n°. m.
Zaterdag
13 April.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3,50,
fAfzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiens 20 Gent per regel.
Geboorte- Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk.» de firma Havas, Laffitb C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 12 April.
FEUILLETON.
s
ran dm (f^aar,
Kunstnieuws.
Land bouw.
Het Handelsblad laat zich over de benoeming
van den vice-president van den Hoogen Baad
aldus uit:
„De benoeming van den beer mr. Coninck
Liefsting heeft algemeen veel opzien gebaard. De
genoemde raadsheer, een onzer gel eerdste juristen
is eerst sedert Juli 1871 lid van het hoogste
rechtscollege en behalve mr. Gockinga, die nu
tot president is benoemd, zijn er nog 7 raads-
heeren, wier benoeming van vroeger dagteekent.
O. a. heeft mr. J. C. Voorduin sedert 1855 en
mr. J. G. Kist sedert 1869 zitting, en beiden
hebben zich door hun geschriften een grooten
naam verworven.
„De reden, waarom de zeven oudere raadsheeren
zijn voorbijgegaan, met het Dagblad te zoeken
in vriendschapsbetrekking tusschen den minister
van justitie en den benoemde, is zeker ongepast.
De heer Liefsting heeft als buitengewoon bekwaam
rechtsgeleerde, dus wegen3 persoonlijke eigen
schappen, alleszins aanspraak op een onderscheiding,
maar hetzelfde kan van oudere raadsheeren worden
gezegd. Er kunnen intusschen zeer geldige redenen
bestaan, waarom de koning onder verantwoorde
lijkheid des ministers van justitie niet anders
gehandeld heeft."
Het Vaderland bericht heden, dat de heer Co
ninck Liefsting zijne benoeming aangenomen
heeft.
De N. Rott. Ct. bevat een opstel, waarin het
oordeel, door den heer Oldenhuis Gratama in de
tweede kamer uitgesproken over het werk der
EEN VERTELLING VAN EEN P00LSCHEN
GEESTELIJKE.
I.
Ik had zoo weinig hoop dat Casimir'ooit zou
terugkeeren, dat ik de eerste zou geweest zijn
om Joulka te weerhouden van haar jeugd te ver
spillen met op hem te wachten. Nu echter zei
ik tot Casimir, dat ik er op rekende dat hij mij
zoo spoedig mogelijk zou roepen om zijn huwelijk
te voltrekken; en daarop nuttigden wij de kalfs
karbonaden en de gebakken ham, die Elisabeth
had klaar gemaakt. Het deed mij genoegen dat
Casimir smakelijk at, maar hij was zoo op en
top edelman, dat hij dit ook uit louter beleefd
heid voor mij, zijn gastheer zou gedaan hebben.
Onder het eten vroeg hij mij naar de verande
ringen die er gedurende zijne afwezigheid in de
stad plaats gehad hadden, en ik moest hem een
treurig verslag doen van de wijze waarop wij
leefden onder het juk onzer onderdrukkers.
Elisabeth begon ook mede druk te praten, zoo
dat ik genoodzaakt was haar in de rede te vallen,
want de tongen sleepea de vrouwen somtijds te
ver mede.
Provinciaal blad no. 42 bevat het kon. besluit
van 21 Febr. jl. no. 9, waarbij vrijstelling van
zegelrecht is verleend voor de aan het Departement
van koloniën in te zenden extracten uit de registers
van den burgerlijken stand, betrekkelijk het over
lijden van gepensioneerden en gegageerden ten
laste der koloniale geldmiddelen, mits op de stuk
ken: a van die bestemming melding wordt gemaakt
en b gesteld worde „vrij van zegel ingevolge het
koninklijk besluit van 21 Februari 1878, no. 9."
In de algemeene vergadering der Zierikzeesche
stoombootmaatschappij, op 10 dezer gehouden, is
het dividend over 1877 vastgesteld op f 39.15
per aandeel, zijnde circa 8 pet.
staatscommissie, die in 1867 voorstellen betref
fende de herziening der wet op het notarisambt
deed, als oppervlakkig en lichtzinnig aan de kaak
wordt gesteld. Dat opstel eindigt met deze
woorden
„Welk stelsel men kiezen moge, de resultaten
zullen dezelfde blijven, zoolang onze wetgevers
zich niet meer doordrongen toonen van den ernst
hunner taak. Zoolang men uit de hoogte blijft
neerzien op de adviezen van hen, die over het
onderwerp der te maken wet bij uitnemendheid
bevoegd zijn te oordeelen, en zich daarvan afmaakt
met groote woorden, zoo onbeteekenend en zin
ledig, als die wij uit de discussie over de notaris-
wet hebben aangehaald, zal er, welk plan van
voorbereiding der wetten men volge, geen revisie
vallen van het strenge vonnis, onlangs door
Opzoomer uitgesproken „Er is geen kunst, die
men bij ons minder verstaat dan de kunst der
wetgeving."
Cd. Busken Huet in zijne „Nationale vertoo-
gen' en Multatuli in zijne verschillende werken
hebben, schoon de vorm hunner critiek bij tender
en verpletterend er was, geen scherper afkeuring
over onze tweede kamer uitgesproken dan in de
aangehaalde zinsnede van het liberale hoofdorgaan
bevat is.
De Amsterdamsche gemeenscnappelijke vleesch-
houwerij, die in twee jaren 10,000 verloor en
sedert Juli 1877 nog slechts bij wijze van proef
werd voortgezet, beeft nu in 9 maanden tijds,
onder eene nieuwe besturende commissie, bij
kleiner omzet van kapitaal, f 542 winst behaald.
Deze winst ware nog veel hooger geweest indien
men niet vastgehouden had aan het beginsel om
te verkoopen tot 1 a g e r e n prijs dan andere
vleeschhouwers.
Men maakt hieruit op dat deze onderneming
zeer goed levensvatbaar is, indien zij maar aan
goede banden, onder goed toezicht, toevertrouwd
blijft.
In een brief van den Engelschen correspondent
van het Handelsblad (nommer van Donderdag)
wordt eene beschrijving gegeven van het Londen-
sche „Tehuis voor honden". Deze instelling,
welke de straten der wereldstad vrij houdt van
zwervende en gevaarlijke honden, wordt door
particuliere giften, tot een bedrag van f 24,000
per jaar na aftrek der opbrengst van verkochte
honden, onderhouden. Van de 1500 honden, die
gemiddeld elke maand gebracht worden, worden
er 200 door de eigenaars opgeëischt 250 verkocht
en de anderen, door middel van enkele droppels
Pruisisch zuur snel en zonder smart gedood.
Er was evenwel éen punt dat mij erg bezorgd
maakte; en toen na afloop van het maal ('asimir
en ik onze stoelen bij den kachel schoven, teneinde
een kop koffie te drinken en een pijp te rooken,
vroeg ik hem of hij wist door wiens tusschen-
komst hij zijn gratie verworven had?
Hij schudde het hoofd.
„Ik heb er niet het minste begrip van. Dui
zenden die nog onschuldiger zijn dan ik, zullen
hun leven lang in Siberi' blijven. Ik dacht dat
gij er iets meer van zoudt weten dan ik."
„Als ik tot iemand anders dan tot een Barinski
sprak," zei ik, „zou ik mij kunnen voorstellen
dat'de vervolgingen uwe trouw aan het wankelen
hadden gebracht, zooals wel bij anderen het ge
val is geweest, wanneer het vleesch zwak is;
maar ik ken u te goed om te denken dat gij
door het loochenen uwer beginselen genade zoudt
afgesmeekt hebben. Hebt gij vrienden aan het
hof?"
„Niet dat ik weet," antwoordde hij „en verre
van mijne beginselen te verloochenen sprak ik
dikwijls te luid mijn af keuring over de Russische
barbaarschheid uit. Ik denk dat de hoofdinspec
teur de waarheid zeide toen hij mij vertelde dat
mijne gedichten de genade bewerkt hadden, welke
ik mij nimmer verwaardigd had te zoeken.'
„Uwe gedichten Casimir? Zijt gij dan dichter
geworden
„Men moet toch iets doen in die lange Siberi
sche nachten, die achttien uur duren," antwoordde
hij lachend en even blozende. „Ik schreef eenige
bijzonderheden omtrent deze inrichting ont
leende de berichtgever aan een opstel van dr. Manley
in de Social Notes. Hierin vond hij de volgende
aanteekening, welke zeker zeer de aandacht ver
dient. Ofschoon honderden dieren in het Home
gebracht werden onder de beschuldiging van dol
te zijn, heeft zich al die jaren geen enkel geval
van rabies of hondsdolheid voorgedaan. De hoofd
beambte, de heer Pavitt, die van het begin aan
deze instelling die thans 17 jaren bestaat
verbonden was, is tallooze keeren gebeten, doch
heeft er evenmin als een der andere verplegers
het minste nadeel van ondervonden. Hij neemt,
als hij gebeten is, geen der gewone voorbehoeds
middelen doet een doek om de wond en is nooit
a penny the worse door den beet. Dr. Manley deelt
tevens mede, dat onder de politie van Londen
die de moeilijke en lastige taak moet uitvoeren
van dagelijks losloopende honden op te jagen en
te vangen nog nooit een geval van watervrees
is voorgekomen. Maar politie-agenten en oppassers
zijn dan ook meestal geen zenuwachtige menschen,
en de angst en vrees van den gebetene dringen
over het algemeen dieper en gevaarlijker in de
zenuwen dan de hondentanden.
Eene circulaire wordt ons gezonden, waarin
medewerking gevraagd wordt „om een huldeblijk
van dankbare vereering te doen verrijzen voor
een van de grootste weldoeners der menschheid,
voor Hugo de Groot," en wel bij gelegenheid van
zijn naderend 300jarig geboortefeest, den lOen
April 1883.
Onder eerevoorzitterschap van Z. K. H. prins
Alexander, "is de hoofdcommissie samengesteld uit
de heeren mrs. Coninck Liefsting, de Pinto en
Pols, leden van den hoogen raad, Cremers en
graaf Schimmelpenninck, leden der tweede kamer,
de hoogleeraren Buijs, Goudsmit, Fruin, Tellegen
en Asser, en dr. Wijnmalen als secretaris. De
circulaire is door een groot aantal rechtsgeleerden
en staatkundigen uit alle oorden des lands onder
teekend, waaronder uit Middelburg de heeren
mrs. W. C. Borsius en G. N. de Stoppelaar.
Het is onzen lezers bekend dat wij geen voor
standers zijn van den „beeldendienst," die de
grootheid en kloekheid van ons voorgeslacht bij
voorkeur zoekt te ei ren door de oprichting van
stukken steen of metaal, die bij ons te lande in
den regel aan de ontwikkeling van het schoon
heidsgevoel niet dienstbaar zijn. Slechts uit eer
bied voor de nagedachtenis van den schrijver van
het beroemde de Jure Belli ac Pacismaken wij
daarom van dit nieuwe monumenten-plan melding.
verzen, welke de ballingen bij hunne wintervuren
opzeiden en nadat ik tien jaar te Irmsk was
geweest, waren verscheiden daarvan populair
geworden onder de kolonisten. Op zekeren dag,
toen de hoofd inspecteur zijn halfjaarlijksche
ronde deed, sprak hij over die verzen en vroeg of ik
er hem een copie van wilde geven. Ik gaf hem die,
want er bestond geen reden om te weigeren."
„Waren het vaderiandsche gedichten? was er
politiek in?"
„O neen, het" waren ballades en sonnetten, die
de bewoners van Lithauen en Ukranie op bruilof
ten zouden kunnen zingen of bij begrafenissen
neuri n. Daar ik ze gemaakt had te midden van
altijddurende sneeuw, noemde ik ze allen te
zamen Sneeuwvlokken Er waren er genoeg voor
een klein bundeltje."
„Dat uitgegeven is?"
„Naar het schijnt ja, maar niet met mijn naam
of met mijn toestemming. Drie jaren verliepen
nadat ik den hoofdinspecteur gezien had en toen
kwam hij terug' (het is niet altijd dezelfde man
die de ronde doet) „Ik heb uwe verzen laten
drukken, zei hijhier zijn duizend roebels voor
het auteursrecht,^ en de gratie van den keizer
daarenboven. Ik dacht dat hij schertste, maai
den volgenden morgen kwam het escorte om mij
in de slede weg te voeren, en hier ben ik."
Ik gaf niet terstond antwoord, want ik was in diep
gepeins verzonken. Ik herinnerde mij dat ik op
de tafel der gravin Marienha een klein boekje,
getiteld Sneeuwvlokken, had zien liggen $o ik
Het nieuwe blijspel in drie bedrijven van Joh.
Gram, „Patiënten", heeft in den Haag zeer veel
bijval verworven, vooral om de geestige samen
spraken. De debutante, mej. Hoedt, heeft ook
zeer goed voldaan: hare voordracht is beschaafd,
haar spel levendig en hare uitspraak zuiver.
De heer H. Reinders geeft in de Amh. Ct. een
tweede verslag van de door den heer W. Sluis,
van de Beemster, te Ellekom gehouden voordracht
over het kaas- en botermaken. Dit verslag dient
ter verbetering van eenige onjuistheden, voorko
mende in het vroegere, dat ook door ons over
genomen is.
De les werd beide dagen door een talrijk
publiek van landbouwers, waaronder vele
vrouwen, bijgewoond.
Op de zaal bevonden zich al de werktuigen
voor de boter en kaasbereiding benoodigd, onder
welke in de eerste plaats de karn (ton) waarin
zich 20 liter room bevond, waarvan de melk 36
uren te voren in blikken bussen en geplaatst in
de bestemde bassins met koud water, op 6 Celsius
was afgekoeld, om daarna, op 18" Celsius verwarmd,
gekarnd te worden. Uit deze 20 liter room werd
na een tijdsverloop van 32 minuten 3| kilo boter
gekarnd, die na kneding met den bekenden Deen-
sehen boterkneder, onder toevoeging van 5 lood
zout per kilo, en eenig boterkleursel berekend
naar 15 kubieke centimeter or> de 100 liter, dft
puikste boter opleverde, en den aanwezigen per
proef werd aangeboden.
Na een half uur pauze ging de heer Sluis over
tot het maken van de magere kaas, genomen uit
60 liter van de overgeblevene afgeroomde melk,
waaraan voor de pauze het benoodigde stremsel,
door den heer Sluis zelf gemaakt en medegebracht,
was toegevoegd, om ze na 45 minuten, gedurende
uur met den langwerpigen doorhaler, bestaande
uit zes a tien messen, te kunnen snijden; waarna
hij de wei of zoogenaamde hui in een vat door
middel van een hevel liet overloopen, om aldus de
gezonken kaasdeelen, in de houten vormen over
gebracht en gedoekt, later als kaas te kunnen
persen en zouten. Deze kazen, ten getale van
drie stuks, hadden ieder een gewicht vau 2 kilo
tegen eene waarde van 50 ets. het kilo, zooals die
te Purmerend en Alkmaar aan de markt worden
verkocht.
Den tweeden dag zette de heer Sluis zijne
werkzaamheden voort, met boter te karnen en
begon daarna met het maken van zoetemelksche
had een voorgevoel, dat zij zich moeite gegeven
had voor de bevrijding van Casimir; maar indien
mijne vermoedens juist waren en indien Paulina
invloed genoeg bezat om een vogelvrij ver
klaarde uit Siberite doen terugkomen, dan was
het duidelijk dat zij nog in de soldij der keizerlijke
politie moest staan, en dan kon haar verraderlijke
vriendschap even gevaarlijk voor Casimir worden
als zij vroeger geweest was. Ik was in een
moeielijke positie, want ik kon Casimir niet waar
schuwen zich niet in te laten met een dame, die
het ontzag der Polen genoot en aan wie hij als
een staaltje van zijn plicht zeker een bezoek zou
gaan brengen. Alles wat ik ten nadeele van
Paulina wist, had zij mij zelve in den biechtstoel
medegedeeld, en als ik daar een woord van ge
rept had, zou ik het heiligste vertrouwen van
mijn ambt geschonden hebben.
Ik kon in ij alleen verheugen dat Casimir door
geen enkel woord of teeken te kennen gaf dat hij
nog aan de jongenshartstocht dacht, die hem
zulke een wreede verdrukking had berokkend.
Hij noemde zelfs den naam van Paulina geen
enkele maal, terwijl wij bij elkaar zaten.
II.
H et is niet genoeg een balling genade te
schenken: men moet hem ook de middelen aan
de hand doen om van te leven, en dat verzuimt
het Russische gouvernement. Het werpt ook