magere gestalte hingeen breed
gerande vilten hoed beschaduwde voorhoofd en
oogen. Hij zag eerst zoekend naar Fabricius uit
en begaf zich toen met langzamen vermoeiden
tred naar den uitgang, waar Fabricius hem te
gemoet trad. Warren herkende hem zoodra hij
hem gewaar werd en er kwam een zonnigen
lach op zijn vervallen gelaat, terwijl hij hem
blijde en diep bewogen de hand reikte. Een uur
later zaten de beide vrienden in de gezellige
kamer van Fabricius aan een eenvoudig en maal
tijd. Warren at weinig. Fabricius merkte echter,
eerst met verbazing en daarna met ongerustheid,
dat zijn vrienddien hij altijd als een toonbeeld
van matigheid had gekend, veel dronk.
De wijn scheen evenwel geen invloed op hem
te hebben; zijn kleurloos gelaat werd niet rood,
zijn blik bleef koud en strak, zijn manier van
spreken bedaard en langzaam.
De meid die hen aan tafel bediend had, had
afgenomen en was weggegaan nadat zij de koffie
had binnen gebracht. Fabricius schoof een paar
stoelen aan en zei
„Zie, zoo nu kunnen wij ongestoord praten.
was gisteren toevallig reeds in de gelegenheid het
portret van dr. Nobiling, den aanvaller van kei
zer Wilhelm, voor een harer ramen ten toon te
stellen. Zij had het te danken aan iemand, die
dén moordenaar vroeger gekend had. Geen won
der dat er den geheelen dag een oploop van
nieuwsgierigen voor het venster te zien was, en
dat de politie maatregelen nemen moest om het
verkeer geregeld te doen plaats hebben.
Het blad deelt voorts uit dezelfde bron omtrent
Nobiling het volgende mede.
Den lOen April 1848 te Kolno, bij Birnbaum
in de Pruisische provincie Posen geboren, werd
hij in 1871 aan het landbouwkundig instituut te
Halle als student ingeschreven, waar hij gedurende
de cursussen 1871/72 en 1874/75 in de landbouw
kunde studeerde.
Reeds toen trok hij onder zijne medestudenten
de aandacht door zijn socialistische neigingen, die
zich in al zijne gesprekken, en vooral door zijne
redevoeringen in het „Academische handivirtschaft-
liche Verein" openbaarden. Vandaar dat hij zich
den bijnaam: „Social-democröteP' verwierf. Hoe
wel hij bekend stond zijn eenmaal opgevatte
denkbeelden tot het uiterste te verdedigen, had
zeker niemand zijner collega's toen gedacht, dat
de ij veraar, die somtijds zeer practisch en gezond
kon redeneeren, en wiens levenswijze menigeen
tot voorbeeld kon strekken, door dweperij tot zoo
noodlottige daad zou worden verleid.
Als een bewijs van zijn vasthoudendheid aan
eenmaal uitgesproken meeningen, diene, dat in de
bij studenten gebruikelijke Bierzeitung eens een
gedicht verscheen, waarin, naar aanleiding van
een debat, de volgende zinspeling op hem gemaakt
werd
In wie viel Debatten man sich auch erging
Recht hat und behalt stets Herr Nobiling.
Bij een andere gelegenheid, toen hij zijn rede
naarstalent, bij het bespreken van een echt land
bouwkundig onderwerp, (de kunstmeststoffen)
weder duchtig had doen gelden, zond een onbe
kend dichter dit volgende rijmpje
Dass der Guano theuer bist
Kann uns nieht laDger bannen
Denn Freundchen deiner Worte Mist
Sind besser als Gnano
Na zijn verblijf te Halle bezocht hij de univer
siteit te Leipzig en promoveerde aldaar onder
professor Roscher op eene dissertatieZur
Geschichte der Landtvirthschaft der Provinz Sach-
consulaten. Op verzoek eervol ontslagen C. van
Romondt als consul der Nederlanden te Point-a-
Steek een sigaar op, ga in dien gemakkelijken
stoel zitten en vertel mij eens hoe het je in al
die jaren gegaan is."
Warren schoof het sigarenkistje op zijde
en ze!
„Als gij er niet tegen hebt rook ik liever een
pijp. Daar ben ik aan gewoon en die smaakt
mij beter dan de fijnste sigaar."
Daarop haalde hij uit een versleten etui een
zwart verbrand, houten pijpje, dat hij met zeker
overleg begon te stoppen met donkere vochtige
tabak, vervolgens stak hij de pijp zorgvuldig aan,
blies met een paar flinke trekken eenige dikke
rookwolken voor zich uit en zei met blijkbare
voldoening
„Een rustige kamer een vriend een pijp
na den eten en geen zorgen voor den dag van
morgen, wat wil men meer!
Fabricius nam zijn gast eens van ter zijde op
en ontstelde. Die lange, magere man met dat
grijze haar, en dien doffen, strakken blik, die
daar voorovergebogen, met de beenen over elkaar,
naast hem zat te rooken, scheen niets gemeen te
hebben met Hendrik Warren, den vriend zijner
jeugd. Die man was hem vreemd, hij begon hem
zoo geheimzinnig, zoo akelig te vinden en toch
kreeg hij tegelijkertijd diep medelijden met hem.
Hoe slecht moest het leven zijn vriend behandeld
hebben om hem zoo te veranderen ja te mis
vormen.
„Komaan," zei Fabricius, het gesprek, dat door
het heen en weder loopen der dienstmaagd ge-
Pitre, voor het eiland Guadaloupe, en in zijne
plaats benoemd, buiten bezwaar van 's rijks
schatkist, L. A. van Romondt aldaar.
onderscheidingen. Vergunning verleend aan
Ph. Everts, bankier te Brussel, tot het aannemen
en dragen der versierselen van ridder der konink
lijke Portugeeschemilitaire orde van onzen heer
Jezus Christus, hem door Z. M. den koning van
Portugal geschonken.
De hoofdonderwijzer aan de openbare school
te Borssele is, door het gemis van een hulponder
wijzer, sedert 1 Aug. 1877 alléén belast geweest
met het onderwijs van 140 kinderen, waarvan om
beurten telkens eene helft school hield. Voor de
meerdere werkzaamheden, hieruit voortvloeiende,
is hem door het gemeentebestuur eene toelage
van f 125 toegekend. Thans is door de benoe
ming van den heer C. Allaart, te Ter Neuzen, In
de vacature voorzien.
De luitenant ter zee 2e klasse J. Luytjes,
laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost
Indië en van daar den 25en Mei jl. in Nederland
teruggekeerd, is met dien datum op nonactiviteit
gesteld.
De ingenieur le klasse P. J. Turk, en die
der 2e klasse J. F. van Beek, worden respeetive-
lijk met den eersten Juli en eersten Augustus a.
overgeplaatst, eerstgenoemde van 's rijks werf te
Amsterdam naar die te Hellevoetsluis en laatst
genoemde van Hellevoetsluis naar Amsterdam.
Zr, Ms. schroefstoomschip Atjeh, onder bevel
van den kapitein ter zee K. C. Bunnik, is in den
namiddag van den len dezer, van de reede van
Texel naar zee vertrokken, tot het doen van een
kruistocht in den Noord-Atlantischen Oceaan.
De overgangs-examens voor de cadetten van
het 3e studiejaar aan de kon. mil. acad. nemen
op den 7en Juni a. een aanvang. De eind-examens
voor de officieren der applicatieschool en die voor
de cadetten van het 4e studiejaar aan de kon.
mil. acad. zullen op 11 Juni a. beginnen.
De cadetten der artillerie van het 3e en 4e
studiejaar van de kon. mil. acad. vertrekken van
Breda den 29en Juni a., om gedurende 14 dagen
deel te nemen aan het kamp in de Oldenbroek-
sche heide.
Ook in Duiveland zal spoedig de waterstand,
door stoombemaling, op vaste peilen kunnen wor
stoord was, weer opvattende, „vertelnu eens!
Hoe is het je gegaan? of zal ik met de biecht
beginnen Hij deed zijn best om opgewekt en
luchthartig te spreken; doch hij voelde wel dat
hij daar niet in slaagde.
Warren rookte ijverig door zonder te antwoor
den. De stilte werd pijnlijk. Fabricius begon
bijna bang te worden voor dien vreemden en toch
zoo welbekenden gast, dien hij bij zich genoodigd
had. Eindelijk vatte hij moed en vroeg nog eens:
„Hoe is het, wilt gij vertellen, of zal ik begin
nen?" Warren lachte stil voor zich heen en zei
„Ik dacht er over wat ik je zou antwoorden.
De zaak is namelijk deze dat ik niets te vertellen
heb. Ik verwonderde mij nu eigenlijk, en dat
deed mij een oogenblik nadenken dat ik mij
mijn leven lang over niets geërgerd heb. Wat
ben ik toch een dwaas geweest. Alsof het niet
even zoo gemakkelijk en oneindig veel aangena
mer zou geweest zijn mij over datzelfde Niets,
mijn leven, te verheugen. Ik heb toch in
het geheel geen bijzonder groot leed te dragen
gehad. Het is waar dat ik nooit en nergens ge
slaagd ben; maar ik weet dat het mij in dat
opzicht niet slechter gegaan is dan duizend an
deren. De gebraden duiven zijn mij niet in den
mond gevlogen; ik heb nooit een hoog lot ge
trokken; ik heb mijn dagelijksch brood altijd
zuur moeten verdienen; ik heb ook eens, zooals
men zegt, een „ongelukkige liefde" gehad. Dat
is lang geleden. Ik heb mij over dat alles al
lang, heej lang heengezet. Dat hindert mij op