N°. 127.
121® Jaargang.
1878
Donderdag
30 Mei.
PATENTEN.
Erger dan overdrijving.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/in. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Cent per regel,
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
RIJKS-BELASTINGEN.
Middelburg, 29 Mei,
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s.
De burgemeester van Middelburg,
maakt bekend
dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger
der directe belastingen ter invordering is verzon
den het door den provincialen inspecteur der
directe belastingen enz. te Middelburg, den 23en
Mei 1878, invorderbaar verklaarde kohier no. 16
voor de belastingen op het personeel voor het
dienstjaar 1877/8, met uitnoodiging aan ieder wien
zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van
zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem ver
schuldigde te kwijten, met herinnering tevens,
dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten
bestaan, binnen drie maanden na heden behoo-
ren te worden ingediend
terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in
den loop des dienstjaars een perceel verlaten, zon
der daarin eenige roerende goederen of iemand in
hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt
op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op
de personeele belasting van den 9en April 1869
(Stbl. no. 59).
Hiervan is heden afkondiging geschied waar-
het behoort.
Middelburg, den 29en Mei 1878.
De burgemeester voornoemd,
SCH-OREE.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken bekend:
dat de patenten over het 4e kwartaal van het
dienstjaar 1877/78 ingevuld gereed liggen, en dat
tot de afgifte daarvan ten raadhuize zal worden
gevaceerd van den len Juni 1878 tot den 19en
Juni 1878 des Woensdags en Zaterdags van iedere
week, des voormiddags van 10 tot 12 uren.
De belanghebbenden worden mitsdien aange
maand om, binnen den boven bepaalden tijd, de
voorschreven patenten in persoon te komen af
halen, bij gebreke waarvan deze door den deur
waarder der directe belastingen, tegen voldoening
van tien cent, aan huis zullen worden uitgereikt,
terwijl zij zich blootstellen in eene boete te ver
vallen van vijftien gulden, indien zij, des gevraagd,
hun patent of een afschrift daarvan, niet kunnen
vertoonen.
Hiervan is afkondiging geschied waar het be
hoort, den 29en Mei 1878.
De burgemeester en wethouders voorn oemd,
SCHOEER.
De secretaris,
J. W. DE RAAD, L.-S.
Ingezonden
Zooals ieder Nederlander weet, is de heer
Winkler Prins onlangs dood verklaard, ofschoon
hem dit geen zier hindert bij zijn ontbijt of
bij het lezen der Veendammer conrant.
De luitenant B. R. F. van Vlijmen, in gar
nizoen te Amsterdam, niet gedachtig aan de
spreuk: „van de dooden mag men geen kwaad
spreken", is daar echter niet meê tevreden,
gelijk blijkt uit sir Gr. J. Wolseley's brochure
„Engelands weerkracht", een boekje dat de
heer van Vlijmen, in de uren, die hij niet
verplicht was voor 's lands welzijn te zorgen,
vertaald, van „Een woord vooraf" en een
„paar kantteekeningen" voorzien heeft. In
de laatste, het „woord vooraf" snorkt ook
geweldig, is des luitenants bloed, evenals
dat van „Barend de Schutter", over de schoone
uitdrukking van den heer Winkler Prins bor-
lend gaan koken.
Ziehier de gezwollen schildering van het
gevalletje „de moord van Raamsdonk" is
er niets hij en de liefelijke straf, die de
luitenant van Vlijmen bedacht heeft voormen-
schen, die het wagen „zulk gif uit te strooien."
„Daar is in 't land der Friezen der vrijen
bij uitnemendheid die zelfs noode de heer
schappij des grooten Kareis hebben geduld
Wij meenen aan de bedoeling van den schrijver te
beantwoorden, door aan zijn opstel eene meer in 't oog
vallende plaats dan onze rubriek Ingezonden stukken te
geren. Eed.
een man opgestaan, een moderne Herostrates,
die onsterfelijk wezen zal, omdat bij het luide
heeft uitgekreten: „De eer van Nederland is
geen menschenleven, geen druppel bloeds
waard."
i
„Onsterfelijke woorden inderdaad, die tot
diepe schande van ons volk aan het nage
slacht zullen worden overgebracht."
„In lijnrechten strijd met de [n] grondwet-
tigen plicht, predikt een prediker„Ontwapent
u! buigt u voor den eersten den besten ge
weldenaar! Wordt Heloten! dan ten minste
kunt ge uw brood in vrede eten
„Wij zullen ons niet inspannen om het kort
zichtige, het dwaze in die stelling vervat, aan
te toonen. Elk weldenkend man voelt dit
genoeg,"
„Maar wel wensclien wij te wijzen op het
gevaar van dergelijke mannen in onze maat
schappij te dulden."
„Daar is een dief hij ontsteelt ons ons
vermogen,"
„Daar is een moordenaar'hij beneemt ons
het leven."
„Wij bannen en terecht die boosdoe
ners uit ons midden."
„Maar hier is een man, die zich prediker
noemt der moraal, wiens ambt hem den plicht
oplegt den mensch zedelijk te veredelen."
„En wat doet hij
„Hij strooit gif in geesten en harten, door
met eene aan waanzin grenzende onbeschaamd
heid te komen verkondigen, dat het onzin is
een druppel bloeds te geven voor het behoud
van eigen haard. De ontaarde, weet hij dan
niet hoe onze vaderen gezwoegd hebben om
ons een eigen erf na te laten?"
„Hij, die rustig wandelt over hunne graven,
hij vergeet, dat zij den grond ons hebben ver
overd maar hoe? in den letterlijken zin in
het zweet des aanschijns aan de golven ont
rukt; behouden, maar hoe? met hun bloed
ontworsteld aan de dwingelandij."
„Hij lacht homerisch, neen satanisch, terwijl
hij rustig de goede gaven des Hemels geniet
om hen, die nog hun leven veil hebben om te
behouden, wat met eeuwen van strijd gekocht is."
„En zulk een, man blijft vrij omwandelen in
ons midden en kan naar believen zijn gif uit
strooien."
„Dit is eene leemte in onze strafwetgeving."
„Het is waar, de wetgever heeft niet kunnen
vermoeden, dat ooit dergelijke stellingen zou
den verkondigd worden."
„Maar nu het feit daar is, dient er een
straf op gesteld."
„Mochten wij lid zijn van de wetgevende
macht, wij zouden eene afdoende straf voor
deze en dergelijke misdadigers weten voor te
stellen."
„Daar is op de oostkust van Borneo, in
't groote rijk van Koetei een oord der ver
schrikking."
„Aan den oever eener reusachtige rivier,
met duizende krokodillen bevolkt, ligt temid
den der ongerepte tropische wildernissen eene
eenzame steenkolenmijn."
„Naargeestige stilte heerscht er alom, als
ware de natuur versteend door den looden
adem van den mijngeest."
„Slechts des nachts doen zich enkele gelui
den vernemen. Maar 't is het merg en heen
doordringend gekrijsch van den neushoornvogel,
die onheilspellende kringen boven 't duistere
woud beschrijft't is het gesnuif van den uit-
gehongerden ever, die uit het dichte struikge
was treedt, om op het kleine kerkhof een
versch gedolven graf om te woelen't is het
ijzingwekkend geplomp van den staart des
krokodils, als het ondier, na te vergeefs aan
den donkeren oever eene prooi gezocht te
De Amsterdamsehe kiezersvereeingingen gelieven hier
van nota te nemen.
hebben, teleurgesteld in de diepte verdwijnt."
„Voedsel is hier noch voor mensch, noch
voor dier te vinden."
„De runderen, die worden aangevoerd, teren
uit en gelijken weldra wandelende geraamten.
De menschen worden bezocht door koortsen,
maar vooral door de beri berieene vreeselijke
ziekte, voor welke geen kruid gewassen is.
Het bloed wordt in water omgezet, de beenen
verstijven, de aderen zwellen op, tot eindelijk
het water, in het hart stijgend, den lijder uit
zijn lijden verlost."
„Dikwijls hebben wij aan het bed van der
gelijke lijders gestaan; bijna elke maand
hebben wij een der onzen, die bezweken was,
aan de aarde toevertrouwd. Want ongeveer
twee jaren hebben wij daar het bevel gevoerd
over een handvol soldaten, ter bewaring der
orde en tucht onder de tot dwangarbeid ver
oordeelde Javanen en Maleiers."
„Pilarang heet het oorddeze naam is de
samentrekking van Piléh arang, en beteekent
het zoeken, het graven van steenkolen."
„Het zou onze wensch zijn, mannen, die het
volk zedelijk vergiftigen, levenslang naar Pila
rang te bannen. „Piléh-arangzoo moest
het vonnis luiden, gij die de facto het recht
hebt verloren den Nederlandsehen grond te
betreden, omdat gij den kanker zaait in Ne-
derlandsche harten, Piléh-arang! graaf steen
kolen, uw leven lang."
Tot zoover de heer van Vlijmen. Hoewel
er" op zijn stukje tallooze glossen zouden te
maken zijn, laat ik dit achterwege, en aan
den minister van justitie de keus om bij de
voorgenomen omwerking van het ontwerp-
strafwetboek al of niet des luitenants hulp in
te roepen.
Ik vraag alleenwien zal, na het openbaar
worden van heider gevoelen, Nederland het
eerst en het liefst vergeving schenken: aan
den heer Winkler Prins, voor zijn onbedacht
gebezigde uitdrukking, of aan den heer van
Vlijmen, voor het met overleg formuleeren
eener straf, waarbij die der scherpzinnigste
inquisiteurs eene liefderijke kastijding gelijkt
Ik aarzel niet de hand te reiken aan Winkler
Prins, en eene vergiffenis aan van Vlijmen in
nadere overweging te nemen.
Battu, contentmag men tegenwoordig van
de Standaard zeggen.
De Haagsclie kerkeraad der Hervormde gemeente
heeft, gelijk wij reeds gemeld hebben, op de
bekende circulaire van het comité voor het volks
petitionnement geantwoord dat hij niet voorne
mens is de gemeente tot deelneming aan het adres op
te wekken, en dat hij geen plan heeft de kerken
daarvoor beschikbaar te stellen.
Van „modern ongeloof' zal de Haagsche kerke
raad wel niet verdacht kunnen worden. Dit
kwaad wordtzooals ieder weetin weinige
kerkeraden meer door eene meerderheid ver
tegenwoordigd.
Men meene echter niet dat de Standaard het
residentie-besluit als eene teleurstelling opneemt.
Zij bad niets anders verwacht. Zij immers wist
dat in den Haagschen kerkeraad „het pad der
wijze middenmannen" het meest geliefd, en sym
pathie voor het „confessioneele drijven" ver te
zoeken was.
Wat sterker is, het afwijzend antwoord is voo r
de Standaard eene „verrassing," ja een „moed
gevend teeken." In plaats van de circulaire een
voudig ter zijde te leggen, hebben de „Haagsche
broederen" zich toch tot iets laten bewegen.
Dat „iets" was bet besluit om zich met een
adres niet tot den koning, maar wèl tot de
tweede kamer te wenden, een besluit waardoor
het denkbeeld van een „opgaan des volks" tot
den koning in zijn beginsel wordt aangetast.
Toch verklaart de Standaard zich verrast en
bemoedigd
De commissie te Vlissingen, benoemd ter zake
van het huldeblijk aan Z. K. H. prins Hendrik;
heeft aan den burgemeester schriftelijk kennisge
geven dat zij haar mandaat nederlegt, aangezien
zij meent, bij bet gebleken verschil van gevoelen,
met niet veel vracht werkzaam te kunnen zijn.
De burgemeester heeft nn de lieeren J. C. Oc-
kers, W. de Kruijff, G. T. Kampschreur, G. B. E."
Rillieijmer en P. Forbes Wels uitgenoodigd om
met liem eene commissie uit te maken, teneinde
werkzaam te zijn in het belang van het nationa al
huldeblijk. Zij zal daartoe eerstdaags circulaires
rondzenden.
In bet verslag der Maatschappij tot exploitatie
van staatsspoorwegen over het jaar 1877 wordt
op den gebrekkigen samenhang in de exploitatie
van de verschillend e lijnen, waaruit het Zuidemet
bestaat, gewezen en er op gedrukt dat onder dien
toestand v ooral het verkeer van Rotterdam naar
Zeeland en België veel lijdt. Nog altijd blijft de
Nederlandsche handel, tengevolge van verzet van
de Grand Central Rel^e-onderneming voor het
verleenen barer medewerking tot het maken van
directe tarieven, van het voorrecht verstoken om
in de aangegeven lichting van den staatsspoorweg
tot vervoer van zijne goederen gebruik te maken.
Het transito verkeer over de lijn Vlissingen
Venlo, in aansluiting met de pakketvaart Vlis
singenQueensboi'o, ontwikkelt zich belangrijk.
Het rechtstreeksch personenverkeer via Vlissingen
bracht in 1877 f 126,000 op. Dit cijfer is wel
niet zoo bijzonder gunstig, maar bet loopende
jaar heeft tot dusverre goede resultaten opgeleverd.
In het jaar 1877 werden langs de lijnen der
maatschappij vervoerd 4,055,050 personen en
1,432,243 tonnen goederen. Het reizigersvervoer
bracht op f 3,961,786, het bagagevervoer f 128,327,
het veevervoer f 318.556, liet bestel-ijl-en vraclit-
goederenvervoer f 3,113,014.
In verkeer met Engeland werden 10858 reizigers
meer vervoerd dan in 1876.
Men schrijft ons uit Aardenburg van 26 dezer.
Heden werden wij op eene aangename wijze
verrast, indien eene lang vooruit gegeven belofte
verrassing beeten mag, door de overkomst van
het muziekgezelschap van het werkraans-genoot-
schap van Eecloo (België).
Zij kwamen, maar werden onthaald op veel
regen. Desniettegenstaande deden zij hun om
gang door de gemeente en werden broederlijk
ingeleid en ontvangen door de Aardenburgsclie
fanfaren.
Zulk eene ongedwongen ontmoeting kon niet
anders dan den goeden geest tusschen de weder-
zijdscbe grensbewoners versterken.
Alles is in de beste orde afgeloopen, de politie
heeft groote blijken van activiteit gegeven en
werd, tengevolge van dien, zeer door de vreem
delingen geroemd.
notarissen. Benoemd tot notaris binnen liet
arrondissement 's Gravenhage, ter standplaats de
gemeente 's Gravenhage: mr. S. C. van Appeltere,
thans notaris en kant onrecbter-plaatsvervanger
te GorinchemC. E. P. Pauwels, candidaat-notaris
te 's Gravenhage, en W. J. M. de Bas, candidaat-
notaris te 's Gravenhageter standplaats de
gemeente Delft, W. L. Verschoor, candidaat-
notaris aldaar.
Op verzoek eervol ontslag verleend aan mr. B.
van der Haak, als notaris te 's Gravenhage, en
benoemd tot notaris binnen het arrondissement
's Gravenhage, ter standplaats de gemeente 's Gra
venhage, W. S. A. van Eek, candidaat-notaris te
's Gravenhage, een en ander in te gaan met
1 Juli a.
Benoemd tot notaris binnen het arrondissement
Haarlem, ter standplaats de gemeente Aalsmeer,
P. Ledeboer, candidaat-notaris aldaar.
leger. Benoemd tot plaatselijken adjudant 2e
klasse te 's Gravenhage, de le luitenant J. H. F.
Ritter, van het algemeen depöt van discipline,
die, in verband daarmede, in zijn rang wordt
overgeplaatst bij den plaatselijken staf.
Andermaal had beden namiddag op de boven
zaal der sociëteit „de Vergenoeging" alhier door
bet bestuur der Vereeniging tot wering van school
verzuim, in tegenwoordigheid van vele belang
stellenden de plechtige uitreiking plaats van
belooningen voor getrouw schoolbezoek in 1877,
thans aan leerlingen der school G (voor kinderen
van on vermogenden), hoofdonderwijzer de heer
de Jager.