N». 68. 121e Jaargang. 1878. 21 Maart. Verkeerd beoordeeld. rruj TV Ï.Z'J Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Frijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderiijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. v. Advertentien; 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 20 Maart. FEUILLETON". (Eene vertelling uit Amerika.) *r." In de eergisteren avond alhier gehóuden vergade ring der afdeeling Middelburg van de Vereeniging tot bevordering van fabriek- en handwerksnij ver heid in Nederland (waarvan het verslag gisteren wegens plaatsgebrek niet opgenomen kon worden) werd o. a. mededeeling gedaan van een voorstel van het hoofdbestuur tot wijziging van art. 62 der wet, luidende: „Jaarlijks zal door de algemeene vergadering, op voordracht der afdeelingen eene onderscheiding worden toegekend aan werklieden, die meer dan 25 jaren onafgebroken bij dezelfde zaak of in richting zijn werkzaam geweest en die zich door bekwaamheid, ijver, eerlijkheid of goede trouw hebben verdienstelijk gemaakt. „Zoodanige onderscheiding bestaat in een ver- eerend getuigschrift of in een zilveren medaille deze laatste echter alléén bij 50jarigen diensttijd. „De kosten der getuigschriften en medailles zijn ten laste der Vereeniging. „Het hoofd der zaak of inrichting moet lid der vereeniging zijn om het recht van aanbeveling te hebben bij de afdeeling waartoe hij behoort. „Het bestuur der afdeelingen zendt aan het hoofdbestuur een staat der voorgedragenen op den tijd, bedoeld bij art. 23 alinea 1 en volgens model door het hoofdbestuur vastgesteld, met duidelijke omschrijving van de redenen die tot de voordracht hebben geleid." Naar aanleiding van bovenstaande stelde het bestuur der afdeeling voor, om genoemd art. 62 aldus te wijzigen: „Jaarlijks zal door de algemeene vergadering op voordracht der afdeelingen, eene onderscheiding worden toegekend aan werklieden die intellec- tueelen arbeid verrichten en meer dan 25 jaren onafgebroken by dezelfde zaak of inrichting zijn werkzaam geweest en zich door bekwaamheid en goed gedrag hebben verdienstelijk gemaakt. „Zoodanige onderscheiding," enz. Op voorstel van een der leden werden twee wijzigingen in bet voorstel van het afdeelings- bestuur gebracht, nl. om in plaats van „meer dan 25 jaren" te lezen „minstens 25 jaren", en den diensttijd, vereischt voor het verkrijgen eener zilveren medaille, te stellen op 40 jaren in plaats van op 50 jaren. Na deze wijzigingen werd het voorstel bij acclamatie aangenomen. Voorts was aan de orde beoordeeling en uit spraak omtrent de ingekomen voorwerpen voor den wedstrijd van werklieden tot en met de Hij was een week in Newport geweest voor hij zich bij haar aanmeldde. Hij had gehoopt haar eerst hij toeval te ontmoeten. Maar zij trok zich blijkbaar terug. Hij maakte er uit op dat de fortuin hem niet gunstig was en daar hij waarlijk zeer verlangde haar te zien, wachtte hij niet lan ger op het toeval maar ging er heen. Zij was alleen toen zijn kaartje haar gebracht werd. Zij wist van zijne verwonding wist hoe veranderd zij hem zou vinden. Zij bleef lang genoeg in haar eigen kamer om kracht te verza melen en zeker te zijn dat zij geen onnoodige aandoening zou verraden. Met louter vriendelijk heid in gelaat en houding ging zij naar heneden. Haar zelfbeheersching begaf haar bijna toen hij haar met kreupelen tred te gemoet kwam en zij de ledige mouw langs hem neder zag hangen. Het was zoo deerniswaard om het verval van die schoone, sterke, mannelijke kracht op te merken en te bedenken dat hij dien krachtigen rechter arm nooit meer zou gebruiken. 20 jaren, welke voorwerpen in de vergaderzaal waren tentoongesteld. Er waren 19 inzendingen gedaan, als: een wit houten slaapkast met toebehooren, op verkleinde schaal, vervaardigd door twee jongelingen van 16 en 17 jaar; een mahoniehouten kabinetje op verkleinde schaal, door iemand van 15 jaar; een schrijflessenaartje, door iemand van 14jaar; een kistje met verschillende houtverhindingen en constructieteekening, door iemand van 16 jaar een zeegezicht, door iemand van 13 jaarkleer- makerswerk, door iemand van 17 jaareen zwart gepolitoerd étagère, door iemand van 14 jaar; een snij-ijzer met tappen, door iemand van 20 jaar; drie kistjes sigaren, door drie inzenders; een trapstoeltje, door iemand van 13 jaren; een cuisinière met koolbak, schop en pook, op ver kleinde schaal, door iemand van 16 jaren; een Engelsche sleuteltwee trapjeseen paar boeren schoenen en drie teekeningen, door iemand van 15 jaar; een tafeltje op verkleinde schaal, door iemand van 15 jaareen geschilderd werktafeltje met nabootsing van inlegwerk, door iemand van 18 jaren; zes paneelen, voorstellingen van hout en marmer, door iemand van 17 jaar. De commissie van beoordeeling was samenge steld uit de heeren J. H. Will, voorzitter, M. C. Eoest, C. A. H. Billerbeck, Ph. Boudewijnse, C. J. van der Harst en J. J. Worrell. Bij monde van haren voorzitter bracht zij een zeer uitvoerig rap port uit. Aan het slot uitte zij een wensch, die ongetwijfeld aller instemming geniet, nl. dat, hoe de pogingen tot het geven van meer en de gelijke uitbreiding aan den door de afdeeling uitgeschreven wedstrijd en tentoonstelling ook schijnen te mislukken of op een verkeerd terrein te geraken, eindelijk toch bij een volgenden wed strijd het doel nader gekomen en meer alge meene deelneming opgewekt zal worden. Eene ambachtschool, zegt de commissie, heeft ontegenzeggelijk een groot nut, ja is zelfs eene behoefte te noemen, maar bij gebreke van die, waar vindt men eene betere school dan het wer kelijke leven? Hoeveel bekwame mannen zijn hierin niet steeds gevormd en zullen nog steeds gevormd worden? Laten zij, die in deze laatste les nemen, bedenken dat met ijver en inspanning te leeren en onderricht te zoeken de eenige goede manier is om zichzelven te vormen en de achting en belangstelling hunner meesters te verwerven. Na de pauze, waarin gelegenheid tot bezichtiging der tentoonstelling werd gegeven, werd door het bestuur uitspraak en door den heer de Baad als voorzitter met een toepasselijk woord uitreiking gedaan van de verworven bekroningen, te weten aan J. C. Ie Cointre alhier, een vereerend getuig schrift en f 5aan J. N. en F. K. Wiessner alhier^ „Ik ben nu voor goed te huis," zei hij, zich blijkbaar inspannend om opgeruimd te schijnen „Het is een groote teleurstelling. Ik had zoo gehoopt in staat te zijn aan de goede zaak mee te werken tot zij de overwinning zou behaald hebben, die zeker aanstaande is." „Gij twijfelt dus niet aan den goeden uitslag vroeg Ethel met moeite sprekend en vreezend dat haar stem haar bij een minder algemeen on derwerp begeven zou. „Daaraan twijfel ik nietDe groote zaak van menschelijke vrijheid zal den genadeslag niet krij gen in dit land en in dezen tijd. De wereld heeft sinds eeuwen naar dit beslissend tijdstip gestreefd. De strijd is niet slechts tusschen Noord en Zuid, maar tusschen anarchie en regeering, eer en oneer, recht en onrecht. Ons land is alleen het groote slagveld voor den strijd aller eeuwen. Denkt ge dat in zulk een tijdperk het recht niet zou zege vieren Ethel's gelaat straalde in antwoord op zijn vurigen blik. Toen keek zij naar zijn arm en zuchtte, terwijl ze zacht zei: „Wat kost het veel!" „Gij weet dat wij niet veel prijs stellen op hetgeen wij niet duur koopen", antwoordde hij met zijn bezielden glimlach. „Mij dunkt dat geen prijs te hoog kan zijn. Ik zou even bereidwillig mijn leven hebben gegeven als hetgeen ik gaf; maar dat is niet. veel gezegd voor een man die niet door dierbare banden aan het leven ver bonden is." getuigschr. en f 4aan A. M. Hofman en J. Hen- drikse alhier, ieder een getuigschr. en f 2.50; aan J. en A. M. Koppejan, te Vlissingen, ieder een .getuigschr. en f 1aan J. Wanda alhier, een getuigschr. èn f 1.50; aan J. J. van de Vijver alhier, getuigschr. en 1.50aan L. Bakker, te Vlissingen, getuigschr. en fl. Voorts vereerende getuigschriften aan C. Dingemanse, te Biggekerke J. Verniel, alhier; P. Geldof, te Oostkapelle; A. Jobse, te Zoutelande, en C. van Puffelen alhier. Met het oog op den belangrijken inhoud van het rapport is besloten, dat dit voor belangstel lenden gedurende 14 dagen ter inzage zal lig gen bij den secretaris den heer K. Baart. Ten slotte werd door den voorzitter medege deeld, dat alle patroons, die werklieden minstens 25 jaren in hun dienst hebben, die gedurende eene maand ter bekroning aan het bestuur kunnen voordragen. Tegen het ingediende schoolwetsontwerp is geprotesteerd bij eene nota, onderteekend door zeven anti-revolutionaire kamerleden, de heeren van Ascb van Wijck, Mackay, van Wassenaer, van den Bercb van Heemstede, Teding van Berk hout, Bichon en de Jonge, benevens door den heer Saaijmans Vader! Men zal onze verwondering over dezen laatsten naam begrijpelijk vinden, als men zich herinnert dat de heer Vader de vorige anti-revolutionaire nota tegen het ontwerp-Heemskerk niet onder teekend heeft en hij zich in 't algemeen in den laatsten tijd meer onder conservatieve dan onder anti-revolutionaire vaan geschaard heeft. De Standaard heeft hem dan ook sinds lang verloochend en hij de verkiezing te Goes zijn er voor haar geen Voorden scherp genoeg te vinden geweest, om den triple-aliantie-man zijn bemoeiin gen voor de candidatuur van den heer van Lijnden te verwijten. Dat neemt niet weg, dat nu de heer Vader zijn naam weder onder een anti-revolutionair stuk geplaatst heeftde Standaard hem dankbaar inhaalt onder hare „vrienden", die „aanspraak hebben op de waardeering en de erkentelijkheid van alle Christelijk-nationalen in den lande." Dat zijn eerst mannen uit éen stuk De heer F. G. Sprenger, door burgemeester en wethouders van Middelburg benoemd tot direc teur van het vrij handels-entrepot alhier, heeft deze benoeming eergisteren aangenomen. Gisteren avond is in de vergadering van het burgerlijk armbestuur alhier tot bode bij gezegd armbestuur benoemd K. G. Lukou, thans con- „Zoudt gij te huis zijn gebleven als ik u dien avond een ander antwoord had gegeven?" Ethel zou nooit kunnen zeggen boe zij er toe kwam die vraag te doen. De woorden waren er uit eer zij het wist. Zij had een oogenblik later haar tong wel willen afbijten omdat zij ze ge sproken had. Hij zag haar aan, ietwat verrast misschien maar niet misnoegd, want zijn vriendelijke glimlach veranderde niet en zijn stem klonk bijna aange daan toen hij antwoordde: „Neen, ik zou zelfs in dat geval niet te huis zijn gebleven. Plicht is plicht, zoowel wanneer alles samenwerkt om dien moeilijk te maken, als wanneer een groote teleurstelling alle opofferin gen gemakkelijk maakt. En toch zou ik wellicht in de uren des gevaars niet zoo onverschrokken zijn geweest indien ik had gedacht dat er tehuis éen was wier hart en leven onafscheidelijk aan het mijne verhonden waren - wie weet het?" Hij had de laatste woorden mijmerend, meer in zichzelf dan tot haar gesproken. Onuitsprekelijk verlegen door de vraag die zij had gedaan, wist zij niet welke wending aan het gesprek te geven. Toen juist kwam haar nichtje Grace binnen en maakte haar taak gemakkelijk. Nooit was een stoornis meer welkom geweest. Daarna ontmoetten zij elkaar dikwijls; maar op het vroeger onderwerp werd nooit weer door hen gezinspeeld. Nu, vreemd genoeg, begon er eenige intimiteit te ontstaan tusschen kapitein Bevere en haar nichtje Grace. Eerst kostte haar cierge in de wisselbank, en zulks ter voorziening in de vacature, ontstaan door het overlijden van J. van der Leijé. De Amsterdamsche vereeniging „Liefdadigheid naar vermogen", welke onder den krachtigen steun van haar eere-voorzitter, prins Hendrik, in 1877 aan 171 gezinnen steun verschaft, f 3255 aan wekelijksche toelagen en ƒ3490 aan rentelooze voorschotten verstrekt heeft, hield Maandag avond hare algemeene vergadering. Uit het verslag, door den voorzitter uitgebracht, teekenen wij het volgende aan, dat ook elders overweging verdient. Een bezwaar, waarop de vereeniging geregeld stiet, was een volslagen gebrek aan samen werking tusschen de onderscheidene maatschappijen en personen, die liefdadigheid bewijzen. Daardoor,' zoo had de ervaring geleerd, werd soms menigeen gesteund door verschillende genootschappen, die geen steun verdiende, ten koste van anderen, die zoo ongelukkig waren wel degelijk hulp te verdienen. Bedriegerij is alzoo een gevolg van dit gebrek aan samenwerking tusschen hulp ver schaffende vereenigingen. In die overtuiging had Liefdadigheid naar ver mogen eene vergadering belegd van 24 liefdadige vereenigingen en armbesturen der stad, om daarin te voorzien. In die vergadering was men tot overeenstemming gekomen en tot aaneensluiting. De goede bedoelingen der liefdadigheid worden het best gediend door het wisselen van inlichtin gen en dit geschiedt thans zooveel mogelijk. Het Nieuws van den Dag meldt het volgende „De openbare vrij talrijk bezochte vergadering van de Haagsche afdeeling van den Anti-dienst- vervangingsbondwaar de kapitein van Tueren- hout Maandag avond in eene rede, tintelende van vaderlandsliefde en vast in het geloof aan de verdedigbaarheid van ons land, ontwikkelde dat de grondwet eene goede regeling van de levende strijdkrachten met verplichten persoonlijken dienst niet in den weg staat, werd gekenmerkt door een vermeldenswaardig incident. Een der aan wezigen een voormalig hoofdofficier lokte een afkeurende manifestatie uit tegen den landgenoot, die de noodlottige stoutmoedigheid had te ver kondigen: „dat Neerland's éer geen druppel bloed waard is". „De eindelooze toejuichingen waarmede dit pro test begroet werd, staakten eerst toen de bonds president het woord vroeg. De generaal van Stirum riep nu van de ledenlijst den naam van ds. Winkler Prins af, onder bijvoeging, dat hij deel uitmaakte van een der afdeelingsbesturen. dit bittere kwelling, maar ze kwam die flink te boven zóo volkomen dat zij Grace even lief kon hebben als vroeger en even hartelijk haar een morgen- en avondkus kon geven als zij van klein kind af had gedaan. Toch was ze maar een vrouw met een zwak, weerloos vrouwenhart, en soms deed dit pijn, scherpe pijn, als zij Grace uit zag rijden naast kapitein Bevere in het lage gemakkelijke rijtuigje waarin hij dagelijks uren op het strand doorbracht. Op een van deze ritjes verrastte kapitein Bevere zijn gezellin door met een smartelijke trilling in zijn stem te zeggen: „Grace, indien ik de ongelukkige verminkte niet was die ik ben, zou ik u vragen mij lief te hebben; maar ik zou het niet doen zonder u te zeggen hoe dierbaar uw nichtje Ethel mij was." Grace Darricot beefde. Zij had dit nooit ver wacht. Zij was zoo vertrouwelijk met hem ge worden alleen om Ethel's wil, opdat er eenmaal een tijd zou kunnen komen dat zij hem op eer lijke en kiesche wijze met den staat van haar nichtje's hart zou hekend maken. Dat nichtje te verdringen, dat was nog nooit in haar opge komen. En toch arm menschelijk hart werd ze een pijnlijk oogenblik in verzoeking ge bracht. Howard Bevere had baar sinds lang als de verwezenlijking van het edelst mannelijk ideaal toegeschenen. Een trilling van blijde ontroering zei baar hoe gemakkelijk het zijn zou hem lief te hebben. Voor een oogenblik smachtte haar hart naar dat ongedacht geluk, een geluk zóo

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1