N«. 118. 121e «laargang. 1878. Maandag 20 Mei. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m, franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien: 20 Cent per reg. Geboorte-1 Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lafïite C°. te Brussel en Parijs MARKTWEZEN. Rijksbelastingen. Middelburg, 18 Mei. Een Droom? WeRelijksclie markt. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend: dat wegens den Hemelvaartsdaginvallende Donderdag den 30en Mei, de gewone marktdag zal worden gehouden Woensdag den 29en Mei te ■voren-. Middelburg, den 17 Mei 1878. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHOEEE. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. De burgemeester van Middelburg maakt bekend dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering zijn ver zonden de door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg, den llen Mei 1878, invorderbaar verklaarde kohieren n° 12, 13, 14 en 15 voor de belasting op het personeel voor het dienstjaar 1877,78met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen ken nisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinne ring tevens, dat de bewaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te worden ingediend-, terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in den loop des dienstjaars een perceel verlaten, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de personeele belasting van den 9en April 1869 (Staatsbl. n° 59). Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 17 Mei 1878. De burgemeester voornoemd, S C H O R E R. Stel u voor, lezer, dat gij, Nederlander van geboorte, sinds eenige jaren burger zijt van de republiek der Yereenigde staten van Noord- Amerika. Het is de avond van een heeten verkiezings dag, een dag waarop, zooals Washington Irving voor meeri dan 70 jaren reeds beschreef, „de vreeselijke dwingeland, het volk, te zien is op het oogenblik zijner onbeperkte macht, in de eene hand een bundel schotschriften zwaaiend, met de andere een regen van vuil en modder rondom zich slingerend, gelijk een uit het dwangbuis losgebroken krankzinnige." Ver moeid, zoo gaat de schrijver van Salmagundi voort, „van het rumoer der duizende stem men, samensmeltend in een wanluidend koor van triomfkreten, zotteklap, verwenschingen en dronkemanspraat", verbijsterd door „eene ver warring, welke niet met woorden te beschrijven is, waarin alle grenzen der betamelijkheid, alle banden der wet verbroken schijnen en voor de schandelijkste uitgelatenheid hebben plaats gemaakt", denkt gij misschien, met iets dat naar heimwee lijkt, aan het land uwer ge boorte terug. „In Nederland, mijmert of droomt gij, verliest de arbeidende klasse haar tijd en geld niet door deelneming aan politieken strijd. De verkiezingen hebben daar even geregeld haren loop als alle andere zaken. Zij die can- didaat gesteld worden, zijn meestal zóo goed bekend bij de kiezers, dat niemand het noodig acht dezen eenige meerdere inlichting te geven dan zij reeds bezitten. Optochten, meetings en toespraken aan 't vt)lk zijn niet in zwang. Sinds lang is het de gewoonte, dat een candi- daat niets doet om zijne verkiezing te bevor deren. Nooit gaat hij in het district rond om voor zijne verkiezing te werken. canvassing Zoo hij het deed, zou het zijne kansen slechts }a de waagschaal stellen. Wie geen stemrecht heeft, besteedt geen tijd en moeite om iets te krijgen, of toespraken aan te hooren van de genen die er hun best voor doen." In Nederland, bespiegelt gij verder heeft niet, als in Amerika, alle vier jaren eene omwenteling in de geheele ambtenaarswereld plaats, waardoor ieder, hoog of laagin ver zoeking verkeert om zich gedurende den korten tijd dat hij van zijn ambt zeker is, rijk te werken of te stelen, „De griffier der eerste kamer in Nederland nam voor eenigen tijd zijn ontslag, na zijne betrekking 35 jaren vervuld te hebben en werd opgevolgd door den sub stituut, die hem 25 jaren had ter zijde ge staan. De ontvanger der registratie in den Haag is sedert 40 jaren in die betrekking. In menigen gemeenteraad zitten leden, die er van de invoering der gemeentewet af zitting in hebben. In eene Zuid-Hollandsche stad is sinds 25 jaren een postdirecteur, wiens vader, grootvader en overgrootvader dezelfde betrek king bekleedden. Hieruit blijkt hoe weinig pressie er van buiten af komt en hoe weinig zijdie posten te begeven hebben, daarop acht slaan zoolang hij die de betrekking vervult, bekwaam is en getrouw". Denkend aan het onstuimige parlementaire strijdperk in Amerika, waar gedurig, naar mate de verhouding der partijen verandert, de wetgeving gewijzigd en op losse schroeven gezet wordt, wat slechts ten deele door het »e,fo-recht van den president of de gouverneurs der staten belemmerd wordt, maakt gij weder eene vergelijking, die niet ten nadeele van Nederland uitvalt. „Daar, meent gij u te herinneren- worden alle wetten gemaakt door ministers, die niets indienen, waarop zij de goedkeuring van de meerderheid' der beide kamers niet verwachten. Op elk wetsontwerp kunnen door ieder lid amendementen voorge steld wordenwordt de wet, na aldus van alle kanten beschouwd te zijn, aangenomen, dan wordt zij door allen in acht genomen en hare voorschriften worden stipt opgevolgd. Tengevolge dezer zorgvuldige behandeling worden slechts weinig wetten aangenomen en de bestaande niet dikwijls veranderd". Een zwerm advocaten, pleitbezorgers en zaakwaarnemers, grootendeels van alles behalve zuiver zedelijk gehalte, leeft in Amerika op kosten van een nog talrijker heirleger processen- voerders, die in de ongewisheid en duisterheid der wetten, in de onzekerheid der rechtspraak, tengevolge der voortdurende afwisseling van niet boven omkoopbaarheid verheven rechters, steeds stof voor nieuwe chicanes en geschillen vinden. Hoe anders doet, in uwe droomende verbeelding, Nederland zich voor. „Daar zijn allen, die met de uitvoering der wetten belast zijn, nauwgezet in de toepassing. Rechters en overheidspersonen worden met oordeel en uit degelijke mannen van rijpe ondervinding ge kozen. Zekerheid van uitvoering der wet staat over 't algemeen zoo vast, dat slechts zelden verschillen, van ondergeschikt belang, voor den rechter gebracht worden. Oneenigheden tusschen meesters en onderhoorigen worden gemakkelijk vereffend, zonder dat advocaten en rechters er bij te pas behoeven te komen. In den Haag, een stad van 100,000 inwoners, zijn slechts een dozijn advocaten die van de praktijk leven." Wie meenen mocht dat de Amerikaansche Nederlander, wiens droomerijen wij vertellen, een wezen onzer verbeelding is, zou zich ver gissen. Alles wat wij hier, tusschen aanhalings- teekens, medegedeeld hebben, is woordelijk ont leend aan een staatsstuk, waarin de tegenwoor dige Amerikaansche gezant te 's Gravenhage, de heer Birney, aan zijne regeering verslag doet van de waarnemingen, welke hij gedurende zijn eenjarig verblijf in ons land omtrent den staat kundigen en maatschappelijken toestand van Nederland gedaan heeft. Men kan de verta ling van het stuk in haar geheel vinden in het April-nommer van den Economist. Behalve het door ons medegedeelde, vindt men er nog een aantal andere opmerkingen in, welke alle hetzelfde kenmerk van ingenomenheid met ons land dragen. Een niet gering voordeel ziet hij o. a. in het, zoo geheel met de Amerikaan sche manieren in strijd zijnde „vasthouden van gewoonten en bedrijf. Een jongman blijft ge woonlijk voor zijn leven in het beroep, waarvoor hij opgeleid werd. Hij is tevreden met mid delmatige winst zonder risico. Failliet te gaan is een smet, die van vader op zoon en klein zoon overgaat. Het gaat hier niet best aan, dat iemand die failliet is geweest, van nieuws aan begint. Zijn handelaars loopbaan is dan ten einde. Het gebeux-t dikwijls dat bedienden 25 jaren of langer bij hun meesters blijven. Een groot gedeelte der bevolking houdt dezelfde ge woonten en kleederdracht als hare vaderen, of schoon zij voortdurend in aanraking komen met menschen uit alle werelddeelen. Tengevolge van dit vasthouden aan hetzelfde bedrijf en der stiptheid waarmede handelsbetrekkingen worden nagekomen, vinden in Holland zoogenaamde crises in de handelswereld geen plaats, al zijn er dan ook tijden waarin de handel slapper en minder voordeelig is dan gewoonlijk, en waarin men den weerslag ondervindt van het land, waar mede men handel drijft. De papier-circulatie is sedert langen tijd volmaakt gezond en de bankbiljetten zijn gedurende de laatste zestig jaren zoo goed als goud." Het is volstrekt niet om ons met dit getui genis van een vreemdeling op te sieren, en ons te overtuigen dat wij niets beters te doen heb ben dan alles zooveel mogelijk te laten zooals het is, dat wij deze opmerkingen van den Amerikaanschen gezant aan onze lezers mede- deelen. Wij gelooven integendeel dat het rooskleurig optimisme, waarin de heer Birney sedert zijn verblijf in ons midden geleefd heeft, in zeker opzicht alles behalve vleiend voor ons is. Het is bekend dat gemoederen, die door overprikkeling verstompt zijn, er toe komen kunnen om naar het gemis van iederen prikkel te verlangen. Menig kloosterling deed zijne levensmoeheid op, als vrucht van la vie a grandes guides op de boulevards en squares van een onzer wereldsteden. Zoo kan ook, wie gewoon is te leven onder eene staatkundige en maatschappelijke drukking van verscheidene atmospheeren, als te New-York of New-Orleans, zich verbeelden te herademen in eene ijlheid van lucht, welke het leven dreigt te doen stilstaan. Wij zullen daarom wèl doen met de tevre denheid van den Amerikaanschen gezant niet tot maatstaf te nemen voor onze eigen vol daanheid, maar moeten veeleer trachten die heilzame ontevredenheid onder ons aan te kweeken, welke fouten blootlegt en tot ver betering prikkelt. De mededeeling van het republikeinsche staatsstuk kan echter haar nut hebben. Eer stens om ons, naast de heilzame onvoldaanheid waarop wij doelden, ook eenige tevredenheid te predikenwat, tegenover het stelselmatig uit schelden van al wat Nederlandsch is, dat wij. van sommige onzer hedendaagschè hervor mers gewoon zijnzeer nuttig wezen kan. Ten tweede omdat de beschouwingen van den heer Birney een zeer practischen kant bezitten. Alles wat hij omtrent ons maat schappelijk en staatkundig leven heeft waar genomen, beschouwt hij van een wetenschap- pelijk-economisch standpunt. Hij stelt zich de vraag hoe het komt, dat een Nederlandsch werkman, handelaar of beambte, met nauwe lijks 1/3 der inkomsten van zijn Amerikaan schen lotgenoot, evenveel, de heer Birney meent zelfs meer, kan en doet als deze. Daarop geeft hij ten antwoord dat alles, wat hij waargenomen heeft en door ons in hoofd trekken is medegedeeld, besparing van tijd en geld ten gevolge heeft. De werkman, die zich niet met de verkiezingen bemoeit, heeft zooveel te meer gelegenheid om door arbeid en spaar zaamheid zijn lot te verbeteren. Het minder aantal processen doet tijd en geld uitwinnen. De grootere vastheid der betrekkingen maakt de winstzoekenden geduldiger en hun winsten zekerder. De vasthoudendheid in kleederdracht en gewoonten voorkomt de uitgaven, verbonden aan het aanschaffen van nieuw goed en nieuwe fatsoenen. De zekerheid van recht en politie, de geregelde en ordelijke gang van zaken, het onderhoud van goede middelen van gemeen schap, de zeldzaamheid van groote verwoes tende branden en de daaruit voortvloeiende lage assurantie-premiën en hooge assurantie winsten, al deze factoren worden door dtn heer Birney herleid tot éen slotsom, welke hem de oplossing aan de hand doet van het verschil in économischen toestand tusschen zijn geboorteland en het onze. Van dit standpunt gezien lijkt zijne beschou wing ons nieuw en leerzaam en bevelen wij haar aan in de overweging van allen, die in vergelijkende maatschappelijke studiën belang stellen. De Standaard meldt dat door de „Commissie voor het volks-petitionnement" een circulaire gezonden is aan de kerkeraden van alle Neder- duitsch hervormde, Christelijk-gereformeerde en Hersteld-Luthersche gemeenten, waarin verzocht wordt 1° de door den kerkeraad aangestelde voogden van weeshuizen, voor zoo ver noodig, te machti gen aan het petitionnement deel te nemen 2° de localiteit van hun kerkgebouwen en ver trekken voor de uitvoering van het petitionne ment beschikbaar te stellen 3° door den kerkeraad, bij zelfstandig adres, in het petitionnement aan den koning te doen deelnemen. Wat het eerste en derde gedeelte van dit ver zoek betreft, hebben wij niets aan te merken. Men zal wellicht de opmerking maken dat de hand- teekening van voogden van weeshuizen, die door hun superieuren op deze wijze „gemachtigd" wor den, niet veel waarborg van zelfstandigheid bezit. Doch dat is niet onze zaak, maar die der petitie- narissen. Er zullen wel meer handteekeningen van dat gehalte onder de adressen komen. Deze heeren betuigen altijd met groote plechtigheid hun afschuw van de „dwingelandij der meerder heid;" maar als het voor henzelven op „neuzen tellen" aankomt, dan zijn zij niet angstvallig in het kiezen der middelen om hun cijfer zoo gfbot mogelijk te maken. Het gebruiken van kerkgebouwen voor het onderteekenen der adressen komt ons echter zeer bedenkelijk voor. Het petitionnement is, welke andere uitlegging men er ook aan zoeke te geven, eene politieke handeling. Zulk eene daad officieel de wijding te geven eener godsdienstige verrichting, door ze in de kerk te doen plaats hebben, achten wij, ook al onthouden de predikanten zich, met het oog op art. 201 van het wetboek van strafrecht, zorgvuldig van alle rechtstreeksche opwekking, hoogst gevaarlijk. Levert onze geschiedenis nëg geen voorbeelden genoeg op van het rampzalige der vermenging van godsdienst met staatkunde, dat men met geweld het vuur van den godsdienstoorlog weer wil gaan ontsteken en aanblazen? Wij willen daarom dit bericht niet voorbij laten gaan zonder een protest en zonder eene ernstige waarschuwing. Al moeten wij vreezen dat onze stem, tengevolge van de samenstelling der meeste kerkeraden, bij vele hunner zonder eenige uit-, werking zal blijven, toch meenen wij onzen plicht te vervullen door nogmaals te herinneren dat men, spelende met vuur, wel weet waar men begint, doch onmogelijk voorzien kan wat het einde zal zijn. De toewijzing der benoodigde som van f 59.000 in de geldleening der gemeente Middelburg, ren-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1