N». 75.
121e Jaargang.
1878.
Vrijdag
29 Maart.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco 3*50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 ©ent.
Advertentien: 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Zij die zich voor 1 April 1878 op
deze courant abonneeren, ontvangen de
nog in dit kwartaal verschijnende nom
mers gratis.
Middelburg, 28 Maart.
FETJILLETOIT.
Wat het huis verliest, brengt
het huis terecht.
Uit liet voorloopig verslag over het wetsontwerp
tot wijziging der wet op het hooger onderwijs
met betrekking tot de gymnasia, waarover wij
gisteren een telegrafisch bericht mededeelden,
blijkt dat afgescheiden van sommiger verlangen
naar een breeder herziening van de wet, vooral
met betrekking tot het gymnasiaal onderwijs, de
inhoud zelf van het wetsontwerp bij de meeste
leden ernstige bedenking ontmoette. In de eerste
plaats in zoover" men meer zekerheid verlangde
omtrent de bedoelingen met het algemeen leerplan
en omtrent de pro-gymnasiain de tweede plaats
omdat men vooral bezwaar had tegen het doen
vervallen van de splitsing tusschen de leerlingen
van het gymnasium na het vijfde jaar van den
cursus. Was die splitsing onvermijdelijk, dan
moest in een of anderen zin een wijziging plaats
hebben ten behoeve van de aanstaande genees-
en natuurkundigen. Over de wijze, waarop dit
moet geschieden, heerschte verschil van gevoelen.
De N. Rott. Ct. verbetert thans haar bericht
omtrent het voorgenomen huwelijk van Z. K. H.
prins Hendrik in dien zin, dat er geen sprake is
van de dochter van prins Karei, maar van de
reeds gisteren door ons genoemde 23jarige oudste
dochter van prins Frederik Karei van Pruisen,
neef des keizers.
Het Haagsche Dagblad verklaart heden dat het
zich van het opnemen van dit bericht heeft ont
houden, dewijl „ter plaatse waar bedoeld voorne
men, indien het der uitvoering nabij was, zeker
geen geheim zou gebleven zijn, daarvan niets
bekend is."
In minder diplomatieken stijl zou dit antwoord
aldus kunnen luiden: „Het spijt ons dat anderen
het vóór ons geweten hebben, maar wij zijn niet
in staat te verklaren dat het onjuist is."
In eene gisteren avond gehouden vergadering
Haar het Italiaanse h van
Grazia Pi er tin toni Mancini.
TWEEDE HOOFDSTUK,
DE SCHILDER VERHAALT ZIJ* GESCHIEDENIS.
„Er heerschte volslagen stille en daarop volgde
een kreet! en welk een kreet! Voorts het ge
luid van een omvergeworpen stoel en van een
neervallend lichaam.
- „Moeder, moeder 1" riep ik en wierp mij op
haar.
„Cesira werd door de buren gehaald, men zond
om een dokter en de beide onbekende heeren
verlieten ons niet. Moeder leefde nog twee dagen
zonder haar bewustzijn terug te krijgen; maar
met de wijd opengespalkte oogen steeds op den
heilige gericht. Arme vrouw! Wat moet zij
geleden hebben, toen de spraak haar ontbrak om
mij alles uiteen te zetten en zij toch het gevoel
herkregen had!"
Hier verborg de jongeling weder zijn gelaat in
der Amsterdamsche kiezersvereeniging Burgerplicht
werd het aanhangige schoolwetsontwerp behandeld.
De heer Fikkert, directeur der hoogere burgerschool
te Apeldoorn, verdedigde het en stelde "één motie
in dien zin voor. De heeren H. de Veer en Hartogh
bestreden het ontwerp, als niet beantwoordende
aan de behoeften des volks en aan het verlangen
der liberale partij. De heer Heldt verklaarde dat
het ontwerp „aan de meest beschaafden onder de
werklieden ten eenemale onvoldoende voorkomt,"
dewijl het „noch leerplicht, noch verplicht, kosteloos,
openbaar onderwijs, noch régeling van het voor
bereidend onderwijs geeft."
Nadat het bestuur verklaard had de motie van
den heer Fikkert niet te kunnen overnemen,
werd eene andere motie, van het bestuur zelf, bij
acclamatie aangenomen, luidende als volgt:
„Burgerplicht erkent dat, door aanneming van
dit ontwerp, op neutrale grondslagen belangrijke
verbeteringen in het volksonderwijs zijn aan te
brengen. Het betreurt echter de groote leemten
van het ontwerp, en in het bijzonder dat het geen
voldoenden wettelijken waarborg oplevert voor
eene alleszins behoorlijke bezoldiging van den
onderwijzer en voor degelijke opleiding van een
in getal voldoend personeeldat het geen waarborg
heeft voor een krachtig schooltoezicht en geen
uitzicht opent op spoedige invoering van leerplicht."
Aan een brief in de Goesche Ct. uit het Oostelijk
deel van Zuid-Beveland, is het volgende ontleend
Maanden nadat de heuglijke belofte uit het
Binnenhof door Nederland weerklonk: „gij zult
u weldra mogen verblijden in nieuwe munt, ais
beloonïng voor het over de grenzen jagen der
vreemdelingen," zien of merken wij althans nog
zeer weinig van de vervulling dier belofte. Alleen
komt ons nu en dan een exemplaar der nieuwe
bronzen centen in handen, precies een afgedwaald
schaap. Het is te wenschen dat de nieuwe pas
munt in ruimer mate dan tot heden in omloop
worde gebracht, wil men althans de met zooveel
moeite verjaagde Belgen niet weer het burger
recht zien verkrijgen."
Uit Parijs wordt aan den Courrier de Bruxelles
geschreven dat de heer Target, gewezen Fransch
gezant te 's Gravenhage, zich zou hebben schul
dig gemaakt aan ontvreemding van staatspapieren.
Het blad la Presse heeft namelijk eenige opstellen
opgenomen, welke aan het Fransche ministerie
van buitenlandsche zaken zeer onaangenaam
waren. De vader van den directeur der Presse
zou nu verklaard hebben, dat hij deze stukken
van den heer Target ontvangen had. Hierop
heeft de minister van buitenlandsche zaken naar
de handen, terwijl ik om mij goed te houden aan
het venster trad en deed als of ik op straat keek,
terwijl mijn vrouw in een hoekje stil zat te wee-
nen en de tranen met haar zijden boezelaar
afveegde.
En nu is de geschiedenis ten einde ver
volgde de schilder, toen hij zijne aandoeningen
weder meester was.
„Toen zij gestorven was, namen die twee heeren,
die de onwillekeurige oorzaak van zooveel ellende
waren geworden, mij mede. Het waren arme
kunstenaars, alleen rijk aan hoop en opgewekt
heid, maar die liefderijk den armen wees tot Zich
namen, die anders had moeten gaan bedelen.
„Alvorens onze woning te verlaten ver
langde Cesira dat elk hoekje, elk meubelstuk
onderzocht werd. Zij zeide zeker te weten dat er
papieren van groot gewicht bestondenmaar alle
nasporingen bleven vruchteloos. Men las mij de
namen voor der te Varese gesneuvelden; helaas,
ik kon niet eens dien van mijn vader daaronder
vinden en dus hield men mij voor een onecht
kind, en als zoodanig heb ik mij 'zeiven tot heden
toe beschouwd.
„De schilders die mij opgenomen hadden, waren
geen broeders naar den bloede, maar groote
vrienden; in het jaar 60brandden zij van verlan
gen om palet en penseel tegen het roode hemd
te verruilen, maar hoor nu eens welke edele
menschen zij waren! Hoe zouden zij mij, hun
aangenomen kind, zonder steun kunnen laten?
Zij wierpen hunne namen in een hoed en wilden
den Haag getelegrafeerd, om aan de legatie van
het gezantschap te onderzoeken hoeveel en welke
dépêches aldaar in het archief vermist werden.
Daar dit alweder betrekking schijnt te hebben
op zoogenaamde annexatie-plannen van prins
Bismarck ten opzichte van Nederland, nota bene
in verband tot de teruggave van Lotharingen
aan Frankrijk maakt de geheele zaak op ons
den indruk van een Parijsche canard
Zierikzee, 26 Maart 1878.
Eer zoo even de heer Douwes Dekker optrad,
scheen het of vele aanwezigen gevoelden, dat ze
binnen weinige o ogenblikken de eer zouden heb
ben in tegenwoordigheid van een groot man te
zijn: ze luisterden reeds vóór er een spreker was.
Een welkomstgroet stijgt uit de volle zaal't wordt
hoe langer hoe stilleralleen de gasvlammen
ruischen. Multatuli staat voor ons; Multatuli,
dien de muzen met zulk een uitnemend talent
gezegend hebben, dat hij het hoogste en gewich
tigste verschijnsel in onze nieuwere letterkunde
genoemd wordt. Multatuli maar waartoe
meer Geheel het jonge Nederland kent en ver
eert hem. En dat hij werkelijk de dichter van
Saïdja en Adinda, maar ook de schrijver van dat
snerpend sarcasme is, werd spoedig duidelijk, ook
zonder het vertoonen van zijn geloofsbrief. Wijs
begeerte en poëzie, elders afzonderlijk behandeld,
besprak hij hier vereenigd.
De natuur met'haar almacht schuwt elke leegte,
was daarbij zijn eigenlijke tekst. Het vullen dier
leegte is haar eeuwige taak. Is 't zoo in de
natuur, 't is ook zoo in de zedelijke wereld. Ook
daar moet iedere leegte worden aangevuld. Het
is onze plicht voor goed vulsel te zorgenmaar
waarmeê zijn sedert eeuwen en waarmee worden
tot op onze dagen kinder- en groote-menschen-
Wie zich onze eigen beschouwingen over Multatuli
mocht herinneren (M. Ct. van 4 Mei 1875 en 45
Maart 1878), zal begrijpen dat de door den gloed eener
onverdeelde bewondering bezielde ontboezeming van onzen
Zierikzeeschen medewerker niet door ons onderschreven
zou worden. Toch aarzelden wij geen oogen blik ze te
plaatsen. Dat Multatuli in staat is zulke gevoelens bij
zijne geestverwanten op te wekken, is een bewijs, voor
zoo ver dat nog geleverd moet worden, dat hij wer
kelijk is een man van geheel buitengewone gaven, een
genie, wiens werkzaamheid en beteekenis eerst met juist
heid te schatten zullen zijn jaren lang nadat hij zelf en
zijne tijdgenooten van het wereldtooneel verdwenen zullen
zijn. Wij zijn ons bewust den schrijver der „Ideeën" als
zoodanig altijd gegeven te hebben wat hem, naar onze
overtuiging, toekwam. (Ked.))
dat ik er om zou loten; diegeen dien ik trok
zou bij mij blijven, de ander zou gaan vechten.
Ik trok den naam van den jongste, die van
woede schreide, maar hij bleef bij mij en werd
mijn geliefde vader en meester; de ander deed
wonderen van dapperheid en sneuvelde te Mi-
lazzo.
„Toen ik ouder werd leed ik veel door het
denkbeeld dat ik een verworpeling zonder naam
was; en zal ik het maar bekennen? het was een
al te groot verdriet voor mij aan de deugd mijner
moeder te moeten twijfelen, waardoor ik alle
uitspanningen aan mijn leeftijd eigen, versmaadde
en altijd in gedachten verzonken was, zoodat
mijne makkers mij „den melankolieken" noemden.
„Verleden jaar verloor ik mijn beschermer en
nu stond ik alleen op de wereldik leetde' van
schaarschen arbeid en had veel verdriet. Sedert
eenigen tijd ging ik eiken dag het huis voorbij
waar ik mijne gelukkigste jaren had doorgebracht,
tot dat ik, wat niet te verwonderen is, ziende
dat het leeg stond en op het punt was van afge
broken te worden, grooten lust kreeg nog een
maal het hooge venster met het steenen trapje,
de amorfiguurtjes aan het plafond, en den heilige in
zijn nis weer te zien; ik trok de stoute schoenen
aan en gij weet wat er daarna gebeurde."
„Ik heb de kamer en de scherven van het
beeld nog eens onderzocht; er was in den rug
van den armen man een gat, boven aan den hals
en daar ging het kistje door."
„Maar wat hebt gij dan toch teruggevonden
zielen al niet opgepropt? De spokenprenten zon
der tekst worden opgevolgd door spokenprenten
met teksthet katholicisme door het protestan
tisme, en dit weder door spiritisme en tafeldans,
als in het boek van mevrouw Elize van Calcar.
De eene prop is op zijn best uit onze ziel, uit
ons leven weggeschoten, of er wordt een nieuwe
ingestopt. Twee op dezelfde plaats worden er
niet geduld, zoomin als in een proppenschieter.
De leegte, die de eene maakt, wordt dadelijk door
een andere gevuld.
Er was natuurlijk van geen volledige behande
ling dezer rijke onderwerpen, slechts van wenken
en opmerkingen, sprake, het aan ons overlatende
ze verder uit te rafelendoch nauwelijks heeft
Multatuli ze aangeraakt of de stof begint te
leven, wast tot beelden en gelijkenissen; de von
ken van zijn genie spatten als een regen van
levende zaadkorreltjes om u heen, overstelpen,
overmeesteren, vervullen u.
Het zou eene ijdele poging zijn een naklank te
willen geven van de heldere tonen aan zijn veel-
snarig instrument ontlokt.
Terecht zegt een zijner warmste vereerders:
„Nu eens is hij ijzersterk in 't zwaaien van den
doodelijken moker of de snerpende zweep, dan
weer zacht als de vrouwenhand,, die de wilde
bloempjes plukt en u verrast met haar geur."
Wordt prinsen van den geest, arbeiders in den
tempel der werkelijkheid, der reinheid, der orde,
der stiptheid, der rechtvaardigheid, zei hij bij het
bespreken der wijsbegeerte, dat is: de begeerte om
wijs te Worden. Die arbeid beloont en doet liefde
ontkiemen. Verslonst uwe ziel niet in ledigheid.
Werkt.
Onder daverende toejuiching eindigde de heer
Dekker zijne voordracht vol kleur en tintelend
leven, onvergetelijk voor allen, en tegelijk voor
zijne vereerders eene schoone bijdrage om hem
beter te leeren kennen en waardeeren.
Mocht deze of gene zeggen hoe komt Multa
tuli nu weer zoo op eens te Zierikzee, dan moet
ik hem antwoordengedreven door eene geluk
kige herinnering, die het onnoodig is te vermel
den. Vóór hij zijne voordracht begon, zei hij dan
ook, dat hij nergens met zooveel genoegen als
hier was opgetreden. Was daarom zijn voor
dracht zoo boeiend, zoo wegsleepend, dat niemand
kon begrijpen, dat er van hem gezegd kan wor
den Multatuli is geen redenaar Wat wil men
toch anders Of kan men geen redenaar zijn
zonder het aaneenrijgen van holle phrasen en
het zwaaien van een priestermouw?
dat van zooveel gewicht is", vroeg mijne nieuws
gierige wederhelft, „misschien een schat?"
„Zij heeft het geraden, een onwaardeerbaren
schat! Zie hier het huwelijkscontract van mijne
ouders; Julia, de arme werkster, was de wettige
vrouw van den baron En er volgde een
van die groote familienamen, die sedert eenigen
tijd bij ons Florentijners zoo zeer in aanzien zijn.
Mijn vrouw maakte een kruis; en ik was nog
blijder dan zij hij daarentegen slaakte een zucht
„Als ik nu het bulletin van Varese overlees, zal
ik weten dat de naam van mijn vader boven aan
de lijst staat, dat is al! O! wat denkt gij wel
goede menschen! Dat ik mij regelrecht naar die
groote heeren zal begeven, om te vorderen het
geen men mijn moeder geweigerd heeft? Een
geheim huwelijk, die fraaie manier van vroeger
om de bezwaren van een braaf en verliefd meisje
te overwinnen! Een dorpspastoor, twee kaarsen
voor een madonnabeeld, twee getrouwe bedienden
en twee halfgefluisterde toestemmingen! En als
dan de eerste liefde bekoeld was, kwam het be
rouw, maar dan was er niets meer aan te doen
„Nu kan men zulke verkeerdheden niet
meer begaan," zei ik, blijde dat ik mijn vrouw
kon overtuigen van het voortreffelijke van het
burgerlijk huwelijk.
„Zijt ge dan dom genoeg om te gelooven dat
mannen er niets meer op weten te vinden om de
meisjes te bedriegen?" gaf zij mij ten antwoord.
„Gij hebt gelijk," hervatte Rafaël, „de liefde
is vaak voor en man niets dan een gril. Ik z