N». 97.
121' Jaargang.
1878.
Donderdag
25 April.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering/Van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentieni 20 Gent per regel.
Geboorte- Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lapfits C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 24 April.
FEUILLETON.
9
êrooimoÊtÜDimd ran %aar.
Bij de eerstvolgende begrootings-discussiën zul
len vermoedelijk in de tweede kamer weder de
langzamerhand traditioneel wordende klachten
vernomen worden over de vervalsching van voe
dingsmiddelen, gepaard aan verzoeken tot de
regeering om daartegen van rijkswege wettelijke
voorzieningen te nemen. Zullen deze klachten en
verzoeken ditmaal iets baten? Het komt ons
zeer twijfelachtig voor. Het afmattings-proces,
waaraan ieder belangrijk maatschappelijk of staat
kundig vraagstuk ten onzent zijne oplossing,
of wat zich daarvoor uitgeeft, dankt, is ten
opzichte der vervalsching van levensmiddelen nog
lang niet ver genoeg gevorderd. Eene wet over
dit onderwerp is dus vooreerst niet te wachten
en intusschen zullen de voorbeelden van landen,
welke ons in wettelijke regeling van het toezicht
op den verkoop van voedingsmiddelen zijn voor
gegaan, vermeerderd worden met dat van Duitsch-
land, waar de rijksdag bezig is het door de
regeering ingediend wetsontwerp door eene com
missie van 21 leden te doen bestudeeren en om
werken.
In afwachting dat van de voorlichting, welke
ook die beraadslagingen weder zullen opleveren,
gebruik gemaakt zal worden, beginnen onze ge
meentebesturen de zaak ter hand te nemen. Door
burgemeester en wethouders van Amsterdam is
aan den gemeenteraad een voorstel ingediend om,
voor zooveel de hoofdstad betreft, de bescherming
der burgers tegen de kwade practijken van gros
siers en slijters bij gemeentelijke politie-verorde-
ning te regelen. Er zullen drie inspecteurs benoemd
worden, éen natuurkundige, éen scheikundige en
ëen veearts, wier onderzoekingen en uitspraken
onder het toezicht zullen geschieden van een
hoogleeraar in de scheikunde aan de Amsterdam-
sche universiteit. Voorts zullen drie keurmeesters
over vee, visch en gevogelte, twee keurmeesters
van visch en minstens vijf keurmeesters voor alle
andere voedingsmiddelen aangesteld worden. Al
deze ambtenaren zullen processen-verbaal moeten
opmaken van hunne keuringen en die hebben op
te zenden aan den ambtenaar van het openbaar
ministerie bij de rechtbank. Zij zullen iedere
maand een overzicht en ieder jaar een uitvoerig
verslag van hunne werkzaamheden moeten doen
aan burg. en weth., en bovendien de noodige
voorstellen indienen tot het doen van afkon
digingen en het maken van verordeningen, waar
EEN VERTELLING VAN EEN P00LSCHEN
GEESTELIJKE.
IV.
Later, toen de zon hoog aan den hemel stond,
ging ik uit om de Zezioifs te vertellen, welke
schikkingen ik gemaakt had; en ik vernam dat
zij naar het politie-bureau waren geweest om
hare passen te vragen. De beambten hadden
slechts eenige gewone formeele vragen tot haar
gericht, en nadat zij nauwkeurig hare signale
menten hadden opgeteekend waarbij, zooals de
moeder zeide, Joulka gebloosd had, beloofd dat
de passen den volgenden dag uitgereikt zouden
worden. Ik zag Casimir niet, want op raad van
ons allen was hij in dienst getreden bij den zil
versmid en wij hadden hem zelfs verzocht met
Salomo Paskoff te spreken alsof hij van plan was
maanden, ja misschien jaren smelter bij hem te
blijven.
Dien dag brachten Joulka en haar moeder door
met pakken. Casimir woonde niet in hetzelfde
huis, maar hij at bij haar, en aan tafel komende,
bracht hij een rosé briefje mede, dat hij in den
Joop van den dag ontvangen had, waarbij de
die hun in 't publiek belang wenschelijk voor
komen.
Al deze bepalingen vormen een stelsel van
toezicht en voorzorg, dat doelmatig zal kunnen
blijken, wanneer de uitvoering er van moge
lijk gemaakt wordt. Wat dit laatste betreft,
rijst wel eenige twijfel wanneer men weet dat
burg. en weth. aan de drie wetenschappelijke
inspecteurs een jaarwedde van ƒ1200, aan de
keurmeesters een traktement van f 1000, behalve
aan die van visch een van f 600, willen toeken
nen. Dat men voor zulke bezoldigingen weten
schappelijke personen zou kunnen krijgen van
een genoegzaam onaf hankelijke positie en van
een karakter om de hun toevertrouwde werk
zaamheden met ijver en onpartijdigheid te ver
richten, mag betwijfeld worden. Daar echter in
dit geval een halve maatregel gelijk zou staan
met doellooze geldverspilling, moet verwacht
worden dat de gemeenteraad, eenmaal overtuigd
zijnde van de noodzakelijkheid der voorziening,
niet door verkeerde zuinigheid den maatregel
krachteloos maken zal.
Het zal voor het algemeen belang van gewicht
zijn, de werking en de uitkomsten dezer Amster-
damsche verordeningen met aandacht na te gaan.
Alleen langs dien weg toch zal men eenige stel
lige gegevens kunnen verkrijgen omtrent een
onderwerp, waarover thans wel druk in de lucht
geschermd, maar weinig met zekerheid vast
gesteld wordt. Terwijl er aan den eenen kant
lieden zijn die bijna geen brok meer in den mond
durven steken, geen teug meer kunnen drinken
zonder eene onbestemde vrees voor vergiftiging
of verontreiniging, zijn er anderen, zelfs offi-
cieele lichamen, - die stoutweg ontkennen dat
er vervalsching van levensmiddelen op eenigszins
beduidende schaal plaats vindt, of die, voor zoo
verre zij de in andere landen gebleken feiten
niet kunnen logenstraffen, van meening zijn dat
Nederland in dit opzicht bij uitzondering eene
bevoorrechte stelling inneemt. In Engeland,
zoo redeneeren zij, moge men ijzervijlsel voor
thee en vuil vet voor boter verslijten, in Duitsch-
land moge men gips voor meel en roodaarde voor
chocolade uitgeven, in Frankrijk mogen aftrek
sels van campèche-hout voor wijn en stukjes
gutta-percha voor truffels doorgaan, de eerlijk
heid en onbaatzuchtigheid onzer Nederlandsche
groothandelaren en winkeliers zijn boven derge
lijke „handigheden der practijk" verheven.
Alleen het aan het licht brengen van feiten
kan dergelijke, aan weerszijden overdreven, be
weringen tot de verhoudingen der waarheid terug
brengen. Doch zelfs vóór nog dit doel bereikt
is, staat het vast dat het Amsterdamsche gemeen
tebestuur eeu goed en nuttig werk ter hand heeft
gravin hem tegen negen uren op de thee ver
zocht. De Zezioffs, die oprecht geloofden aan
de onschuld van Paulina, rieden hem aan dat hij
gaan zou en hij ging ook, maar sprak niet over
zijn voorgenomen vlucht. Integendeel, hij ver
blijdde Paulina bovenmate door er in toe te
stemmen over drie dagen met haar te vluchten,
en door haar zóóveel galante dingen te zeggen,
dat zij overtuigd moet zijn geweest dat hare
vleierijen zijn hart gedeeltelijk heroverd hadden,
iets wat haar ijdelheid volstrekt niet onmogelijk
moest toeschijnen.
Dit alles vertelde Casimir mij den volgenden
dag, toen hij mij gedurende het uur, dat hem toe
gestaan werd om te eten, in de kerk kwam
opzoeken. Hij zag er nadenkend uit, en toen ik
hem naar de ruimte achter het hoogaltaar voerde,
waar wij ongestoord konden spreken, waarschijn
lijk voor het laatst in ons leven, fluisterde hij
dat hij het geheim der vriendelijkheid van Pau
lina voor hem ontdekt had. „Ik zou al heel
onnoozel moeten zijn,'' zei hij, „indien ik niet zag
dat Paulina mij bemint, eerwaarde."
„Dat beteekent niet veel, als gij haar maar niet
bemint," antwoordde ik en sloeg zijn gelaat eenigs
zins bezorgd gade.
„Neen, ik bemin Joulka," hervatte hij beslist
doch er flikkerde een flauwe glans in zijne blauwe
oogen toe-o hij er bijvoegde„Het is toch nog
al vleiend dat ik dien hartstocht heb opgewekt in
een vrouw, die ik vroeger zoo hopeloos het hof
heb gemaakt."
genomen, met. het beramen van maatregelen tot
bescherming van de gezondheid zijner gemeente
naren op het gebied der vervalsching van voe
dingsmiddelen. Het weekblad „de Amsterdam
mer" voert in zijn jongste nommer ter verdediging
dezer stelling eenige redenen aan, welke ons voor
komen ook elders dan in de hoofdstad de aan
dacht te verdienen.
Ter wederlegging van de bewering dat het
kwaad in ons land van geen groote beteekenisis,
zegt het weekblad het volgende:
„Bij gebrek aan behoorlijk toezicht op de ver
valsching van voedingsmiddelen, kan men natuur
lijk onmogelijk weten, dat het te bestrijden kwaad
niet die uitbreiding heeft erlangd. Het zou toch
zeker ondoenlijk zijn uit de ziekte- of sterflesta-
tistiek op te maken, hoeveel gevallen op rekening
moeten gesteld worden van vervalscht voedsel,
te meer daar de vervalsching in den regel van
dien aard zal zijn, dat zij slechts langzaam haar
nadeelige gevolgen doet ondervinden.
„We mogen evenmin aannemen dat het eerst
dan noodig zal zijn, een verordening in 't leven
te roepen, wanneer er een schrikwekkend aantal
gevallen geconstateerd wordt, in welke, binnen
een betrekkelijk kort tijdsverloop, eenige onzer
medeburgers, op treffende wijs, het slachtoffer
dier vervalsching zijn geworden. Wij komen ten
ernstigste tegen het denkbeeld op, dat het nog
tijd genoeg zal zijn den put te dempen, wanneer
het kalf verdronken is."
De „Amsterdammer" voert eenige aanhalingen
uit een schrijver der 15e eeuw aan, welke bewijzen
dat de Vervalsching volstrekt niet een bijzonder
kwaad, van onzen tijd is, maar in alle eeuwen
bestaan heeft. Alleen staat het vast dat de
vervalschers destijds niet over zulk eene mate
van kennis en handigheid konden beschikken' als
tegenwoordig. De reuzenschreden, welke kunst
en wetenschap gedaan hebben, komen natuurlijk
ook deze kwade practijken ten goede. Neemt
men dit in aanmerking, dan is het misschien zelfs
mogelijk de stelling te verdedigen dat de verval
sching vroeger op grooter schaal plaats had
dan in onzen tijd. Het kwaad hangt natuurlijk
ten nauwste samen met den voor- of achteruitgang
der zedelijkheid in 't algemeen, en wanneer men
de getuigenissen nagaat welke ons zijn overge
bleven omtrent het peil der algemeene zedelijkheid
in vroeger tijden, dan is de veronderstelling vol
strekt niet ongegrond dat onze tijd ook in dit
opzicht eer beter dan slechter is dan die van onze
voorouders.
Zelfs indien echter bewezen kon worden dat
het kwaad tegenwoordig minder groot is dan
vroeger, dan nog, - merkt de „Amsterdammer"
op, zou dit geen reden kunnen zijn om het niet,
„Mijn zoon, Paulina Marienha is nu veertig jaar."
„Dat kan zijn, maar zij ziet er nog jong uit
daarom behandelde ik haar gisteren alsof zij eerst
twintig was, en ik voelde instinctmatig dat hoe
minder ik over Joulka sprak, hoe aangenamer
het haar zou wezen. Was dat zonde, eerwaarde?"
„Ach mijn zoondit zijn punten welke ik niet
buiten den biechtstoel kan beslissen," antwoordde
ik ontwijkend; ofschoon ik zeer blij was dat
Casimir, door de gravin te courtiseeren, baai-
waarschijnlijk zand in de oogen had gestrooid
en haar weerhouden had van maatregelen, die zij
anders wellicht tegenover Joulka zou genomen
hebben. „Hier zijn wij alleen," zei ik, toen wij
de kleine flauw verlichte kapel achter het hoog
altaar bereikt hadden.
„Kniel neder mijn zoon, opdat ik u zegene
voor uw vertrek."
Hij knielde neder op de steenen, en boog nederig
het hoofd, terwijl ik mijne handen over hem uit
strekte, zeggende
„God de Almachtige bescherme u, Casimir B a"
rinski, en schenke u een lang leven, opdat gij
ons arm land bevrijd moogt zien
„Amenantwoordde bij innig.
„Moogt gij het voorbeeld van Poolsche deugden
overbrengen naar het vreemde land, waarheen gij u
begeeft, zoodat de mensclien, door u te eeren, leereu
uw verguisd vaderland te eeren 1" voegde ik er bij
„Wees niet gelijk de Polen, die te Parijs in den
opstand der commune mede vochten, Casimir,
en zich daardoor ondankbaar betoonden voor de
voor zoover het nog bestaat, te bestrijden. Daar
zijn een aantal zaken die niet zoo algemeen voor
komen als vroeger, en waartegen toch staat of ge
meente strafwetten of verordeningen hebben uit
gevaardigd, teneinde ze, indien het mogelijk is,
geheel te onderdrukken.
Er bestaat dus alle reden om het voorstel
dat door burg. en weth. van Amsterdam aan den
gemeenteraad is ingediend te beschouwen als een
zaak van algemeen belang, en om de hoop uit
te spreken daf de raad er spoedig in slagen moge
om eene verordening in 't leven te roepen, welke
aan de andere gemeenten tot voorbeeld en door
hare werking het gebeele land tot voorlichting
kan strekken.
Aan de heden gehouden verkiezing van een
lid voor de provinciale staten van Zeeland is te
Middelburg door 252 van de 487 kiezers deelge
nomen.
Bij de verkiezing in Mei 1877 hebben 235 van
de 474 kiesgerechtigden alhier gestemd.
In de afdeeling geschillen van bestuur van den
raad van state zal behandeld worden het beroep
ingesteld door W. Nijsse, te 1s Heer Abtskerke,
tegen een besluit van gedep. staten van Zeeland,
waarbij zijn zoon Cornelis, zonder loting, voor
den dienst der nationale militie is aangewezen.
Belanghebbenden moeten hun memoriën of bewijs
stukken inzenden aan den raad van state vóór
27 April a.
Aan de Köln. Zeitung wordt uit Berlijn gemeld,
dat het huwelijk van prinses Maria van Pruisen
en prins Hendrik der Nederlanden binnen kort
zal worden gesloten. Tot heden schijnt het nog
onzeker te zijn of die plechtigheid zal plaats
hebben te Coblentz of te Potsdam. In bet eerste
geval zal tegen het einde van Juni, in het andere
omstreeks Augustus bedoeld feest gevierd worden
Het plotseling overlijden van mr. C. J. E. graaf
van Lijnden, rechter in de arrondissements-reeht-
bank te 's Gravenbage, heeft algemeene deel
neming gewekt. Bij de begrafenis, welke gisteren
morgen plaats had, werd door den voorzitter der
rechtbank mr. de Jonge en door den gewezen
president van denhoogen raad, mr. van der Velden
aan de verdienste van den overledene in warme
taal hulde gebracht.
Ook te Zierikzee, waar de heer van Lijnden
tot 1872 het rechtersambt vervulde, heeft zijn
onverwachte dood in de volle kracht van den
manneiijken leeftijd, bij de velen die hem hadden
leeren kennen en waardeeren, een treurigen indruk
teweeg gebracht.
gastvrijheid, welke een groote natie hen betoond
had. Word ook niet gelijk die Anton Berezowski,
die meende dat een zaak gelijk de onze bevorderd
kon worden door moord. Het kruis en het zwaard
moeten uwe wapenen zijn, mijn zoon, als de dag
komt die ik, helaas niet meer beleven zal
„Wie weet, mijn vader!" sprak hij nog steeds
geknield. „De Russen kunnen binnen kort in
een oorlog gewikkeld worden, die tot verscheu
ring van hun rijk kan leiden. Als die oorlog
uitbreekt, mag ik dan gerust onder de Turksche
vlag strijden?"
„Neen riep ik na een oogenblik van aarzeling
uit. „De Russen hebben u gratie gegeven en gij
moogt de vrijheid, die zij u geschonken hebben,
niet gebruiken om de wapenen tegen hen op te
vatten. Dat is een punt van eer. Uw tijd komt
niet voordat geheel Polen opstaat en naar de
wapenen grijptblijf intusschen getrouw en ge
duldig."
„Ik zal u gehoorzamen, eerwaarde," antwoordde
bij, stond op en wierp zich in mijne armen. In
onze beider oogen waren tranenmaar juist ter
wijl ik den armen jongen, dien ik zoo liefhad om
helsde, merkte ik dat de draperieën van het hoog
altaar bewogen alsof er een kat achter liep. Dit
maakte dat ik opeens uitriep „Vaarwel, Casi
mir gij gaat morgen ochtend als een boer ver
kleed den weg naar Kaptcha op."
„Kaptcha herhaalde hij maar opziende zag
hij den wenk dien ik hem gaf en volgde de rich
ting mijner oogen, Nicolaas Levitsky kwam