N°. 76. 121e Jaargang. 1878. Zaterdag 30 Maart. Schoolwet-beschouwingen. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van: Zon-en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien: 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50 i: iedere regel meer 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. BER.IGMT. Zij die zich vóór 1 April 1878 op deze courant abonneeren, ontvangen de nog in dit kwartaal verschijnende nom mers gratis. NATIONALE MILITIE. Tweede zitting van den Militieraad. Middelburg, 29 Maart. FBUILLBTQ17. Wat het huis verliest, brengt het huis terecht. O iZ7 De burgemeester en Wethouders van Middelburg, brengen ter kennis van de lotelingen dier ge meente, behoorende tot de lichting van het jaar 1878, die door den militieraad voor den dienst der militie zijn aangewezen of omtrent welke nog geene uitspraak is gedaan, dat die raad op Maan dag 8 April 1878, des voormiddags te 10 uren, in het gewoon lokaal in de Abdij eene tweede zitting zal houden, om uitspraak te doen omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane zaken alsmede omtrent hen, die als plaatsvervangers of nommerverwisselaars verlangen op te treden, en dat, bijaldien nopens hunne,redenen van vrijstel ling nog geene uitspraak is gedaan of zij zich in den dienst der militie wenschen te doen vervangen, zij op gemelden tijd voor den militieraad moeten verschijnen, vergezeld van de personen, die als plaatsvervangers of nommerverwisselaars voor hen verlangen op te treden en voorzien van de na volgende stukken: 1" wat den plaatsvervanger betreft a van een getuigschrift, dat hij is ingezeten, ongehuwd of kinderloos weduwnaar, niet beneden de 21 jaren oud, en dat hij een goed gedrag heeft geleid. (Dit getuigschrift wordt afgegeven dooi den ourgemeesteij b van het bewijs, dat hij zijne plichten ten aanzien van de militie heeft volbracht, of dat hij er geene te volbrengen had; c indien hij vroeger als militair of op 's lands vloot mocht hebben gediend, van een bewijs van ontslag en een getuigschrift van goed gedrag, afgegeven door den kommandant van het korps, waarbij hij laatstelijk heeft gediend. (Dit getuig schrift kan bij dien kommandant worden aange vraagd) d zoo hij minderjarig is, van een bewijs van de toestemming van zijn vader of voogd, om als plaatsvervanger op'te treden; 2° wat den nommerverwisselaar betreft: a van een bewijs, afgegeven door den burge meester der gemeente, waar hij voor de militie is ingeschreven en onder anderen inhoudende, dat hij tot dusverre tot geen dienst bij de militie is verplicht geweest b van de hierboven onder litt. en d vermelde stukken c zoo hij voor de militie is ingeschreven bin nen eene gemeente van een ander militie-district, dan waartoe de loteling behoort, wiens diens} hij verlangt waar te nemen, van een door den voorzitter van den militieraad van dat district afgegeven uittreksel uit het lotingsregister, waarop hij voorkomt, bevattende de daarin ten zijnen aanzien vermelde opgaven. Nadat de perspon, die als plaatsvervanger of nommërverwisselaar zal optreden, als zoodanig is toegelaten, zal door of vanwege den loteling, die zich doet vervangen, aan den militieraad moeten worden overgelegd een afschrift van de notarieele akte van overeenkomst over de vervanging in den dienst. Tot afgifte van de stukken, hierboven onder la en d en 2 a bedoeld, zal op Woensdag den 4en April e. k., des voormiddags van 10 tot 12 uren, in een der lokalen van het raadhuis zitting wor den gehouden. Die als plaatsvervanger verlangt op te treden, zal alsdan vergezeld moeten zijn van twee bij den burgemeester bekende en te goeder naam en faam staande meerderjarige ingezetenen, die de vereischte verklaring omtrent het gedrag enz. van den plaatsvervanger kunnen afleggen en onderteekenen. Hiervan is afkondiging geschied waar het be hoort, heden 29en Maart 1878. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHOEEE. De secretaris, G, N. DE STOPPELAAR. Naar het Italiaanseh van Grazia Pierantoni Mancinl. DERDE HOOFDSTUK. BE LIEFDE KOMT IK HET STEL. Den eersten Zondag in Mei zei mijnheer Rafaël na den eten tot mij«Wilt gij mij een genoe gen doen? laten wp eens een wandeling maken en wijs mij het paleis van mijn grootvader." Mijn vrouw knipoogde zeer voldaan en wenkte mij zijn zin te doen. Ik legde met een zucht mijn Zondagsche pijp neder, zette mijn hoed op en wij begaven ons op weg. „Ziedaar het huis uwer voorvaderen!" wilde ik op plechtigen toon tot hem zeggen; maar hij stond reeds met den neus omhoog naar dat fraaie ouderwetsche gebouw te kijken, dat een citadel gelijkt en een van de wonderen onzer stad uitmaakt, waar de kunst ons bij eiken stap een verrassing bereidt. Slechts een paar onderwerpen, behoorende tot de hoofdtrekken van het wetsontwerp, blijven ons ter beschouwing over. Het hoofdstuk „Toezicht op het onderwijs" was in de wet van 1857 geregeld overeenkomstig het door die wet gehuldigde beginsel: „Het openbaar lager onderwijs in de eerste plaats gemeentebelang." Als autoriteiten met het toezicht belast, werden in de eerste plaats genoemd de plaatselijke schoolcommissiën, daarna de districts-schoolopzieners, vervolgens de provinciale inspecteur, eindelijk de minister. Het zwaartepunt van het toezicht lag dus hij onbezoldigde personen of lichamen, die uit liefde voor een eere-ambt of uit belangstelling in de volksontwikkeling in hunne omgeving, zich eene benoeming lieten welgevallen. Aan het tegenwoordig wetsontwerp ligt een ander stelsel ten grondslag. Het openbaar onderwijs is nu, ook financieel, gemengd rijks- en gemeentebelang. Het rijk, een vast deel der kosten voor zijne rekening nemende, „Zijt gij er dan al meer geweest?" %Ja, maar ik was niet zeker ik wilde weten En om kort te gaan, ik moet u om een gunst verzoeken." „En dat is?" „En dat is dezesedert zes maanden bemin ik een meisje, een schoonheid, een engel! Ik weet dat zij Argia heet en in dit paleis woont; iederen dag op het uur der promenade vat ik post aan de Arno om haar telken male te zien voorbij rijden. Ik zou er op durven zweren dat zij mij opgemerkt heefthare groote, zachte oogen schenen onrustig als zij mij niet terstond gewaar werd, en als zij mij dan op eens ontdekte, glim lachte zij even. Die glimlach was mijn leven en sedert drie dagen heb ik hem gemist; nu zou ik zoo gaarne willen dat gij begrijpt gij dat gij eens voor mij vraagdet „Een fraaie opdrachtantwoordde ik knor rig, omdat ik mijn verwachting teleurgesteld zag „gij bestemt mij tot iets zeer edels!" „0wordt niet boos, er steekt niets kwaads in! Wij artisten beminnen op een bijzondere manier, welke men ideaal noemt. Het is mij genoeg haar te zien, haar van verre te aanbidden, baar dierbaren naam te weten „Zoo beginnen alle minnaars," Hij bloosde, alsof ik hem beleedigd had, „Verdenk mijn liefde niet, het is een kunstenaarsdroomen kan niets anders worden „En waarom zoudt gij er geen werkelijkheid krijgt meer recht van medespreken en mede- toezien. Vandaar hét toezicht door bezoldigde Afiaaisambtenaren op den voorgronddat der gemeentelijke schoolcommissiën op den achter grond, wij vergissen ons: bijna van het tooneel verdwenen. Wat de regéering voorstelt komt in hoofd zaak overeen met het reeds meermalen door ons aangehaalde prae-advies van het hoofdbe stuur van „Volksonderwijs". Ministers, inspec teurs, bezoldigde districts-schoolopzieners, on bezoldigde adjunct-schoolopzieners, colleges van burgemeester en wethouders, ziedaar de voorgestelde schooltoezicht-hierarchie. De in specteurs zijn niet meer provinciaalhet terrein van hun toezicht wordt uitgebreid, hun ambte lijke positie verhoogdeen paar hunner zullen buitengewone leden van den raad van state worden en daarentegen worden vele administra tieve bemoeiingen hun van de schouders genomen en op die der districts-schoolopzieners gelegd. Dezen worden voortaan bezoldigd; ook hun districten worden vergroot, doch de tegenwoor dige districten onder adjunct-schoolopzieners gesteld. Het aantal onbezoldigde toeziende ambtenaren blijft dus ongeveer even groot, doch nevens en boven hen komt de districts schoolopziener, „de ziel, zegt het ontwerp, van het geheele toezicht, door gedurige aanra king met onderwijzers, gemeentebesturen en gedeputeerde staten de algemeene vraagbaak, de bevorderaar van het overleg, de handhaver der wet, 'de bewaker der uit de wet voortge vloeide verordeningen." Wat wordt er intussclien van het aandeel der gemeente in het toezicht? In de plaats der schoolcommissiën treden burgemeester en wethouders. Wel behouden de gemeenteraden de bevoegdheid om de commissiën te handhaven en voorloopig zal dus in dit opzicht alles wel bij het oude blijven; maar langzamerhand, nu de wet ze niet meer vordert, en daar het altijd moeilijk blijft voor onbezoldigde ambten geschikte titularissen te vinden, zullen de schoolcommissiën waarschijn lijk in vele gemeenten ingekrompen en eindelijk geheel opgeheven worden. Is dit een voor deel? Wij gelooven het niet. Het doel, zegt de minister, waarmede de schoolcommissiën oorspronkelijk ingesteld werden, is bereikt; de belangstelling voor het onderwijs behoeven ze niet meer op te wekken; van maken; word een edelman en dat meisje kan de uwe worden!" Op ditzelfde oogenblik ging eensklaps de por- te-cochère open en er kwam een prachtig rijtuig uitrijden, waarin een zeer schoon jong meisje zat, met twee oudeheeren, de een meer, de ander minder lijdend, en naast het portier reed een net gekleed ruiter op een zwart paard. Het was een vizioen van een oogenblik en eensklaps waren rijtuig en ruiter verdwenen. „Die oude heer was uw grootvader, weet gij dat wel?" „O waarom zat Argia in dat rijtuig met dien fat naast het portier riep de jongeling, bleek van,jaloezie, uit. Er was een palfrenier aan de deur blijven staan; ik nam mijn hoed voor hem af, prees de paarden en het rijtuig en kwam alles te weten. Die Argia, moest, naar men zeide, den kleinzoon en erfgenaam van den baron, den neef van Rafaël huwen. Wij keerden met looine schreden en stilzwijgend naar huis terug. Eens mompelde Rafaël: „Erfgenaam, kleinzoon! dat zou ik ook kunnen zijn en wellicht zou zij mij dan de voorkeur ge ven; voorwaar een fraaie echtgenoot!" meer zei hij niet. De volgende dagen spraken wij er niet meer over, maar ik zag dat de arme jongen leed. Ik waagde het er een paar woorden over te laten vallen; maar hij zei alleen: „het spijt mij dat zij niet gelukkig aal zijn; die jongen heeft geen wanneer ik ze nog „facultatief" behoud, dan is het alleen omdat ze „toch haar nut hebben. Wij zouden meenen dat indien belangstelling opwekken het doel geweest is van de in stelling der schoolcommissiën en zij dat doel bereikt hebben, zulks eene reden is om ze vooral niet op te beffen. Maar zij hebben meer ge daan. Dat de belangen van het onderwijs in vele gemeenten hij haar warme en vruchtdra gende behartiging vindendat zij menigen gemeenteraad, hoe „belangstellend" ook met den mond, door hare vertoogen en haar aan houden overhalen om de koorden der beurs een weinig te ontsnoeren voor het onderwijs, daarvankunnen niet alleen de onderwijzers en hun scholen getuigen, maar ook de gemeente- radén en de colleges van burgemeester en wethouders, die zoo menigmaal met die „las tige" schoolcommissiën overhoop lagen. Yan die lastige lieden zal men zich voortaan ge makkelijk afhelpen! Hun bestaan is immers nji facultatief geworden en de minister zelf beeft hun doel bereikt en hun werk overbodig genoemd. Een „actief" burgemeester zal, door de wethouders geholpen, wel geneigd zijn het schooltoezicht op zich te nemen, en mocht het schoolbezoek hun wat zwaar vallen, wat nood daar de wet hun veroorlooft zich voor dat werk, in overleg met den schoolopziener, „ge committeerden" toe te voegen? Zulke gecom mitteerden, die niet „lastig" zijn en daarenboven niets te zeggen zullen hebben, zijn gemakkelijk te vinden. Naar onze overtuiging zal het onderwijs in vele gemeenten onder die verandering, on danks de versterking welke het staatstoezicht ondergaan zal, groote schade lijden. Daarom zouden wij de plaatselijke schoolcommissiën, wier bestaan geen verandering in de économie der wet brengt, liefst behouden zien. Ook bet aandeel der gemeentenaren in de beharti ging der onder wij sbelangen, Waaraan wij zeer veel hechten, zou op die wijze heter tot zijn recht komen. Voor de bestrijding van het schoolverzuim doet het wetsontwerp iets, doch naar het ons voorkomt op eene wijze die verbetering behoeft. Men stelle zich eens voor welk een nieuw jaars-geschenk, in het hoofdstuk „Bevordering van het Schoolbezoek", gebracht wordtlDaan de ambtenaren van alle gemeente-secretarieën; 2° aan de hoofden van alle openbare en bij- andere verdienste dan geparfumeerde, gedraaide knevels en blauwe oogen te bezitten. Hij is een speler en vrouwenverleider, dat weet heel Flo rence, behalve zij, het arme onschuldige kind, dat het tot haar eigen schade zal moeten onder vinden. Maar zooveel is zeker, zij zal ten minste rijk zijn, en ik kan mijzelven zeggen: die rijkdom kon de mijne zijn en ik sta hem haar volgaarne af!" „0, hoor hem eens aanMaar mijnheer Rafaël, dit gaat te ver! Dat gij u zeiven zonder noodzakelijkheid wil opofferen is tot daaraan toe, de gustibus enz., maar dat lieve, engelachtige meisje mag toch door uw toedoen niet vóórhaar geheele leven ongelukkig worden. Als zij u lief heeft „Als zij afschuwelijke Rafaël. „Liefhebben, liefhebben! Gij die zoo veel verstand hebt moet toch begrijpen dat men iemand maar niet zoo op eens lief krijgt, alleen omdat hij ons op straat een paar maal aangestaard heeft. Laat n aan haar voorstellen; maak u bij baar bekend, ga „Ik zie wel dat gij niets van de liefde be grijpt," viel mijnbeer Rafaël mij op een hoo- gen toon in de rede en draaide mij den rug toe; en ik bromde: - „ook goed, ook goed!" en ging stil weer naar mijn werk. De volgende dag was een Zondag en wij gin gen weer langs de Arno wandelen en wij ont; mij lief had zou zij niet in dat huwelijk berustenantwoordde

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1