N°. 66. 121e Jaargang. 1878. Dinsdag 19 Maart. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffitb C°. te Brussel en Parijs. GEMEENTE-BELASTINGEN. Middelburg, 18 Maart. Eene historische herinnering. Benoemingen en besluiten. 0 n d e r w ij s. Kerknieuws. Kohier voor de plaatselijke directe belasting op de inkomsten over 1878. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend dat het kohier voor de plaatselijke directe belasting op de inkomsten, over het jaar 1878, waarvan de heffing is goedgekeurd bij koninklijke besluiten van den 23™ December 1871, n" 31, van den 10™ December 1875, n° 28 en van den 7en December 1876, n° 16, ingevolge art. 264 dei- gemeentewet, voorloopig door hen is vastgesteld en gedurende veertien dagen, aanvangende Dins dag den 19™ Maart a.voor een ieder op de gemeente-secretarie zal zijn ter lezing nedergelegd en aldaar in druk verkrijgbaar gesteld, tegen betaling van 25 cent per exemplaar. Hiervan is op heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 18™ Maart 1878. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHORER. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Een reeks staats-almanakken is in den regel eene droge lectuur en eene Staats-courant bevat maar zelden iets, dat de verbeelding aan 't jagen brengt. Toch is soms in eene benoeming van de eene en in de datums, welke de andere in de gelegenheid stelt na te gaan, stof tot belangwekkende herinneringen, voor wien niet ten eenemale met de verborgen drijfveeren van sommige gebeurtenissen onzer dagen onbekend is. Van dien aard was het telegram, dat Zater dag avond het bericht bracht der benoeming van den gouverneur van Sumatra's Westkust, den heer Netscher, tot lid in het hoogste regee- ringslichaam van Nederlandsch Indië. Een twintigtal jaren geleden vertoonde zich voor het eerst de rook van een oorlogsstoom- sehip tusschen de groene boorden van een dei- schoonste stroomen van midden-Sumatra, de trotsche Siak-rivier. Het schip, Zr. Ms. stoom schip Merapi, droeg, behalve zijne bemanning, als passagier den toenmaligen resident van Riouw, den heer Nieuwenhuyzen, wiens bestem ming het was, 13 jaren later, in het slot-bedrijf dat het drama der uitbreiding van het Neder- landsch gezag over geheel Sumatra zon voltooien, een niet benijdenswaardige rol te vervullen. Hem vergezelde een jong ambtenaar der alge- meene secretarie, de heer Netscher, uithoofde zijner uitnemende kennis van het Maleischuit Batavia den resident Nieuwenhuyzen toegezon den, om hem bij zijne zending in het onbekende Siak-gebied behulpzaam te zijn en de bedoe lingen der Bataviasche regeering duidelijk te maken. Het was een verwarde toestand in het toen malige Siaksche rijk. Zwakke, onbekwame sultans, soms meer dan een te gelijk, voerden een onafhankelijk gezag over een uitgestrekt gebied, met schier onuitputtelijke natuurlijke hulpbronnen, welke door een ver armde, dun gezaaide, krachtelooze bevolking niet tot ontwikkeling gebracht konden worden. Van het aan den overkant der straat van Malakka gelegen gebied der Straits settlements kwamen nu en dan Engelsche gelukzoekers oversteken, stookten onrust in het land en matigden zich het gezag over den grond aan. Vond niet de Merapi, eenige maanden na haar eersten tocht, op het eiland Bangkalis aan den mond der Siak-rivier, een Brit, Wilson genaamd, genesteld in een geregeld, met ka nonnetjes voorzien fort, die bij het naderen van het oorlogsschip de onschendbare vlag van Albion omhoog heesch en dreigde iedere po ging om hem te verjagen met geweld te keeren? Er moet hier bijgevoegd worden dat elk beroep van dezen en andere avonturiers op het Britsch gezag steeds door den gouverneur der Straits settlements afwijzend beantwoord werdtot ergernis somtijds van de officieren der Engel sche oorlogsschepen te Singapore, die meer dan eens in de hoop verkeerd hebben van, tot be scherming van een Britsch onderdaan, de damned "Dutchmen op Sumatra eene les te gaan toedienen. De zending van den resident Nieuwenhuy zen en zijn secretaris gelukte. Zij slaagden er in een weinig orde en rust voor een wijl in het Siaksche rijk te herstellen. Maar een maand of wat later verrees al op het eiland Bangkalis, ter plaatse zelve waar Wilson ge poogd had zich te vestigen, een Nederlandsch fort, om aan den sultan zoo noodig hulp te kunnen verleenen, of om op den sultan zeiven, zoo noodig, te passen. Eenige jaren naderhand vinden wij te Bang kalis, nog wat later op de hoofdplaats zelve een assistent-resident gevestigd. Het Neder landsch gezag nam het rijk van Siak meer en meer onder zijne „beseheraing." Onnoodig te zeggen dat de resident Nieu wenhuyzen toen sinds lang zijne werkzaam heid naar een der residentiën op Java ver plaatst had. Wij springen eene reeks jaren over, waarin het Nederlandsch gebied, door den nood gedwongen, voortging zich, als de bekende „olievlek", Noordwaarts uit te zetten, en vinden den bekwamen penvoerder der eerste Siaksche expeditie, den heer Net scher, terug als resident van Riouw. Riouw ligt op een eiland, niet ver van Sin gapore, voor den ingang der straat van Malakka, als een soort van voorpost tusschen het Neder- landsche en het Britsche koloniale gebied. De Lingga-archipel, een aantal andere eilanden, henevens de uiterste strooken onzer, toenma lige bezittingen op Sumatra, behoorden onder den resident van Riouw, wiens werkzaamheid hoofdzakelijk van diplomatieken aard was en wiens gebied, van groote uitgebreidheid, onge veer even slecht samenhing als dat van Pruisen vóór de gebeurtenissen van 1866. Het is op merkelijk hoe dikwijls er, onder dergelijke om standigheden, de een of andere Bismarck voor den dag komt om zulk eene geographische fout" in orde te brengen. Steeds Noordwaarts, over Boekit-Batoe, Assa- han, Batoe-Bara, Delhi, zien wij de residentie Riouw haar gezag, als eene reusachtige polyp hare vangarmen, uitstrekken. Ons bestek gedoogt niet, het diplomatiek beleid te schetsen dat daarbij aangewend moest worden, tegenover de inlandsehe vorsten, tegenover de Engelschen, die krachtens het traktaat van 1824 beschermende rechten over de onafhan kelijke deelen van Sumatra deden gelden, tegen over de Nederlandsche regeering, die nu eens meer, dan eens minder huiverig ten opzichte der uitbreiding van haar gezag, toch ten slotte altijd in het vaarwater geleid werd waar haar bekwame vertegenwoordiger haar hebben wilde. Voor zijne eerzuchtige verbeelding was een „Gouvernement van Sumatra's Oostkust," zich aansluitende aan het reeds bestaande ter West kust, en door eene „Residentie Atjeh" ten Noorden gekroondeen duidelijk visioen der toekomst, dat door de vernietiging der tra cja- ten van 1824, welks ons tegenover Engeland nog honden, zijn laatsten zweem van nevel achtigheid verloor. De resident Netscher is gouverneur van Su matra's Westkust geworden vóór dat het door hem gedroomde gouvernement ter Oostkust geboren was. Zijn vroegere chef Nieuwenhuyzen maakte in de eerste poging om de „residentie Atjeh" in het rijk der werkelijkheid te doen treden, eene droevige figuur, waartoe echter niet slechts zijne eigen v erminderde geestkracht, maar ook ongunstige omstandigheden, van zijn toedoen onafhankelijk, hebben samengewerkt. Maqr bijhet vernemen der beschuldigingen, welke de politieke partpen en de leiders van het staatkundig leven in Nederland elkander beurtelings toewerpen, over het aandeel dat zij genomen hebben in de voorbereiding, de aan leiding, den aanvang en de leiding van den Atjeh-oorlog, moet, dunkt ons, nu en dan een spotachtige glimlach zich vertoonen op het scherpzinnig gelaat van het pas benoemde lid in den raad van Nederlandsch-Indië. Een glim lach, onderdrukt zoodra het noodig is, met de diplomatieke zelf beheeisehing welke zijne lang durige loopbaan hem geleerd heeft, maar die meer zegt over de roerselen en verschijnselen onzer koloniale geschiedenis dan banden vol his toriebladen. Naar wij vernemen is besloten tot- eene verwij ding van den toegang tot het droge dok alhier, door uithakking der sponningen voor de schip- sluis, teneinde die opening wijd genoeg te maken voor de nieuwe stoomschepen der stoomvaart maatschappij Zeeland, de Prinses Marie en de Prinses Elisabeth. De groote breedte dezer sche pen is oorzaak dat de eveneens buitengewoon hreede scheepsraderen stuiten tegen de schuins toeloopende wanden der opening van het dok, ofschoon deze opening, welke overeenkomt met de wijdte der sluizen in het kanaal door Wal cheren, van boven ruimte genoeg bezit. Eene afdamming van het dok zal waarschijnlijk voor dit werk niet noodig, doch de toegang wel gedu rende eenigen tijd gestremd wezen. Ofschoon strikt genomen geen onderwerp van openbare bespreking, zal het echter bij velen verwondering wekken, dat by den bouw dezer stoomschepen niet beter gelet is op de afmetin gen van het Middelburgsche dok, welke aan de ontwerpers, bouwmeesters en toezicht-voerenden niet onbekend zijn geweest. Er is thans gevolg' gegeven aan het eenigen tijd geleden door den burgemeester aan den ge meenteraad alhier medegedeelde voornemen tot het plaatsen van bordjes op de wandelingen met het opschrift„Het plantsoen op de wandelingen wordt aan de bescher ming van het publiek aanbevolen." De strafbedreiging welke op de vroegere bordjes voorkwam, is vervallen, hoezeer de strafbepa lingen op het vernielen of beschadigen van het plantsoen natuurlijk blijven gelden. Het is zeer te hopen, dat het publiek toonen zal aan geen strafbedreigingen behoefte te hebben óm de ge vraagde bescherming aan ons fraai plantsoen te verleenen. Aan de verkiezing van een commissaris in het polderbestuur van Walcheren, in de plaats van wijlen J. de Visser, is door 239 kiezers deelge nomen, waarvan 197 te Middelburg, 27 te West- kapelle en 15 te Oostkapelle. Er zijn 4 biljetten van onwaarde verklaard, zoodat het getal geldige stemmen 235 en de volstrekte meerderheid 118 bedroeg. Er zijn uitgebracht op de heeren J. H. Snijders, te Middelburg, 65; mr. W. C. Borsius, te Middel burg, 55; W. Reinierse Cz., te Middelburg, 32; A. Maas, te Serooskerke, 27D. Coppoolse, te Biggekerke, 26J. Riemens, te Serooskerke, 19 J. Peper, te Aagtekerke, 3; L. Dingerhanse, te Kondekerke, 2 stemmen, terwijl 6 personen ieder 1 stem verkregen. Er moet alzoo eene herstemming plaats hebben tusschen de heeren Snijders en Borsius. Op het strand te Domburg is aangespoeld een naambord, (vermoedelijk van eene sloep), zwart geverfd, waarop met witte letters Olga. De minister van financiën, overwegende dat de geadmitteerde expediteurs en convooiloopers W. van Eyk en comp.te Rotterdam, zich hebben schuldig gemaakt aan verkorting van 's rijks rechten, door aangiften van goederen tot eene lagere waarde dan door hun lastgever was opge geven, heeft goedgevonden de admissiën, te Rot terdam en elders verleend aan de firma w. van Eyk en comp.om op den voet van art. 118 der algemeene wet van 26 Augustus 1822 (Staatsblad n° 38), op de kantoren der rechten en accijnsen aangiften voor anderen te doen, in te trekken krachtens koninklijk besluit van 22 Januari 1841, n° 86 (Verz. n° 15), en zulks met de gevolgen bij dat artikel bepaald. St.-Ct Blijkens een bij het departement van koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië, dd. 15 Maart (in ons vorig nommer reeds onder „Tel. ber." gemeld), is het noodig geweest eenige troepen uit Atjeh naar de Westkust te zenden ter beteugeling van strandroof en tot herstel der gestoorde rust te Lohong, Noh en Malaboe. De expeditie, die ge- kommandeerd werd door den overste van Lier, heeft volkomen aan de verwachting beantwoord. De wederspannige hoofden zijn naar Kotta Radja gegaan om hunne onderwerping te beëedigen, en de gouverneur van Atjeh, die zich persoonlijk naar Malaboe heeft begeven om er den toestand op te nemen, heeft dien bevredigend gevonden. De gezondheidstoestand van onze bezetting wordt gunstig genoemd. {St.-Ct.) Het Wageningsch Weekblad is blijde dat de heer van Nierop te Amsterdam niet verkozen is, dewijl hij een Jood is„Israël, schrijft het godvruchtige orgaan, dient in den vreemde zijne pennen niet te vast in den grond te slaan- Het moet zich bereiden om over eenigen tijd het vaderlijk erfdeel weder in bezit te nemen." Uit de tale Kanaans overgezet zijnde, schijnt dit te beduiden dat het W. Weekblad „over eenigen tijd" een uittocht der Joden uit Nederland naar Palestina verwacht. Dat dit vooruitzicht de vrome heeren genoegen doet, begrijpen wij. Hoe minder andersdenkenden toch in het land, hoe meer kans dat zij zeiven baas zullen zijn. Maar zij moesten er althans niet de betuiging bijvoegen dat zij „Israël harte lijk liefhebben". Zulk eene huichelarij wekt afkeer. belastingen. Benoemd W. F. J. Passtoors, thans controleur der directe belastingen, invoer rechten en accijnsen te Eindhoven, tot controleur derzelfde middelen te Maastricht. koloniën. Goedgekeurd het besluit van den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië, dd. 28 Januari 1878, waarbij mr. H. D. Levyssohn Norman, op zijn verzoek, wegens ziekte, eervol ontheven uit de betrekking van lid in den raad van Nederlandsch Indië. Benoemd tot lid in den raad van Nederlandsch Indië, E. Netscher, thans gouverneur van Samatra's Westkust. Op verzoek eervol ontslag uit 's lands dienst verleend aan O. van Rees, vice-president van den raad van Neerlandsch Indië, onder dankbetuiging voor de goede diensten, ook in de laatst door hem bekleede betrekking weder aan den lande bewezen, en met bepaling dat het ontslag zal in gaan met den dag van de maand April, waarop hij Nederlandsch Indië zal verlaten. Door den gemeenteraad van Bergen op Zoom is tot onderwijzer aan de gemeentemuziekschool benoemd de heer O. I. Bekker, uit Harderwijk. De heer P. C. Groen, pastoor in de parochie van Middelburg, hoopt morgen (Dinsdag) de 25- jarige vervulling dier betrekking alhier te her denken. De plechtige dienst in de Roomsch- katholieke kerk zal des morgens te 9 uren aan vangen. Beroepen hij de Nederduitsch hervormde ge meente te Hoogland, classis Amersfoort, de heer J. J. Richard, predikant te Vissingen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1