Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per 3/m, franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent, Middelburg, 25 April, FEXJIIjIJBTO!N". êrooimodiijkti m dm Tot aanvulling van den gisteren door ons reeds medegedeelden uitslag der verkiezing te Zevenber- moet Tvo2"fief];"(lfe'u£J'ue- - Op 26 Februari jl. (1519 geldige stemmen) 703 Diepen. 361 van de Werk. 337 Wijnmalen. 102 Sassen. Op 12 Maart jl. (herstemming). (1499 geldige stemmen.) 754 Diepen. 745 van de Werk. Op 23 April. (1684 stemmen.) 650 Diepen, 559 van de Werk. 476 Wijnmalen. 564 van de 1391 kiezers, Het Haagsche Dagblad verrast zijne geabonneer- den met een portret van H. K. H. prinses Maria van Pruisen, de aanstaande gemalin van prins Hendrik, doch voegt er de mededeeling bij dat het naar eene onduidelijke lierlijnsche photographie gemaakt is, zoodat de gelaatstrekken waarschijnlijk niet goed gelijken. Al het andere op de ten voeten uitgeteekende beeltenis moet echter goed zijn. Daarentegen ontvangt het blad, mede uit Ber lijn, wat het noemt „een portret van de innerlijke In de Staats-courant van heden-zijn opgenomen de verslagen, uitgebracht aan den minister van binnenlandsche zaken betreffende het wetenschap pelijk onderzoek van wierden en terpen. 10 EEN VERTELLING VAN EEN POOLSCHEN GEESTELIJKE. Paulina ontving mij zeer vriendelijk ofschoon het geen receptie-avond was, en zij alleen zat in een cashmyren peignoir met witte kant. Ik merkte een vochtigen glans in hare oogen en iets rustigs en toch voldaans in haar manier van zijn op waaruit genoegzaam bleek dat de hofmakerij van Casimir den vorigen dag haar verblind en het hoofd op hol gebracht had. Zij zag er uit als een vrouw die bemint en door hare kunstgrepen zegeviert. Zeker zou zij op dat oogenblik ver smaad hebben iets onvriendelijks jegens Joulka te ondernemen, want het was veel grooter triom voor haar den minnaar van een andere te ver leiden, alleen door de macht harer bekoorlijk heden, dan haar toevlucht tot de politie te nemen om haar mededingster uit den weg te ruimen. Voor zoover ik weet scheppen vrouwen op veertigjarigen leeftijd er bij minnestrijd bijzonder behagen in, in een open gevecht de overwinning te behalen. Paulina en ik spraken over Casimir, want zijn paam scheen haar aanhoudend in den mond te komen, zoodat zij van niets anders kon praten maar wij roerden het onderwerp van zijn huwe lijk niet aan, noch zijn voorgenomen vertrek in gezelschap van Paulina, daar ik verondersteld werd van dit laatste plan niets te weten. Wij spraken meer over zijn familie, zijne talenten f zijne lotgevallen in Siberië en daarover begon mijn gastvrouw weldra bittere tranen te vergieten, en bezwoer dat zij eigenlijk toch niet de oorzaak was geweest dat Casimir in ballingschap werd gezonden, want dat hij in alle geval in hechtenis zou genomen zijn, daar het gouvernement zijn familie al lang op het oog had om haar te vervolgen. Het was niet meer dan natuurlijk dat de onge lukkige vrouw nu trachtte zich vrij te pleiten van haar groote schuld jegens den man, dien zij lief had, en dat zij bijzonder gewicht hechtte aan de gratie die zij voor hem verworven had. Zij scheen op weg zichzelve te overtuigen dat, daar zij degene was geweest die verhinderd had dat die patriot zijn leven eindigde in de mijnen van Ural, de rest van dat leven haar toebehoorde; waaruit alweer blijkt dat de logica van een vrouw dikwijls kan falen. Ik zei niets dat de gravin kon beleedigen, wan t het was mijn plicht in haar eigen huis beleefd jegens haar te zijn; en zoo zaten wij een paar uren nog vertrouwelijk te praten. Omstreeks tien uren, toen ik op het punt was van te vertrekken, kwam er een knecht binnen met een brief op het blaadje, dien hij zijn mees teres overhandigde. Paulina verzocht mij verlof den brief te openenmaar zoodra zij de eerste regels had gelezen, sprong zij op, wierp mij een blik vol gloeienden haat toe, gelijk een wolvin die in den val is geloopendaarop snelde zij doodsbleek naar haar schrijftafel en greep eene pen. Zij schreef een minuut lang hijgende, terwijl haar pen over het papier vloog, en zonder het geschrevene te laten drogen vouwde zij het blad schielijk dicht, stak het in een enveloppe en gaf het den knecht, die er mede heenging. Toen dit gedaan was trad Paulina met vlam mende oogen en over elkaar geslagen armen op mij toe en riep bijna gillende uit „Weet gij wat ik zooeven gedaan heb? Ik heb het bevel geteekend om die beide Zezioffs te arresteeren." „Dat was vergeefsche moeite, want zij zijn van middag vertrokken en bevinden zich nu over de grenzen," antwoordde ik kalm. Dit bericht deed haar even ontstellen. „Dwaze die ik benik had haar twee dagen geleden moeten doen vattenriep zij naar adem snakkende uit. „Maar hoe het zij, Casimir Ba- rinski zal niet ontsnappen. Ik weet dat hij mor gen naar Kaptcha vertrekt, in de vermomming van een boer." „En al belet gij nu zijn vlucht, wat dan? Al hebt gij hem nog zoo lief, kunt gij hem toch niet dwingen u tegen zijn zin te huwen." „Maar ik kan hem weer naar Siberië zenden en dat zal ik. Ik zie hem liever daar, dan met die deern getrouwd „Tut, tut," zei ik. „Onze vijanden zijn al erg genoeg, maar zij zullen geen keizerlijke gratie intrekken, ter wille uwer liefdesaangelegenheden. Gij hebt de macht niet die gij voorgeeft, Pau lina." Dit verwijt bracht haar buiten zichzelve. „Heb ik dié macht niet gilde zij en spreidde hare handen woest uit. „Weet dan dat ik de koningin van deze stad ben en jaren lang ge weest ben. Ik ben de cenige persoon hier, die regelrecht in betrekking staat met den minister van politie te St. Petersburg; en éen woord van mij kan w, al zijt ge priester, naar Siberië zenden. „Dat geloof ik niet," zei ik„en ik ben er in alle geval niet bang voor." Ik was ook we zenlijk niet bang. „0, gij meent mij te kunnen tarten, maar gij zult wel doen met niet te ver te gaan!" riep zij uit, mij aanziende alsof zij mij wilde verpletteren. „Ik tart u," zei ik, toornig opstaande; „want er is geen enkele priester in heel Polen, die u absolutie zou geven als gij de hand slocgt aan iemand van onze orde. Als wij al niet uit broe derliefde eensgezind zijn, zijn we het uit de nood zakelijkheid van wederzijdsche bescherming, dat weet ge zeer goed, anders zoudt ge mij al lang onschadelijk gemaakt hebben.' „Ik ben te goed, dat is mijn zwakheid 1" zei Paulina hijgende en zij gleed half bewusteloos op de canapé. „Ik heb mij als een kind door uwe bijgelovigheden aan banden laten leggen maar ik zal mij van de kerk afscheiden."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1