N°. 122.
121e Jaargang.
1878.
Vrijdag
24 Mei.
Op een eiland.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 23 Mei,
Uitgesteld, - niet kwijtgescholden,
FEUILLETON.
van Miss THACKERAY.
Een overzicht te geven van de financieele
beraadslagingen, welke de tweede kamer in de
laatste weken bezig gehouden hebben, is zeer
moeilijk en alleen mogelijk wanneer het debat
over de drie financieele wetsontwerpen, dat tot
verhooging der Indische begrooting, dat tot het
sluiten eener ataatsleening en dat tot het in
voeren der successie-belasting in de rechte lijn
geheel zal zijn afgeloopen. Die drie ontwerpen,
toch staan tot elkander in onafscheidelijk ver
hand. Door het eerste is het beginsel aange
nomen dat met de uitvoering der ontworpen
openbare werken in Oost-Indië, en daaruit
volgt ook met die der werken in Nederland,
moet voortgegaan worden, onafhankelijk van
den tijdelijken toestand onzer geldmiddelen.
Door het tweede is het middel aangegrepen
om in het oogenblikkelijk geldgebrek der schat
kist te voorzien. Door het derde eindelijk
wordt de vermeerdering van inkomsten gevon
den, welke bij een goed en eerlijk financieel
beheer elk beroep op het ciediet van den staat
behoort te vergezellen, teneinde het vooruit
zicht te openen dat van de opgenomen
gelden niet alleen de rente-betaling, maar
ook de geleidelijke aflossing verzekerd zij.
Het is dus onze geheele financieele huishou
ding, in het verleden zoowel als in de toekomst,
wélke in deze dagen aan het oordeel der staten-
generaal onderworpen wordt en zeker zijn in
jaren geen debatten gevoerdwaarvan het
bestudeeren zoo belangrijk en noodzakelijk is
voor ieder, die zich met de hedendaagsche ge -
schiedenis van ons land bezig houdt en daarover
een oordeel heeft uit te spreken. Verschillend
zijn dë indrukken, welke men onder deze studie
ontvangt. Er zijn sprekers in de kamer ge
weest, wier ontboezemingen een karakter van
zwartgalligheid en somberheid droegen, alsof
ons financieel beheer sedert jaren er slechts
op aangelegd ware geweest om ons een in de
toekomst gapenden afgrond toe te voeren.
Denzulken zou men het woord van Bismarck,
een hunner ideaal-staatslieden, in den
mfiiii TiiiTnrrtriWriririMMB^apm nu i imm i) ismat
18
Naar het Engelsch
XI.
Zij verborg haar gelaat en trachtte haar snik
ken te onderdrukken. Ik had heerlijke thee
voor hem gezet, maar noch mevrouw St. Julian,
noch Emilie verscheen. Freule Jeanne kwam
eenigszins bedrukt beneden, maar zij deed haar
best om een alledaagsch gesprek gaande te houden
alsof er niets gebeurd was, hetgeen mij op dat
oogenblik ergerde. Zelfs de kleine Bevis merkte
spoedig dat er iets niet in den haak was en zijn
zacht stemmetje klonk gedempt in de groote
kamer.
Er ,brak een tweede lange dag aan, die lang
zaam ten einde kroop. St. Julian gedoogde niet
dat er eenige verandering in de gewone manier
van leven gebracht werd en hij had gelijk, want
elke verandering zou ons een indruk van grooter
zekerheid van de ramp gegeven hebben. Don
derdag zou ons lot beslist worden-, wij hadden
confiicts-tijd willen herinnerenMan musz diesen
Conflict nicht zu tragisch nehmen. Anderen, als
de heer Haffmans, vonden in den oogenblik-
kelijken geldnood en, in het vooruitzicht van
geldgebrek eene aanleiding tot grappenmakerij.
Hadden wij maar vroeger geleend- zoo
redeneert deze afgevaardigde, -- dan zouden
wij nu geen behoefte hebben. Met de middelen
om van het geleende rente te betalen, houdt
hij zich echter niet bp en aan de noodzake
lijkheid van aflossing schijnt hij niet te denken.
Wil men zich rekenschap van den toestand
geven, dan moet men in de eerste plaats in het
oog houden dat ons land een duur land is om
te bewonen. Wij zitten op zware lasten en
alleen door de zuinigheid en het wijs overleg,
welke aan de meeste Nederlandsche staats-
financiers eigen geweest zijn, is het ons mogelijk
geweest niet slechts het hoofd boven water te
houden, maar den Nederlandschen staat eene
wereld-reputatie van soliditeit te geven. De
minister van financien zette dit, in de zitting
van den 16en Mei als volgt uiteen:
„Dat een land als Nederland, aan de eene
zijde een natuurlijken vijand ontmoetende in
de zee, en daartegen het land te beschermen
hebbende, aan de andere zijde het afstroomend
water van de groote rivieren nit Europa ont
vangende en daartegen beschermingswerken
moetende inrichten, een land dat oorlog heeft
te voeren gehad voor zijn bestaan van den
aanvang af, een land bovendien zelf niet in
het bezit van aanzienlijke hulpbronnen, dat dit
land te strijden gehad heeft met financieele
bezwaren, niets duidelijker en meer overeen
komstig de waarheid dan dat. Vandaar reeds
aanzienlijke tekorten in de tijden der republiek
maar dan wanneer het gevaar van het oogen
blik was gewekenwanneer men zich weer
bevond in tijden van voorspoed en overvloed,
dan werd er met stalen ijver bezuinigd en
geamortiseerd
„Jan de Witt converteerde in 1655 niet
alleen, maar wist van 16551671 de schuld
van Holland te verminderendie schuld bedroeg
toen 140 millioen. In het midden der vorige
eeuw bedroeg de rentelast van Holland 11 a
12 millioen. De scbuld der geheele republiek
bedroeg in 1798 de som van 26 millioen. En
wat deed men toen De nationale vergade
ring, staande voor een tekort van 26 millioen,
verklaarde dat de schuld van den staat zou
nog slechts éen dag te Wachten en éen langen,
donkeren, eindeloozen nacht. Hexham had geen
plan ons te verlaten: integendeel, toen St. Julian
er in de verte op zinspeelde, zet hij op hartelijken
toon: „Laat mij blijven; zend mij niet weg.
O! St. Julian? behoor ik dan niet tot uw gezin,
ik behoef u immers niet te zeggen dat ik in
niets zooveel belang stel als in hetgeen er in uw
midden voorvalt."
Deze woorden troffen St. Julian zeer en hij
twijfelde niet aan zijn oprechtheid. „Laat hem
blijven, papa," sprak Hester vriendelijk, In zijn
ontroering had Hexham ronduit gesproken in ons
aller tegenwoordigheid. Het was een tijd die ons
noopte eenvoudig te zijn, door ons sterk mede
lijden met dat lieve, zachte, zwaar beproefde jonge
vrouwtje hoven.
De kleine jongen kwam voor den eten beneden
en speelde als gewoonlijk, en het was aandoenlijk
om te zien hoe lief iedereen voor hem was. Zijn
grootvader liet hem in het atelier loopen, de
verfpotten omver gooien, zijn schilderijen bekijken
een daarvan viel met groot gedruis op den
grond. Het was het tafereeltje van de twee
vrouwen, die in gespannen verwachting aan den
voet van de baak zaten. Bevis ging op het
gewone uur naar bed, en wij dineerden als naar
gewoonte, maar nooit zal ik dien avond vergeten,
zoo lang en eindeloos scheen hij mij toe. Naden
eten kwam St. Julian, die naar boven gegaan
was om naar Emilie te zien, ditmaal geheel ont
daan beneden en riep, terwijl hij in het salon op
blijven onaangetast, zoo in rente als in hoofd
som.
„Toen de raadpensionaris Rntger Jan Schim-
melpenninck optrad, was de schuldenlast ge
stegen tot 35 millioen. Latër zijn er donkere
perioden in onze financieele geschiedenis ge
weest. De jaren van 183144 liggen een
ieder in 't geheugen. Tot den indruk van het
geheel doet zoodanige periode echter weinig
af. Wat de amortisatie betreft, handhaaf ik
mijne meening dat ijver, ja stalen ijver noodig
was om die door te zetten. Wel heeft men
die amortisatie soms beschouwd en tentoonge
steld als een kruimel en kruidenierspolitiek,
maar ten onrechte. Aan diezelfde kruimel- en
kruidenierspolitiek is het te danken dat wij
thans het hoofd fier kunnen opheffen en ondanks
alle zwarte stippen de toekomst met Vertrou
wen mogen tegemoet zien."
Met deze laatste lofrede van den minister
kunnen wjj slechts ten deele instemmen. Het
is waar dat de amortisatie-politiek het jaarlijksch
rentebedrag onzer staatsschuld sinds lS50van
36 millioen tot 261/2 millioen heeft doen
inkrimpen, Maar wat baat ons dat, wanneer
wij dientengevolge nu voor het vooruitzicht
staan van onzen schuldenlast achtereenvolgend
weer tot hetzelfde bedrag te moeten vermeer
deren Baten doet het ons slechts in zooverre,
dat wij gedurende dien tijd enkele belastingen
hebben kunnen afschaffen zonder aequivalent;
dat het thans levend geslacht wat min
der belasting heeft behoeven op te brengen;
maar hiertegenover staat het nadeel dat wij
nu, onder den directen druk van geldnood,
gedwongen zijn naar nieuwe belastingen te
zoeken, in de keuze waarvan wij dus niet zoo
vrij zijn als wij anders zouden geweest zijn,
en die zooveel te drukkender en onaangenamer
schijnen naarmate ze nieuw zijn.
Niet in het amortiseeren heeft echter het
kwaad gelegen, maar in de bron waaruit dat
amortiseeren voortvloeide. Wij woonden, het
werd reeds opgemerkt, in een duur land,
wij werden gedrukttengevolge der kostbare
politiek van 1830'39, door een ontzettenden
schuldenlast; wij legden voor honderden railli-
oenen openbare werken en spoorwegen aan,
waaronder sommige van de duurste die ooit
ergens ter wereld aangelegd zijn. En niet
temin namen wij voor het doen dier buiten
gewone werken niet alleen geen geld op, maar
en neder liep, gedurig uit„Mijn arm kind
mijn arm kind!"
De wind was opgestokenwij konden het
ruischen der zee en haar klotsen tegen de steenen
glooiing hooren; plotseling begon de regen hij
stroomen neer te vallen en het haardvuur brandde
flauw, tengevolge der groote droppels die dooi
den schoorsteen vielen. Hexham deed zijn best
om ons op te vroolijken. Hij was zeer beminne
lijk in zijn goedhartigheid en oplettendheid. Zijn
omgang met Hester was zoo zacht en liefelijk,
onderdanig en beschermend tegelijkertijd, dat ik
mij er over verwonderen moest hoe zij tegen die
betoovering bestand kon zijn. Zij antwoordde
hem nauwelijks, zag hem tenauwernood aan,
maar werd al bleeker en bleeker. Meende zij dat
het verkeerd van haar was aan haar eigen geluk
of belangen te denken, terwijl haar zuster zoo
bedroefd was? Het moet zoo iets geweest zijn,
want eens in den loop van den avond hoorde ik
haar tot hem zeggen:
„Ik kan nog niet met u praten. Wilt gij
wachten
„Mijn heele leven," sprak hij op zachten, aan-
gedanen toon.
Hexham ging met St. Julian een sigaar rooken.
Ik ging de kamer door, nam plaats naast Hester
en sloeg mijne armen om haar heen. Het arme
kind liet haar hoofd op mijn schouder rusten.
Freule Jeanne was bij Emilie, die om haar ge
zonden had. Lang nadat zij allen droevig en
somber naar hunne kamers gegaan waren, zat ik
betaalden wij schuld af, ja verminderden wij
onze belastingen
De bron waaruit die geld-overvloed zijn
oorsprong nam, was onze Oost. De Javaan
oogstte koffie en suiker op Java, de Chirfees
ontgroef tin aan Banka's bodem, zij lever
den het ons tegen een door ons gestelden
lagen prijs en wij verkochten het tegen de
steeds stijgende Europeesche marktwaarde.
Ziedaar de eenvoudige oorzaak van ons amor
tiseeren bij voortdurend spoorwegen aanleggen
en kanalen graven.
Het onzedelijke en ontzenuwende dezer
handelwijze ligt niet alleen in het exploiteeren
van den Javaan en den Chinees. Ook het
onrechtmatige daarvan weerspreken wij niet,
maar het is toch voor verschillende beschouwin
gen vatbaar. Maar wat niet tegengesproken
kan worden, dewijl de wijsheid der volken het
tot een spreekwoord gemaakt heeft, is dat,
even als „gestolen goed" niet „gedijt", ook de
overvloed, welke niet door eigen arbeid ver
kregen is, de volken en individuën verslapt
en slecht maakt.
Het kwam ons voor dat het nuttig kon zijn
deze, naar onze overtuiging vaststaande waar
heden in herinnering te brengen op het oogen
blik dat niet alleen, voor het eerst sinds tien
tallen jaren, eene Nederlandsche staatsleening
gesloten staat te worden, maar ook eene directe
belasting voor de deur staat, welke nieuw en
zeer in het burgerlijke leven ingrijpend, onge
twijfeld haar druk sterk zal doen gevoelen.
Hadden wij in de jaren van overvloed zelfbe
perking en spaarzaamheid betracht en ons
rekenschap gegeven van den toestand, het
ware wellicht mogelijk geweest andere en
misschien betere middelen van belasting-heffing
aan te wenden. Toen echter werd iedere waar
schuwende stem beantwoord met de stille ver
wachting dat het wel „terecht" zou komen.
En inderdaad, het kwam terecht. Telken jare
werd de minister van financiën gemachtigd om
voor het vermoedelijke tekort schatkistbiljetten
uit te geven, en telken jare sloot de staats-reke-
ning toch weder met een overschot. Op dien weg
van zelfmisleiding zijn wij zoo lang voortge
gaan dat nu eindelijk een minister ons moet
zeggen dat hij niet zonder zorg verkeert, of
er voor de dagelijksche behoeften van bet
staatshuishouden wel geld genoeg in de schat
kist gevonden zal wordenThans moeten wij
bij het vuur en staarde op de sintels die een
voor een uitdoofden, luisterde naar de windvlagen
tegen de ruiten en het doffe geruisch der zee, die
nu en dan in luide kreten en jammerklachten
scheen uit te barsten.
Al de gebeurtenissen van den dag trokken
herhaaldelijk aan mijn oog voorbij eerst het eene
bezorgde gelaat, daarna het andere; alle stemmen
weerklonken in mijne ooren.
Was er eenige hoop in Hester's oogen? dacht
iken zij schenen mij uit het vuur aan te staren
terwijl ik daar zoo. stil zat te dommelen.
Het was ongeveer twee uur denk ik toen ik
opschrikte; want ik hoorde naderende voetstap
pen. Een lange vrouwengestalte, geheel in1 twit,
met een licht in de hand, kwam de kamer in,
trad nader en ging naast mij zitten. Het was de
arme freule Jeanne. Al haar opgeruimdheid was
verdwenen en ik zag nu hoeveel onrecht ik haar
had aangedaan en hoe zij gestreden moest hebben
om opgewektheid aan den dag te leggenzij
zag er eensklaps oud en vervallen uit.
„Ik kon niet slapen," zei zij. „Ik kwam naar
beneden denkende dat gij wel hier zoudt zijn.
Ik kon niet in mijn kamer blijven luisteren naar
dien vreeselijken wind." De arme ziel, ik begreep
wat zij voelde. Ik stookte het vuur nog eens
op en wij beiden bleven nog langer dan een uur
opzitten totdat de wind ging liggen en de zee
bedaarde en freule Jeanne in haar armstoel
begon te knikkebollen.