N°. 69.
121e Jaargang.
1878.
Vrijdag
22 Maart.
Verkeerd beoordeeld.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Ad ver ten tien: 20 Cent per regel
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lavvite C®. te Brussel en Parijs.
Zij die zich vóór 1 April 1878 op
deze courant abonneeren, ontvangen de
nog in dit kwartaal verschijnende nom
mers gratis.
Middelburg, 21 Maart.
FETJILLETOW.
(Eene vertelling uit Amerika.)
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s.
COURANT.
De kamer van koophandel en fabrieken te
Vlissingen heeft besloten adhaesie te verleenen aan
het adres van de kamer te Middelburg, waarbij
deze de aandacht der exploitatie-maatschappij
vestigt op het wenschelijke eener verandering in
de vertrek-uren van sommige treinen voor den
aanstaanden zomerdienst.
De beide barkschepen Professor van der Boon
Mesch" en „Riga" zijn heden tegelijk in het droge
dok alhier opgenomen. Het gezicht der beide
zeeschepen, achter elkander, met de achterstevens
tegen elkaar op de blokken staande, levert een
niet alledaagscb schouwspel op.
Tengevolge van het met 1 April a. op zijn
verzoek verleend eervol ontslag aan den heer
W. J. N. Landré, treedt met dien datum als mede
redacteur der Middelburgscbè courant in functie
de heer P. J. Tak, alhier.
De kamer van koophandel en fabrieken alhier
zal op Zaterdag 23 dezer, des namiddags te 2£
uur, een openbare vergadering houden.
Het Vaderland heeft van den geneesheer, die
den minister van oorlog behandelt, geruststellende
berichten omtrent zijn patient ontvangen. De
minister neemt zijne werkzaamheden geregeld
waar.
De minister van hinnenlandsche zaken heeft be
paald, dat de behandeling van zaken betreffende
het vervoer van buskruit en de strandvonderij
voortaan bij het departement van waterstaat,
handel en nijverheid tehuis behoort.
Het bericht dat de Koninklijke Amsterdamsch-
Beierseh-bierbrouwerij hare betalingen gestaakt
„Gij kent de vrouwen maar oppervlakkig, kapi
tein Revere, als gij niet weet dat zij die u lief
had, u des te meer zou liefhebben, en het te
grooter eer zou achten uw vrouw te worden om
datgene wat het geheele land als een eereteeken
zou beschouwen. Maar, vergeef het mij, ik ge
loof dat gij niet in den verleden tijd over uw
liefde voor Ethel moest spreken. Ik kan niet
gelooven dat die dood is, evenmin als hare liefde
voor u."
„Ethel! Hare liefde voor mij! Gij bedoelt
toch niet dat zij mij ooit heeft lief gehad?"
Hij sprak op een geheel anderen toon, met
hartstochtelijk verlangen, dat niet veel geluk met
hem voor Grace zou voorspeld hebben, als zij
dwaas genoeg was geweest die hoop te koesteren.
Het was nu gemakkelijk te bemerken aan zijn
stralenden blik en ernstigen toon, wie hij liefhad,
wie hij altoos zou liefhebhen. Grace glimlachte
de meeste vrouwen kunnen dat, al bloedt
haar hart.
ahd, berustte op een te Amsterdam zoo algemeen
geloopen hebbend geruchtdat het door het
Nieuws van den Dag mede gemeld is. Het blijkt
echter dat dit gerucht onjuist en door eene grove
misleiding in de wereld gebracht is, waarom wij
ons haasten het bericht in te trekken.
Daar ons gebleken is dat het gisteren aan het
Nieuws van den Dag ontleende bericht omtrent
het voorgevallene op de vergadering der Haagsche
afdeeling van het anti-dienstvervangingsbond door
sommigen verkeerd begrepen is, volge hier eene
aanvulling.
Het voorstel om den heer Winkler Prins „dood
te verklaren", werd namelijk gedaan door den heer
Raat, ond-majoor van het Indische leger, nadat
de generaal van Stirum aan de vergadering had
medegedeeld dat de heer Winkler Prins voorzitter
was van eene der afdeelingen van het anti-dienst
vervangingsbond.
Wij maken van deze gelegenheid gebruik om
op te merken, dat de Haagsche manifestatie ons
ongeveer even dwaas voorkomt als de onlangs
besproken twee motiën der Winschoter kiezers-
vereeniging. Men verhoogt de weerbaarheid van
ons land geen grein, door op hoogen toon te pro
testeeren tegen een individu, dat verklaard heeft
dat de eer van zijn vaderland geen droppel bloeds
waard is. De eer van een land behoort, even
als die eener vrouw, tot de dingen waarover
men niet discuteert. Men voelt ze,of men voelt
ze niet. Is het laatste het geval bij iemand, dan
zal geen protest of betoog datgene bij hem wortel
kunnen doen schieten, waarvoor hij, door zijn
aanleg, niet ontvankelijk is. Voelt men ze echter
wèl, dan komt men niet opzettelijk verzekeren
wat als een axioma vaststaat.
En wat het „dood verklaren" betreft, hiervan
zal de heer Winkler Prins zeker niets begrijpen.
Of hij zal er op antwoorden met de mauvaise
plaisanttrie eener aanhaling nit 'het 4e bedrijf
2e tooneel van Corneille's MenteurLes gens, que
vous tuez, se portent asset bienl
Als assistenten kunnen aan 's rijks veeartsenij
school veeartsen worden geplaatst, tegen eene
jaarlijksche bezoldiging van f 1200, voor niet
langer dan drie jaren.
Zij, die wenschen in aanmerking te komen om
aan den minister van hinnenlandsche zaken ter
benoeming te worden aanbevolen, behooren zich,
met opgave van leeftijd en overlegging van hun
diploma als veearts, vóór 1 Mei e. k., schriftelijk
te wenden tot den directeur van 's rijks vee
artsenijschool. (St. et.)
„Ja, ik ben er zeker van. Zij zou het onaan
genaam vinden, ze zou het mij misschien niet
vergeven als ze wist dat ik het u had laten
merken, maar ik kan niet verdragen dat twee
evens worden opgeofferd aan den kieschen stroom
van vrouwelijken trots. Ethel heeft u lief. Zij
heeft u altijd lief gehad." t
„En toch," zei hij op aarzelenden toon, alof
het alles een raadsel scheen dat hij niet kon op
lossen, „toch heeft ze mij stellig afgewezen."
„Dat was een overdreven denkbeeld van haar.
Zij dacht toen dat gij een luie arbeider in den
wijngaard waart een man levend zonder doel,
en zij aarzelde om haar leven aan het uwe te
verbinden uit vrees dat uw beider leven mislukken
zou. Het kwam doordat zij u toen niet goed
begreep. Toen gij ten strijde trokt begon zij u
in een ander licht te beschouwen. Indien gij haar
dien dag dezelfde vraag had gedaan, zou zij niet
neen hebben gezegd."
Kapitein Revere zag zijn gezellin aan met een
gelaat waarover de dageraad van een nieuwen
morgen was opgegaan.
„Ik kan u niet genoeg danken", zei hij. „Gij
kendet mij beter dan ik mij zelf kende toen ge
mij zeidet dat mijn liefde voor Ethel niet dood
was. En toch meende ik ze overwonnen te heb
ben. Ik nam haar wpord zoo ernstig op dien
avond. Als zij toen niet om mij gaf dacht ik
dat ze het nooit zou doen ik heb sinds dien
tijd niet de minste hoop gekoesterd."
De zon was nog niet geheel onder toen zij te
Eene beoordeeling van bet jongste nommer der
„Stemmen over staatkundige en maatschappelijke
vraagstukken" (uitgave van Blom en Olivierse te
Culemborg) ontleenen wij, vooral dewijl het hier
een rechtskundig onderwerp geldt, aan het Week
blad van het Regt. Ze luidt als volgt:
Wij lezen in de Stemmen over staatkundige en
maatschappelijke vraagstukken eene verhandeling
van den heer mr. J. A. Domela Nieuwenhuis over de
preventieve hechtenis, waarin wij meer ware dan
nieuwe zaken aantreffen, maar die wij toch in
veler handen wenschen, juist omdat de waarheid
niet dikwijls genoeg gezegd, en vooral gehoord
en gelezen, kan worden, zoo lang naar hare stem
niet wordt geluisterd. De schrijver bestrijdt niet
de instelling, die als een noodzakelijk en onmis
baar kwaad moet geduld worden, maar wel hare
misbruiken door wet en praktijk. De schrijver
wil de preventieve hechtenis alleen toelaten, het
geval van noodweer hij werkelijke betrapping op
heeterdaad alleen uitgezonderd, hij volstrekte
onvermijdelijkheid, dat is als er bij ernstige mis
drijven vrees voor ontvluchting bestaat, en derhalve
b. v. niet in het zoogenaamd belang van het ge
rechtelijk onderzoek, of ter wegneming der
mogelijkheid van verduistering van de sporen van
het misdrijf. Hij wil voorts bij de wet bepaald
heb oen een maximum van haren duur, eu bepaald
dat ieder bevel van gevangenneming of houding
slechts voor éen maand van kracht zal zijn, be
houdens de bevoegdheid van den rechter om dier
telkens, binnen de grenzen van het wettige maxi
mum, te verlengen. Hij is eindelijk een warm
voorstander van de voorloopige invrijheidstelling
onder borgtocht, zooals die in Engeland, Duitsch-
land, Oostenrijk, Frankrijk, Italië, België, enz.
goed werkt, zoodat het vreemd mag heeten, dat
men daarvoor bij ons nog zooveel angst heeft
van de wettelijke toerekening der, preventieve
hechtenis op den straftijd, en van schadevergoe
ding, ingeval van ontslag of vrijspraak. Wat
het eerste betreft, beantwoordt hij de vrij spits
vondige onderscheiding, dat preventieve gevangenis
geene straf is, en dus niet op den straftijd kan
worden toegerekend, of de toepassing op deze
zaak van het arithmetïsch argument, dat twee
ongelijksoortige groothedenschapen b. v. en
koeien, niet samen kunnen worden opgeteld, met
deze woorden„maar met die fraaie consequentie
zit de man langer. Dat is minderde wetten
zijn er niet om de menschen, maar de menschen
om de wetten." Ten slotte de schadevergoeding.
Men erkent niet gaarne, dat men gedwaald heeft;
en, als een beklaagde wordt vrijgesproken, dan
heet het gewoonlijk, dat men hem zijne schuld
maar niet heeft kunnen bewijzen, maar dat hij
het toch wel zal gedaan hebben. Men gelooft
huis kwamen. Ethel was juist van een wande
ling teruggekeerd.
„Komt ge met mij meê om de zon te zien
ondergaan?" Kapitein Revere vroeg het op een
toon alsof hij zeker was van hare toestemming.
Zij kwam in verzoeking om „neen" te zeggen
uit louter halstarrigheidmaar zij bedacht dat
zij zoowel zich zelve als hem straffen zou. De
wolken waren reeds vuurrood; de zee was schit
terend, de lucht welriekend. Waarom zou ze
niet dit alles genieten, met hem haar vriend
want dat was hij immers?
Zij zette zich in het lage rijtuigje naast hem
en zij rolden voort. Spoedig gaf hij haar de
teugels over hij was moe van het mennen, zei
hij. Achterover geleund, alsof hij van zijn heer
lijke rust, de snelle vaart, den prachtigen zons
ondergang genoot, zweeg hij een poos stil. Daarna
ligt hij met haar te spreken te spreken, zoo
als hij nooit te voren had gesproken het
verlies van zijn arm betreurend, omdat hij daar
door tot een werkeloos, doelloos leven werd ver
oordeeld. Hij zei haar hoe verlaten hij zich in
de wereld gedoelde het noodlot had hem zijn
arm ontnomen, de macht om nuttig te zijn, en
hem daarvoor geen vergoeding geschonken
geen vrouw, geen kind, geen ware, teedere liefde
die hem in staat zou stellen al 's levens ellende te
boven te komen.
Zijne woorden, zijn bittere, wanhopige stem
ming, zoo ongewoon in hem, troffen haar diep.
Ze sloeg haar betraande oogen op zijn droevig
dan ook wel aan vrijspraak, maar niet aan on
schuld van hem op wien politie en justitie eenmaal
de hand gelegd hebben. En veroordeeling van
onschuldigen, daaraan is in het geheel niet te
denken. Wel verhaalt ons de geschiedenis hiervan
menig voorbeeld. Maar gesteld, dat die verhalen
waarheid behelzen, zij behooren tot den ouden
tijd. Maar nu hebben wij ten minste de leer van
het wettig bewijs, iets waarop de schrijver ook al
even weinig verliefd schijnt te zijn als wij. En
over de schadevergoeding zegt hij o. a.„helaas,
er zijn in ons land als in andere landen tal van
feiten, waaruit blijkt van preventieve hechtenis
bij vergissing." Dat is ook ons geloof."
politie. Benoemd tot commissaris van politie
te Culenborg, J. G. P. Rauch, thans inspecteur
van politie, te Vlissingen. [Reeds onder tel. ber.
gemeld]
schoolopzieners. Eervol ontslag verleend aan
jhr. mr. J. JE. A. van Panhuys, op zijn verzoek
als schoolopziener in het eerste schooldistrict van
Friesland, en benoemd tot schoolopzieners in het
eerste en in het derde schooldistrict dier provin
cie, jhr dr. D. H. Waubert de Puiseau en mr. E.
Star Busman.
registratie en domeinen. Benoemd tot ont
vanger der registratie en domeinen: teSteenwijk,
F. Fontein, thans ontvanger te Helder; te Gulpen,
N. W. Swijghuisen Reigersberg, thans ontvanger
te Gennep; te Gennep, J. G. Meinesz, thans sur
numerair.
leger. Bij koninklijk besluit is de ritmeester
C. A. L. Brender a Brandis, van het 39 regiment
huzaren, op pensioen gesteld, en het bedrag van
dat pensioen bepaald op f 1495 'sjaars.
consuls. Als vice-consul der Vereenigde Staten
van Noord-Amerika te Paramaribo is erkend en
toegelaten J. Clendenin Eckert.
Over den toestand van het middelbaar onder
wijs voor meisjes wordt door de regeering in het
onlangs verschenen onderwijsverslag het vol
gende gezegd: „In het algemeen mag omtrent
den toestand van het onderwijs aan de meisjes
scholen een zeer gunstig getuigenis worden afge
legd. Overal, waar zoodanige scholen aanwezig
waren, werd door de bevolking belangstelling
aan den dag gelegd, terwijl de commissiën van
toezicht eenparig zijn in den lof, zoowel van den
ijver en de toewijding van het onderwijzend per
soneel, als van de vlijt der leerlingen".
gelaat. Ze vergat wat ze den laatsteu tijd be
gonnen was te gelooven, dat hij haar nichtje
liefhad, vergat haar trots en schroomvallig
heid, vergat zichzelve en dacht er alleen aan
hem te troosten.
„Zou het hart dat gij eens begeerdet u eenigs-
zins tot vergoeding kunnen zijn?" fluisterde zij
op zoo zachten toon dat hij haar nauwelijks kon
yerstaan.
Zijn gelaat klaarde op.
„Ethel, wat vraagt ge? Het zou mijn leven
boven wenschen en hopen rijk maken. Het zou
mij tienduizendmaal vergoeden al wat ik verloren
heb."
„Dan zal ik u zeggen, Howard: ik heb u toen
en daarna altijd liefgehad."
Was ooit een zonsondergang gelijk aan dezen
Sloegen ooit de golven zóo tegen het strand,
klinkend als een zomerlied, als een uitstorting
van geluk en vreugde? Laat gebeuren wat er
wil, zij zullen dit uur nooit vergeten. Zij hadden
geleefd omdat zij hadden liefgehad.
Toen zij te huis kwamen vond Ethel haar
nichtje in haar eigen kamer op haar wachtend.
Zij wist toen niet zij zal nooit weten
wat haar nichtje had gedaan om haar die zalig
heid te bereiden. Zij vertelde haar geheim op
een toon van blijden trots
„Grace, ik ben verloofd met kapitein Revere."
„WaarlijkDan geloof ik dat ge mij voor een
slechte profetes zult aanzien. Ik dacht dat hij
u nooit weer zou vragen."