121' Jaargang.
1878:
Zaterdag
11 Mei,
No. Ill,
Op een eiland.
Dit blad ?erschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.'
Prijs per 3/m, franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent,
Advertentieni 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lafïite C°. te Brussel en Parijs
VERKIEZING.
F. D. Sprenger.
Middelburg, 10 Mei
FEUILLETON.
van Miss THACKERAY.
Spoor weg-dieverij en.
De tramwegen in de oudheid.
.rf-rn-hi
mum
GOH
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
maken hekend
dat bij de op den ?en dezer maand plaats ge
had hebbende opening van stembriefjes voor de
beuoeming bij herstemming van een lid van de
provinciale staten van Zeeland is gebleken dat
als zoodanig is gekozen de heer
Voorts dat de processen-verhaal van stern-
inlevering en stemopneming van dra 8 en 9 Mei jl.
in de beneden voorzaal van het raadhuis aange
plakt en ter secretarie voor een ieder ter inzage
zijn nedergelegd.
Middelburg, den 10 Mei 1878.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
S C H O E E B.
De secretaris,
Gr. N. DE STOPPELAAE.
Aan het gisteren te Utrecht gehouden examen
voor surnumerair bij de Maatschappij tot exploi
tatie van staatsspoorwegen hebben 28 personen
deelgenomen, waarvan 13 met gunstig gevolg;
onder deze laatsten behoort H. P. v. d. Berge
uit Ter Neuzen.
De Staats-courant bevat de wet van den 6en Mei
1878 (Stbl. no. 29), houdende wijzigingen in de
wet van 9 Juli 1842 (Stbl. no. 20) op het
notarisambt.
Bij min. beschikking is aan S. Uitdenbogaardt,
te Maassluis, tot. wederopzegging, vergunning ver
leend voor een stoomsleépdienst op eenige stroomen
en rivieren in de provinciën Noord-Brabant, Gelder
land, Zuid-Holland en Zeeland.
In de Vlissingscbe commissie voor het huwe
lijksgeschenk aan Z. K. H. prins Hendrik is, be
halve de in ons nommer van Woensdag gemelde
Iieeren, nog benoemd de heer Jos. van Eaalte.
Het Handelsblad geeft van het vaandel, dat
door de Amsterdamsche jonge dames aan het stu
dentenkorps is aangeboden en waarover een bericht
van onzen Amsterdamschen correspondent in ons
nommer van gisteren handelde, de volgende be
schrijving:
Het vaandel vertoont als hoofdfiguur een in
zilver geborduurd Minervabeeld, op rood fluweelen
grond; rechts is het wapen der stad, hare be
schermster, en daaronder de data der stichting
Naar het Engelsch
VI.
Er zijn menschen die zich niet weten uit te
drukken, en volstrekt niet zeggen wat zij eigenlijk
voelen, maar iets geheel anders, en dat toch alles
uitdrukt wat zij zouden willen zeggen. Anderen
hebben wel is waar, woorden genoeg, maar geen
gedachten om er in te leggen. Emilie zei nooit
iets bijzonders en zelden iets aandoenlijks; maar
hare gemeenplaatsen troffen mij dikwijls meer
dan de hartstochtelijkste ontboezemingen van
liefde of toewijding. Iets in haar manier van
kijken en in den toon waarop zij over dien hulst
sprak, ontroerde mij meer dan er reden voor
scheen te bestaan. Ik kan niet zeggen wat het
was, maar dat weet ik wel dat somtijds stilzwij
gen, saaiheid, alles, welsprekend kan zijn en de
liefde altijd een taal weet te vinden die wij allen
kunnen verstaan.
Wij bleven een paar, minuten onder den hulst
van het Athenaeum én de Universiteit. Links
het blazoen van het studentenkorps, een zilveren
Malthezerkruis op rooden gronddaaronder de
data der oprichting van „Ne pratter modmri", het
vroegere korps, en van het Amsterdamsche studen
tenkorps. Beide wapenschilden liggen op zijden
banen, geschakeerd met de kleuren van het korps,
rood en wit. Boven en onder het middelvak gaat
een zwart fluweelen band, waarop de opdracht:
civium imiversitatis collegio - virghies Amstelo-
damenses, zoodat het groote middelvak der
banier de kleuren der stad vertoont. Onder het
Minervabeeld in gouden letters de spreuk, aan
het korps door de dames gegeven
HONESTFM PETIMÜS USQtTE.
Daaronder, kleiner, de datum van aanbieding
(8 Mei 1878). Kwasten, koorden en galons zijn
in de kleuren van stad en korps.
De spoorwegdieven zijn nog muzikaal ook.
Tusschen Lier en Eindhoven is van eene hezen-
ding muziekinstrumenten een klarinet ontvreemd.
Men heeft den muziekliefhebber, tevens remmer
op een trein, spoedig gevat. (N. v. d. D
{Door een spooriveg-ambtenaar.)
Wanneer wij in de hoofd- en residentiestad een
met reizigers volgeladen rijtuig over den tramweg
zien rollen, dan kunnen wij ons niet genoeg ver
heugen over dit in de laatste jaren meer in toe
passing gebrachte middel van vervoer, maar kunnen
moeielijk begrijpen, hoe het mogelijk is geweest
dat eerst nu dit vervoermiddel tot den staat van
volmaaktheid is gekomen, waarin het thans verkeert.
Epecb oij de Grieken toch vinden' wij het be
ginsel der paardenspoorwegen en wat wij thans
doen is slechts eene herhaling van hetgeen de
oudere volken eeuwen te voren hebben toegepast.
Wij willen trachten dit nader aan te toonen.
Wanneer men Griekenland doorreist, dan kan
men een zeker gevoel van verwondering niet
onderdrukken, als men de moeielijke wegen ziet,
welke naar de uit de oudheid beroemde steden
en heiligdommen voeren. Eertijds toch bewogen
zich langs deze wegen statig de processiewagens,
versierd met bloemen en guirlandes, waarop de
beelden der afgoden geplaatst en de priesters
gezeten waren, terwijl men tegenwoordig op dezelfde
door zooveel herinneringen beroemde wegen,
moeite heeft zijn rijtuig langs de oneffenheden
van den weg, te leiden.
Evenwel schijnen hier en daar, aan heide kanten
van ,het smalle pad, waarover zelfs de muilezel
moeilijk kan loopen, diepe en regelmatig gegraven
staan en gingen toen schielijk naar huis. Ik liet
Emilie binnengaan en wachtte huiten in den duis
teren tuin, waar ik op. en nederliep.
Zooals ik verwachtte kwam freule Jeanne een
minuut of tien na ons, maar de gelegenheid waar
ik op hoopte ontsnapte mij, want Hexham en de
beide meisjes kwamen bijna op hetzelfde oogen-
hlik, met schitterende oogen en frissche gezichten
van de wandeling en wij begaven ons allen naai
de kamer van mevrouw om thee te drinken.
Het was de laatste avond van Willem en de
zijnen. Er was slechts éen klein voorval dat de
goede verstandhouding bedierf.
„Wie was die kapitein Sigourney, die een
visite is komen maken terwijl wij naar de kerk
waren?" vroeg mevrouw Margaretha, heel on
schuldig in een oogenblik van stilte aan tafel.
Deze eenvoudige vraag deed eenigen onder ons
verbaasd opzien.
„Kapitein Sigourney," zei freule Jeanne op
luiden, schetterenden toon „is een vriend van mij.
Ik heb hem gevraagd mij een visite te komen
maken."
St. Julian wierp een half spotachtigen, half
verstoorden blik op haar en keek eerst zijn
vrouw en daarna weer freule Jeanne aan, die
haar vleesch in lange repen sneed en zich kalm
op een strijd scheen voor te bereiden. St. Julian
zweeg echter en de woordenwisseling, zoo die al
plaats moest hebben, werd tot later uitgesteld.
Ik was zeer blij dat de zaak dien loop nam en
dat het dwaze geheim, wat het dan ook zijn
gïoe en te bestaan, die bewijzen dat vroeger over
wegen karren gelowpen hebben.
aRKra tijd 'heeft reen zich-roezig- gehbtidra
mee te onderzoeken hoe deze groeven ontstaan
zijn en na langdurige studie heeft zich daaromtrent
eene vaste overtuiging gevestigd.
Men is het tegenwoordig over het algemeen
eens, .dat de sporen van wielen, die men schier
bij iedere schrede in den bodem van het oude
Griekenland gedrukt ziet en die men zelfs aan de
poorten van Athene in den weg vindt, die direct
van den Piraeus naar Agora loopt, geen sporen
zijn, door langdurig of door gebrekkig on
derhoud dezer wegen ontstaan, maar met veel
zorg gegraven, volkomen effen gemaakte groeven.
Mure vooral heeft zich bijzonder aan het
onderzoek van het ontstaan dezer sporen gewijd
en in zijn werk Journal of a tour in Greece''''
zegt hij: „Als ik spreek van sporen der wielen,
dan moet dit niet verstaan worden in den zin
van eene groef of oneffenheid in den weg, die
door langdurig gebruik of slecht onderhoud ont
staan is. Ik wil spreken van een groef of geul,
opzettelijk, volgens bepaalde afmeting op de
gewone breedte van den weg der karren gegraven
me.t het doel de richting te verzekeren, die men
aan de wielen geven wil en het trekken der
vracht over een rotsachtig en oneffen terrein te
vergemakkelijken. Dit is, voegt Mure er bij,
iets als de rails onzer spoorwegen {as the sockets
of our railroads), en men kan werkelijk aan deze
wegen den naam van wegen met steenen rails
geven {stone railway).'''' Wanneer de bodem van
den weg eene naakte rots, of steenachtig met eene
zeer dunne laag aarde bedekt was (hetgeen dik
wijls voorkwam), dan pasten de Grieken bij de
constructie hunner wegen een beginsel toe, dat
bij"GBfc|,-re-',-obrtligo spoorivcgen 'gevolgd is. Zij'
maakreu Jan den weg niet over de geheele
breedte berijdbaar, maar zij stelden zich tevreden
met deze ten naasten hij effen te maken en deden
dan vervolgens voor de wielen groeven of geulen
uithouwen, waaraan zij veel zorg besteedden, om
dat de kar veilig en met gemak over eene vol
maakte oppervlakte zou loopen; eindelijk als de
grond tusschen de twee groeven al te hobbelig
of te ongelijk was, wierpen zij daar zand of
kiezelzand tusschen.''
Dat deze wijze van constructie gevolgd is, blijkt
voldoende uit de wegen die men in de omstreken
van Orchemene aantreft. Deze hebben twee groeven
die volkomen effen gemaakt zijn.
Verder hadden de Grieken om de sporen, die
op deze wijze gemaakt waren, aan te geven, een
ander woord als dat, waarmede men de sporen
aanduidde, die door langdurig gebruik ontstaan
waren en onder de wenschen, die men in dien tijd
mocht, opgehelderd zou worden zonder dat ik er
in betrokken werd. Het was mijn zaak niet al
vond freule Jeanne goed zich door een dozijn
kapiteins het hof te laten maken, maar ik vond
het een gekke manier van doen. Ik had reden
te veronderstellen dat St. Julian dien avond iets
tegen haar gezegd had. Ik was niet in het salon
na den eten, want een van de dienstboden was
ziek en ik moest haar oppassen: maar toen ik
naar beneden ging om goeden nacht te zeggen
ontmoette ik de freule of liever ontmoette ik
een wervelwind in den gang. Zij wierp een blik
op mij en haar geheele verschijning was vreese-
lijk; hare kettingen en breloques schenen van
verontwaardiging te rammelen. Zij was schoon
in haar toorn, haar rossig haar en valsche vlech
ten schenen te berge te rijzen, haar oogen door
boorden mij en als ik schuldig geweest was zon
ik, dunkt mij, op de vlucht gegaan zijn voor de
woedende verschijning. Heb ik het gedroomd ot
hoorde ik werkelijk deze twee woorden, „onbe
schaamde bemoeizucht", terwijl zij zich met de
waardigheid eener vorstin omkeerde en mij de
deur voor den neus dicht wierp Toevallig was
mevrouw St. Julian in haar kamer en dit geraas
deed haar het hoofd buiten de deur steken waarop
ik haar, niet zeer kalm of samenhangend naar ik
vrees, vertelde wat er gebeurd was.
„Ik moet trachten haar tot bedaren te brengen.
Ik denk dat mijn man met haar gesproken heeft,"
zei mevrouw en zij ging kloekmoedig aan de
deur van freule Jeanne's kamer kloppen en na
zijne vrienden toevoegde die zich op reis begaven,
K
kwam de wénsf wjóWdathij-ecg &ped
mocht, vinden.
Ofschoon men mag aannemen, dat de Grieken
het eerste volk zijn geweest, dat dusdanige wegen
heeft aangelegdschijnt het toch, dat ook de
Eomeinen reeds vroeger de constructie'dezer wegen
in toepassing brachten. De wegen, die naar de
bouwvallen van de oudste Eomeinsche steden
voeren, o, a. naar Cora, Norba en Segnia, ver-
toonen de sporen van deze wijze van constructie
en zelfs in Frankrijk, op den weg die van Brian-
§on naar Grenoble loopt, meent men deze ontdekt
te hebben.
Het voornaamste bezwaar, dat uit deze wijze
van constructie voortvloeide was juist hetzelfde,
dat wij nog lieden bij onze spoorwegen aantreffen.
Wanneer twee karren, die in dezelfde groef in
tegenovergestelde richting liepen elkaar tegenkwa
men, moesten de reizigers van een der karren,
die de groef moest verlaten uitstappen, om den
weg aan de andere vrij te laten.
Dit gaf dikwijls aanleiding tot twisten. Dood
slagen, vechtpartijen of op zijn allerminst belee-
digingen waren het gevolg dezer botsingen. Zoolang
de enkele wegen, die met recht den naam van
wegen verdienden, nog heilige wegen en onder
het toezicht der priesters ten behoeve van den
heiligen dienst gesteld waren, was het gevaar voor
ontmoetingen niet zeer groot. Maar toen men
ook wegen kreeg voor algemeen gebruik, werd de
gelegenheid tot hotsingen menigvuldiger en moest
men naar middelen uitzien om die te voorkomen.
Daartoe deden zich twee wegen voordie beiden
door de Grieken werden toegepast.
Men kon in de eerste plaats, op lederen weg,
Vfjw f"'fè '"-.rrc:! !e- j- die-.tfifcuw ijdig
aan elkandei- ïiépen; dit was zonder twijfel het
eenvoudigste en natuurlijkste, maar ook het duur,
ste middel. In de tweede plaats kon men, om
belangrijke kosten te sparen, zien met enkel spoor
tevreden stellen, en hier en daar bochten maken
om te kunnen uitwijken.
Dit tweede stelsel, dat men tegenwoordig nog
veel ziet toegepast en dat, wel is waar, meer
bezwaren heeft dan het eerste, had evenwel dit
voor: dat het twee elkander ontmoetende karren
de gelegenheid gaf elkander hij bedoelde bochten
voorbij te rijden.
Misschien ware het beter geweest, beide stelseis
te combineeren, door dubbel spoor aan te nemen
en deze sporen door dwarssporen te verbinden,
zoodat de reizigers hunne karren van het eene
spoor op het andere hadden kunnen brengen.
Deze bochten om uit te wijken, kregen een
bijzonderen naam: ektropos (uitplaats).
Nog tegenwoordig ziet men er merkbare over
een oogenblik aarzelens ging zij kalm naar
binnen. Ik weet niet welke betoovering zij uit
oefende, maar eenigszins tot mijn schrik kwam
er weldra een boodschap voor mij in 't salon om
te vragen of ik eens hij freule Jeanne wilde
komen. Ik zag de ondeugende Helena met een
spotachtigen lach kijken over mijn ongeveinsden
schrik. Ik vond de freule midden in de kamer
staande in een sleepend, vuurrood morgengewaad
en al hare roodbruine lokken loshangend over
hare schouders.
Mevrouw St, Julian zat in een armstoel bij het
toilet, dat schitterde van de kleine fleschjes met
ivoren stoppen. De indrukwekkende verschijning
kwam met drie groote stappen recht op mij af
toen ik de kamer inkwam.
„Ik merk dat ik u onrecht gedaan heb," zei
zij, iets bedaarder wordende, maar nog altij
boos. „Mevrouw heeft mij alles verklaard en ik
dacht dat het u aangenaam zou zijn terstond te
vernemen dat ik de vergissing bemerkt heb, welke
ik begaan heb. Ik vraag u verschooning. Goe
den nacht, mevrouw Campbell," zei ze in éen
adem en gaf mij mijn afscheid. Daar stond ik
weer in den donkeren gang, nog half bedwelmd
door die helder verlichte kamer, door dien sterken
rozenoliegeur, door die tooverachtige verschijning
met dat vuurroode gewaad, die roodachtige lok
ken en die gloeiende wangen.
Ik had het den volgenden morgen te druk met
mevrouw Margaretha, hare kinderen en koffers,
die per eerste jjoot vertrokken, oip veel na te