lömcjjfc*. Telegraphische berichten. BUITENLAND. Benoemingen en besluiten. Kerknieuws, Kunstnieuws. Rechtzaken, Verkooplngen en aanbestedingen. Thermometerstand. Algemeen Overzicht. Belgische brieven, t blijfsels van op den grooten weg, die van Sparta naar Helos liep. De beide tamelijk diepe groeven liepen in een halven cirkel aan beide kanten van den weg uit en kwamen iets verder weer bij elkander. Dit alles was zeker op verre na niet zoo vol maakt als zulks tegenwoordig het geval is, en de denkbeelden, die wij thans van het gemak en de snelheid hebben waarmede de gemeenschap plaats heeft, zijn slecht overeen te brengen met de wijze van vervoer/ in die dagenmaar toch valt het niet te ontkennen dat in de wijze van constructie der wegQö van het oude Griekenland het grond beginsel van de tram- en spoorwegen ligt opge sloten. pensioenen. Pensioen verleend aan den eervol ontslagen inspecteur van financiën bij het loods wezen J. G. C. Wiemans, ten bedrage van f 1548 's jaars. registratie en domeinen. Benoemd tot in specteur der registratie en domeinen: van de le Al. in de divisie Amsterdam (le afd.), G. A. Ldef, thans inspecteur 2e kl. in dfe divisie Rot> terdam; van de 2e kl. in de divisie Rotterdam, F. H. Kok, thaus inspecteur der registratie en domeinen 3e kl. in de divisie Sneekvan de 3e kl. in de divisie Sneek, J. G. Everwijn, thans ont vanger der registratie en domeinen te IJselmonde. De heer J. H. Geselschap, predikant bij de Ned. Herv. gemeente te Fijnaart en Heijningcn, heeft het beroep naar die gemeente te Vlissingen aange nomen. Bij advertentie worden sollicitanten opgeroepen voor de betrekking van directeur der tooneel- school, te Amsterdam. Zij hebben zich vóór den 15en dezer te wenden tot den heer J. Elias Hacke, secretaris der commissie van toezicht, teAmsterdam. Als voor eene dergelijke betrekking, in een klein land als het onze, de geschikte persoon niet als met den vinger aan te wijzen is, dan valt het te betwijfelen of men hem „langs den meer en meer gebruikelijken weg" van adverteeren zal zien opdagen. De arrondissements-rechtbank alhier heeft heden P. J. v. d. V., poelier te IJzendijke, thans gede tineerd alhier, schuldig verklaard aan eenvoudigen diefstal, ter zake van het ontvreemden van eenden en kippen, en\ hem veroordeeld toj, 183 /lagen cellulaire gevangenisstraf,alsmede in de kosten. P. B., boerenknecht te Serooskerke, is tot 14 dagen cellulaire gevangenisstraf en in de kosten veroordeeld, wegens openbare schennis der eer baarheid. In de openbare zitting van het kantongerecht te Middelburg van 7 Mei jl. zijn de volgende vonnissen in strafzaken gewezen. P. C. A, v. H., W. F. S., het te zamen en in vereeniging maken van nachtelijk burengerucht ter verstoring van de rust der inwoners te Vlis singen, veroordeeld ieder in eene geldboete van f 5.50 of een dag gevangenisstraf. A. v. d. B, C. H. D. en F. P., het aan den openbaren weg opzettelijk naar iemand weipen met steenen, te Middelburg, veroordeeld ieder in eene geldboete van 3 of een gevangenisstraf van een dag. C. d. R., het vervoeren van een lijk in de be bouwde kom der gemeente Middelburg na den daarvoor vastgestelden tijd, zonder toestemming van burg. en weth. te hebben ontvangen, veroor deeld in eene geldboete van f 5 of een dag ge vangenisstraf. C. B., het als voerman van een met een paard bespannen wagen niet steeds daarbij blijven in staat om het te besturen en te geleiden, te Mid delburg, veroordeeld in eene geldboete van 3 of een dag gevangenisstraf. J. P. I., G. V. en A. J. M. M., het werpen van denken over verschijningen of gekrenkte eigen waarde. De lieve George en Suze keken uit het raampje van het rijtuig en wierpen mij de noodige kus handjes toe. De drie meisjes stonden te wuiven toen het rijtuig voorbij den tuin reed. De gewone ontbijtbel klonk en wij kwamen allen bijeen, en freule Jeanne, wier toorn nooit van langen duur was, kwam vrij goed geluimd binnen; tegen mij was zij bijzonder vriendelijk; maar er was een zweem van verstoordheid in haar gedrag jegens St. Julian. Tot Hexham zei zij dat zij vast be sloten had dien middag een tocht naar Warren baai te ondernemen en den volgenden dag een naar het kasteel en dat zij hoopte dat hij ook van de partij zou zijn. Na het ontbijt ging ze er op uit om een rijtuig te bestellen- Wordt vervolgd.) vuil water in een binnenhaven te Middelburg, ver oordeeld ieder in eene geldboete van 3 of een dag gevangenisstraf. L. V., het werpen van vuil water op de open bare straat te Middelburg, veroordeeld in eene geldboete van f 3 of een dag gevangenisstraf. A. J., het op de openbare straat wateren, an ders dan in de daartoe bestemde bakken te Mid delburg, veroordeeld in eene geldboete van f 1 of een dag gevangenisstraf, en allen de kosten. --v«as*, Woensdag avond omstreeks half zeven werd brand ontdekt in het Amerikaansche barkschip Lois, gezagvoerder Steldrake, geladen met katoen, liggende in het Westerdok te Amsterdam. Nadat de brand aanvankelijk door de werking van drie handspuiten was bedwongen, werd het schip naar het midden van het dok verhaald, waar de drij vende stoomspuit in werking werd gebracht. Te half een uur rukte de brandweer in, de drijvende spuit ter observatie achterlatende. Ruim honderd balen katoen zijn vernield. a Aan döaioord-oostelijke, grens vaM^ i\piay tegen de hellingen der Cordilleras zijn, tfafe het schijnt, rijke goudaderen ontdekt, die reeds spoedig een gezelschap begeerigen tot zich getrokken hebben. De tocht was moeilijk en duurde van Asuncion 62 dagen, deels door maagdelijke wouden, waar men zich met de bijl een weg moest banen. Toen men aan het doel gekomen was en werke lijk goud vond, verliet een der reisgenooten, een Hongaar, met practischen geest bezield, heimelijk zijne reisgenooten en ging naar de hoofdstad terug. Daar verkreeg hij voor 25 jaren voor zich de concessie tot het exploiteeren der goud velden, tegen eene retributie aan den staat van slechts 5 pet. van het bruto bedrag. Het overige reisgezelschap zal later wel op den neus gekeken hebben. binnenland. 's Cfravenhage. De commissaris des konings in Zeeland is gemachtigd tot het heieggen eener buitengewone vergadering der provinciale staten ter behandeling: van de aanvragen der Thoorn-, Sophia en Anna-Frisopolders om calamiteusverklaring; van de wijziging van het reglement op de cala- miteuse polders in Zeeland, en van een voorstel van gedeputeerde staten tot wijziging van het reglement op den calamiteusen Susannapolder. Tweede kamer. Het debat over de supple- toire Indische begrooting werd voorgezet. De minister van koloniën verklaarde, dat het gebeurde op Borneo niets bedenkelijks oplevert; de betrob- ken inlandsche staat Broenie is geheel onafhan kelijk; er wordt gewaakt tegen' inbr^jf tp onze rechten, en indien deze niet gesehiedtTitfc is eene Europeescbe bezetting dier streken zelfs wenschelijk om den zeeroof tegen te gaan. Wat de begrooting betreft, zij laat de quaestie der spoorweg-exploitatie geheel ongepraejudieieerd. De gedane voorstellen verschillen in vele opzichten met de geconcedeerde lijnen. Tegenover de maat schappij is er dan ook niets deloyaals in gelegen. Door hare aanvraag van gelden tot voorbereiding der Indische belastingen wil de regeering het verwijt voorkomen, dat zij op de beslissing der kamer vooruitgeloopen is, zooals bij de regeling in de Preanger indertijd het geval is geweest. De mi nister verdedigde voorts zijne koloniale fmancieele politiek, strekkende om Indië, na al wat daarvan reeds verkregen is, gelijke rechten op eene krach tige voortzetting der openbare werken te geven als Nederland. De minister hoopte met 7£ millioen dit jaar voor Atjeh te kunnen volstaan Dit laatste werd ernstig betwijfeld door den heer Rutgers die waarschuwde tegen optimisme, waardoor wij dreigen te geraken tot het betalen van subsidie aan Indië, met verhooging van be lasting in Nederland. De heer Fransen van de Putte kwam op tegen het antagonisme tusschen Nederland en Indië in inkomsten en uitgaven. In Indië zoowel als in Nederland zijn alleen staatsinkomsten en staats uitgaven. Men zal echter moeten komen tot eene regeling iu den zin eener vaste bijdrage aan Nederland. Inmiddels moeten de Indische spoor wegen uitgebreid worden, juist om.de producti viteit van Indië te verhoogen. Hij spoorde ook aan tot waakzaamheid tegen vreemde tusschen- komst op Borneo. Daartegen is in Atjeh met vrucht gewaakt; maar nu moet ook daar geen verdere agressive politiek gevoerd worden, tot vermijding der zeer gevaarlijke consequentie bij het doordringen in de 22 moekims. De heer van de Putte ontried verder thans de invoering van nieuwe Indische belastingen, waar mede hij wilde wachten tot na de regeling der fmancieele verhouding tusschen moederland en koloniën. De minister verklaarde nog aan die belastingen veel te hechten; mochten zij thans verworpen worden dan zou hij een nieuw voorstel bij eene volgende begrooting indienen. De maatregelen tot inkrimping der Atjeh-uitgaven zijn in overleg met den opperbevelhebber geschied. De algemeene beraadslaging werd hiermede be sloten. Maandag voortzetting. j. Heden werd aan het gebouw van het gewes telijk bestuur alhier aanbesteedhet uitvoeren van buitengewone werken aan de haven te Breskens. Voor dit werk werd het minst ingeschreven dooi den heer I. van Male Dz., te Breskens, voor f 17,148. Door het dag. bestuur van het waterschap Schouwen is gisteren te Zierikzee in het openbaar aanbesteed, bij inschrijving en opbod: l1 de jaar lij ksche herstellingen en het onderhouden van de sluizen en duikers in de zee-, inlaag- en binnen dijken, en van de magazijnen van dat waterschap over 1878/9, iu 3 perceelen, en zijn aannemers geworden van het le perc. M. van S trien te Zie rikzee, voor f 430, 2e perc. P. de Vries Gz. te Haamstede f 500, 3e perc. H. Ringelberg te Hui vend ij ke f 570 en 2" bij enkele inschrijving het herstellen en onderhouden der gebouwen van dat waterschap over 1878/9 in 3 perceelen, en zijn aannemers geworden van het le perc. W. Koole te Zierikzee, voor f 572, 2e perc. P. de Vries Gz, te Haamstede voor f 147, 3e perc. C. Kappers te Brouwershaven voor f 189. 9 Mei. 's av. 11 n. 51 gr. 10 's morg. 8 u. 52 gr. 's midd. 1 u. 62 gr. 's av. 6 n. 63 gr. Evenals het geheele publiek zijn de na de Paaschvacantie weer bijeengekomen parlementen zeer nieuwsgierig. Immers wij gelooven dat naast de warme bezorgdheid voor de belangen van hun land, die natuurlijk alle volksvertegenwoordigers bezielt, er bij de interpelleerende heeren wellicht ook wat van die mensehelijke eigenschap te vin den is, die zoo ten onrechte alleen aan de vrouwen wordt toegeschreven. Aan die zucht om „er wat meer van te weten" wordt echter door de minis ters van verschillende landen slechts zeer schaars voldaan. In de Fransche kamer was het gisteren de heer Dréolle, die omtrent den Europeeschen toestand en Frankrijks houding daarin eene vraag tot de regeering richtte. De interpellatie van het lid der rechterzijde was gematigdhij vroeg alleen overlegging van stukken, waaruit men in staat zou zijn de houding van de Fransche regeering in de Oostersche quaestie te leeren kennen. De mi nister betwistte in zijn antwoord volstrekt niet het nut van eene dergelijke openbaarmaking; doch ze moet te gelegener tijd geschieden. Frankrijk ziet als belangloos toeschouwer de zaken aan, en de eenige rol, die het op zich kan nemen, is die van een met alle mogendheden hevrienden staat, die bereid is allen met welgemeenden raadf bij te staan. Het heeft geene enkele verbintenis aange gaan. Deze positie is te schoon om ze door eene onvoorzichtigheid te bederven. De minister is dus bereid die stukken over te leggen, die daarvoor op dit oogenblik geschikt zijn; terwijl hij ook bereid is tot eene discussie over het buitenlandsch beleid, doch gaarne de bepaling van den dag voor die discussie aan zich houdt. Op eene op merking, die de hier Dréolle gemaakt had over de taal van min of meer officieiise dagbladen, kon de heer Waddington eene verklaring afleggen, die geen enkel minister van buiteniandsche zaken eener groote mogendheid hem voor het oogenblik zou kunnen nazeggen. „De regeering", zeide hij, „heeft in de materie van buiteniandsche zaken geen enkel orgaan. De taak van een verstandig minister is op de bewegingen der pers het oog te houden, doch er zich zoo weinig mogelijk mee in te laten. Dan kan de polemiek der bladen nooit eene regeering compromitteeren". Het is zeker geen klein bewijs van de vreedzame richting der Fransche politiek, dat ze geen behoefte heeft aan een officieus blad, dat halfslachtige wapen van onoprechte staatkunde. Graaf SehouwalofPs reis wordt nog steeds druk besproken. Een telegram uit Londen aan de Kölnisclie Zeitung beweert, dat liij geen schriftelijk tegenvoorstel van Engeland medebrengt, doch dat hij vertrouwelijk bekend gemaakt is met het minimum van de eischen der Britsche regeering. Wat zou dat minimum zijn? is natuurlijk de vraag die ieder op de lippen zweeft, doch die voor het oogenblik nog wel niet met eenige zekerheid zal te beantwoorden zijn. Berichten van verschillende zijden melden, dat de samenstelling van Bulgarije en de afstand van Batoem aan de Russen de hoofdpunten zouden zijn, waarop Engeland niet meent te kunnen toegeven. Het geprojecteerde Bulgarije brengt Muzelmannen en Grieken onder Slavisch bestuur en geeft dus geen waarborg voor voortdurende rust. Het verdeelt Turkije in drie voor communicatie en bestuur zoo slecht mogelijk gelegen deelen en maakt zoodoende, daar het eene Russische stichting is en onder Russischen invloed zal blijven, de Russische macht in het Balkan-land veel te groot. Ook Engeland wil daar wat te zeggen hebben. Het heeft bij het tractaat van 1856 eene eerste viool gespeeld en wil zich in dit nieuwe bedrijf der Oo3tersche quaestie met geene mindere plaats in het Euro- peesch orkest vergenoegen. Wat Batoem betreft, denkt men, dat Engeland bevreesd is, dat de Russen door het. bouwen van een spoorweg een goed deel van den uitvoer uit Perzië over die haven zouden lokken. Zij is de eenige goede haven aan de oostkust van de Zwarte zee en daarbij het dichtst bij de Perzische grens gelegen. Zoolang Batoem in Turksche handen is, schijnen de Engelschen voor eene goede exploitatie niet be vreesd. Den eersten wensch omtrent Bulgarije meenen de Weener bladen, dat Rusland wel zal willen inwilligen, vooral omdat ook Oostenrijk daarop zal aandringen. Omtrent Batoem i3 de zaak ech ter anders. Hier kan het geen Europee sch, doch enkel een speciaal Engelsch handelsbelang gelden. Dit is een punt, waarover men wel mag aanne men, dat strijd zal zijn, daar beider belangen hier vrij duidelijk in het oog springen. De Peters- burgsche bladen slaan intusschen een vreedzamen toon aan. Een aantal belanghebbenden in den suikerhan del hebben zich gewend tot de Engelsche regee ring met het verzoek om stappen te doen, die de andere regeeringen zouden leiden tot het afschaf fen der uitvoerpreiniën. Mocht dit niet gelukken, dan drongen de heeren aan op het invorderen van beschermende rechten in Engeland zelf. De minis ter antwoordde, dat er niet veel uitzicht was op eene schikking, omdat in de andere landen het belang van den fabriekant wordt gesteld boven dat van den verbruiker, terwijl in Engeland het laatste de bovenhand heeft, liet verzoek Zou echter onderzocht worden en alle pogingen zouden nog in het werk gesteld worden om de zaak tot een voldoend einde te brengen. De heer Conforti, Italiaansch minister van justitie, laat, zooals men wel eens zegt, er geen gras over groeien. Hij heeft de indiening toege zegd van een handelswetboek en van een wetboek van strafrecht. Wat het laatste betreft legde hij de belangrijke verklaring af, dat hij een voor stander is van de afschaffing der doodstraf. Nog twee onderwerpen deelde hij mede, dat aan zijn ministerie bewerkt werden, nl. de rechtsgevolgen van het enkel kerkelijk huwelijk en de regeling der kerkelijke goederen. Dat is van een minister, die nog slechts zes weken aan het roer is, eene werkzaamheid, die vele niet-Italianen zal doen watertanden. Brussel, 9 Mei. De heer Bara heeft zooeven in de kamer het groote politieke debat geopend. Wij zijn aan het voorspel van den aanstaanden strijd. Het zal een geregelde veldslag zijn, waarvan ik u later ver slag zal geven. Voor heden wensch ik u het een en ander mee te deelen omtrent de onvoorziene ontknooping van de quaestie van het Vlaamsch, die in de kamer was opgeworpen, dank zij eeae zeer fijne verkiezingsberekening van den heer De Laet en andere clericale afgevaardigden van Antwerpen. De discussie, die tusschenbeide zeer levendig was, is geëindigd door een zeer onverwachten coup de thé&tre. Toen de heeren De Laet en consorten vlak vóór de verkiezingen de behandeling vroegen van een wetsontwerp omtrent het gebruik der Vlaamsche taal in de administratie van Antwerpen van de Vlaanderens, van Limburg en van Brabant, was hun doel de liberalen in eene valsche positie te brengen: als zij het ontwerp bestreden en tegenstemden, vervreemdden ze de Vlamingen van zichstemden ze vóór, dan erkenden ze implicite dat ze de heilige rechten der Vlamingen miskend hadden, toen zij zelf aan de regeering waren. De berekening was goed en de strik juist gespannen. Doch de heeren De Laet en consorten hadden gerekend hui ten den politieken geest en, om het bij zijn waren naam te noemen, de vaderlandsliefde van den heer Malou. Reeds in het begin van het debat had de regee ring zich vereenigd met een amendement van den heer Thonissen, dat strekte tot. wijziging en ver mindering der te absolute eischen van de Flamin ganten, zoodat bij de tweede lezing het ontwerp reeds veel verzacht was. Zoo stond de quaestie, toen de heer Frère-Orban het woord nam, om te doen uitkomen, dat men met eene dergelijke wet in de hand voortaan den Walen, als zij geen Vlaamsch kenden, het recht kon betwisten om minister te zijn. Breedvoerig toonde hij de ge varen van zulk een systeem aan, dat strekte tot opheffing van de vrijheid der talen, die tot nu toe door alle ministeriën gehandhaafd was, en die het nationaal gevoel ontwikkeld heeft. Mocht deze toestand ophouden, „dan zou", sprak de leader der linkerzijde„het gevaar ontstaan, dat het eene ras de bovenhand kreeg hoven het an dere, dat slechts éen ras toegang had tot de be trekkingen van den publieken dienst." Dit gevaar, door het hoofd der linkerzijde zoo juist aangegeven, heeft ook de heer Malou bemerkt. Hij kwam in de discussie tusschenbeide, toen zij zoo hartstochtelijk werd, dat men van geen reehter- of linkerzijde iets bespeurde, doch de strijd enkel was tusschen Walen en Vlamingen. De heer Malou zeide, dat deze discussie gevaarlijk was en groote verdeeldheid in het land kon teweeg brengen. De quaestie moet alleen zijn, hoe men in den tegenwoordigen stand van zaken kan te gemoet komen aan alle rechtvaardige eischen der burgers. „De wet moet dus aangenomen worden, niet naar den uitleg, door anderen daaraan gegeven, maar met het oog op de gedachte, die er aan ten

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 2