N°. 65, 121e Jaargang. 1878. 18 Maart. Dit blad verschijnt uaSCnjaa, met uitzondering' van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3,m. franco è,50. Afzonderlijke nömmerS zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien; 20 Cent per regel, Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels f 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. RIJKS-BELASTINGEN. Middelburg, 16 Maart. De Londensche Metselaars-strike. De burgemeester van Middelburg maakt bekend dat bij hem ontvangen en aan den ontyanger der directe belastingen ter invordering is verzonden het door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg, den 120D Maart 1878, invorderbaar verklaarde kohier n1 11 voor de belasting op het personeel voor het dienstjaar 1877/8, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschul digde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden behooren te wor den ingediend; terwijl hij voorts de belastingplichtigen, die in den loop des dienstjaars een perceel verlaten, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in hunnen dienst achter te laten, indachtig maakt op de gunstige bepaling van art. 7 der wet op de personeele belasting van den 9™ April 1869 (Stbl. n° 59). Hiervan is heden afkondiging geschied waar het behoort. Middelburg, den 15eri Maart ,1878. De burgemeester voornoemd, SCHORER. SC H t'I I) Vö IIO K RIN' («EN ten laste van het rijk en de, provincie. De burgemeester en wethouders van Middelburg: Gezien de circulaire van den commissaris des konings in de provincie Zeeland, van den l'2tu Maart 1878, A n° 1012, l8 afdeeling (Provinciaal blad n° 33); herinneren bij deze de belanghebbenden aan de bepaling, vervat in de wet van 8 November 1815 (Stbl. n* 51), volgens welke alle schuldvorderin gen ten laste van het rijk, binnen zes maanden, volgende op het jaar waarover zij loopen, zullen moeten zijn ingediend bij de administratiën, collegiën, autoriteiten of ambtenaren, die de orders tot het doen van leverantiën of anderszins gegeven heb ben, op straffe van bij verzuim te worden ge houden voor verjaard of vernietigd; alsmede aan die van art. 125 der provinciale wet, waarbij de termijn van verjaring voor het rijk van toepas sing is verklaard, op de vorderingen ten laste van de provincie. Onder uitnoodiging tevens, om de indiening hunner schuldvordering over 1877, daar en waar het behoort, zoo spoedig mogelijk te bewerkstel ligen en daarvoor het aangegeven tijdstip van 30 Juni a. niet af te wachten. Middelburg, den 15en Maart 1878. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHORER. De secretaris, G. N. DE STOPPELAAR. Vóór eenigen tijd werd herhaaldelijk mede gedeeld dat met de stoombooten der maatschappij Zeeland Duitsche metselaars naar Londen wer den overgevoerd, om daar de plaats in te nemen van Engelsche werklieden, die den arbeid ge staakt hadden. Ook langs andere stoomvaart lijnen had deze overvoer plaats. Men las hier te lande deze berichten, doch schonk er niet veel opmerkzaamheid aan. Werkstakingen zijn in Engeland een zoo gewone zaak geworden, dat men ze, of hetgeen er mede in verband staat, nauwelijks meer de aandacht waardig keurt. Niettemin is deze invoer van vreemde arbeidskracht een nieuw verschijnsel op het gebied van het arbeiders-vraagstuk, dat wij niet onopgemerkt voorbij wogen laten gaan. De werkstaking der Londensche metselaars heeft zich het eerst voorgedaan bij den bouw der reusachtige nieuwe gerechtshoven, die nabij het Strand verrijzen. Eene loonsverhooging van 5 cent per uur, gepaard aan eene vermin dering van het aantal werkuren, werd gevor derd. De aannemers van het metselwerk beweerden een arbeidsloon van 45 cent per tmr tot grondslag hunner inschrijvingen te hebben aangenomen en dus buiten staat te zijn den eisch om vermeerdering in te willigen. Waarschijnlijk was deze bewering niet geheel juist. Immers de aanvoer van werklieden uit alle oorden, tot zelfs uit Canada, waartoe de aannemers later overgegaan zijn, moet hun veel meer gekost hebben dan de eisch der Londensche werklieden bedroeg. Het ligt dus voor de hand dat de weigering gegrond was op een besluit, misschien in overleg met andere werkgevers genomen, om eens en voor altijd een dam op te werpen tegen het streven der Engelsche werklieden, die nu den eenen, dan den anderen tak van nijverheid stil doen staan, teneinde de patroons tot toe geven te dwingen. Yan dat besluit was de invoer van vreemde arbeidskracht het logisch en te voren aanvaard gevolg. Hierin juist, in zijne algemeene strekking, ligt de beteekenis van het verschijnsel. Het afwijzend antwoord der aannemers werd door eene werkstaking gevolgd, welke, door de financieele hulpmiddelen der Londensche en provinciale werklieden-vereenigingen ge steund, maanden lang aanhield en zich over honderden werklieden uitstrekte. Het door de Engelsche metselaars versmade dagloon, werd door de vreemdelingen gretig aangenomen. Daartegenover stond echter, niet alleen de algemeen erkende minderheid van den buiten- landschen tegenover den flink gevoeden en daardoor krachtig ontwikkelden Britschen werk man; maar ook het bij alle landverhuizing waargenomen verschijnsel, dat het juist niet de beste krachten zijn, welke zich tot fortuin zoeken in den vreemde leenen. De opzichter der uit Duitschland gekomen metselaars verklaarde ronduit dat de Leistungsfdhigkeit zijner landslieden veql te wenschen overliep Bovendien lieten de Engelsche werkstakers het niet aan tegenwerking ontbreken. In den aan vang moesten de vreemdelingen door de politie macht tegen aanrandingen beschermd worden. Later werden de uiterste pogingen aangewend om hen over te halen, ook op hunne beurt hooger eischen tegenover de aannemers te doen gelden. Te gereeder slaagden deze pogingen, daar de aannemers aan de minder bekwamen spoedig het volle loon weigerden, en de vreemdelingen zich, hij het dure leven in Londen, over 't algemeen teleurgesteld von den in hun verwachtingen. Volgens eene ver klaring toch van graaf Munster, denDuitschen gezant te Londen, is een loon van 21 tot ƒ25 per week voor een arbeidersgezin nauwelijks voldoende om in de wereldstad te leven. Ein delijk waren de agenten der werkstakers mild in het verschaffen der middelen om naar het vasteland terug te keeren. Menig Duitscher is dan ook, teleurgesteld over het Britsche Eldorado door heimwee naar zijn Heimath geplaagd, met het reisgeld der strike-comités in den zak het Kanaal weder overgestoken. Van den anderen kant hebben de Engelsche werkgevers in het door de aannemers der met selwerken uitgevoerd besluit een voorbeeld en eene aanmoediging gevonden. Reeds is eene werkstaking onder de Londensche timmerlieden aangekondigd, welke door de patroons vermoe delijk met hetzelfde wapen bestreden zal wor den. De ijzerfabrikanten en de eigenaars der kolenmijnen hebben hun voornemen uitgesproken om op hunne beurt, met behulp van werkkrach ten uit het vasteland, uit Afrika, uit China zelfs als het zijn moet, de Engelsche arbeiders onschadelijk te maken. Is deze wending, welke de strijd tusschen arbeid en kapitaal aanneemt, te betreuren of toe te juichen? Een schrijver in het Februari-nommer van den „Economist", de heer E. Rooze, te Londen gevestigd, aan wiens opstel wij de bovenver melde bijzonderheden ontleenen, is zeer met de zaak ingenomen. „Wij voor ons, schrijft hij, blijven vast gelooven dat ongestoorde concurrentie de weg is, die op den langen duur voor alle partijen de meeste voordeden aanbiedt,.,.. Werkstakingen hebben haar vrijen loop gehad en behooren dien ook te behoudenmaar onberekenbare schade hebben zij aan de' arbeiders zeiven berokkend, Toch is de werkstaking en dienstweigering niets anders dan de eenvoudige toepassing dei- vrije mededinging op de arbeidsmarkt, door onderlinge aaneensluiting gesteund. Welnu, indien de werklieden, niettegenstaande al het leed daardoor ondervonden, met het voortdurend bezigen van dat middel blijven voortgaan, dan zullen zij ook geen reden tot klachten hebben indien Europeesche werkgevers, volgens diezelfde wet der mededinging, vroeg of laat tot invoer van Chineesche werklieden hun toe vlucht nemen." Wij zonden aarzelen dit gevoelen te onder schrijven, Niet dat wij den aanvoer van vreemde arbeidskrachten door kunstmiddelen belemmerd zouden willen zien maar de toe passing der „vrije concurrentie" op de levende arbeidsmarkt lijkt ons een middel, minstens even erg als de kwaal. Wat toch zal deze verhuizing van arbeiders uit andere werelddeelen naar ons overbevolkt Europa, welke, zal zij iets baten, op grooie schaal moet plaats hebben, ten gevolge hebben? Een rassen-strijd, zich parend aan den reeds bestaanden klassen-strijd. Eene toe neming der armoede, wanneer eene menigte inheemsche arbeiders, eerst geruimen tijd tot ledigheid gedoemd, daarna tot het deelen van het kariger loon met de buitenlanders genood zaakt zullen worden. Bovendien zou het mid del slechts tijdelijk baten. De behoeften der Chineesche koelies, der Afrikaansche negers, mogen in den aanvang geringer, hun eischen lager wezen dan die van den Britschen werk man, het zon een wonder zijn indien zij niet van dezen, evenals de Duitsche metselaars deden, de kunst leerden om hooger aan spraken te stellen, waartoe de duurdere le vensvoorwaarden hen overigens van zelf zullen brengen. Van het gevaar der invoering een ei- vermomde slavernij spreken wij niet eens, In elk geval zou de strijd slechts voor een oogen-- blik gestild worden, om later weder uit te barsten, verergerd door al de kansen, welke de aanvoer eener uitheemsche bevolking, van alle banden van vaderland, bloedverwantschap en gewoonte los, met zich zou sleepen. Wil men het overal bestaand geschil over de werkloonen als een bijna normaal verschijn sel van onzen tijd beschouwen, dan mag tel kens, waDneer de eene partij naar het gewel dige middel der werkstaking grijpt, dit feit met de uitbarsting van een oorlog gelijk gesteld worden. De aanvoer van vreemde arbeids kracht geeft daarbij aan de andere partij een wapen in de hand om, krachtiger dan zij tot dusverre in staat was, geweld met geweld te keeren. Dat de strijd daardoor in heftigheid toenemen, dat hij waarschijnlijk van bloedige catastrophes nog minder vrij blijven zal, is gemakkelijk te voorspellen. Wij kunnen ons dus over de invoering van dit wapen niet verheugen. Er zijn andere middelen bedacht, niet om de partijen sterker te wapenen, maar om den oorlog zoo lang mogelijk te voorkomen. In vele streken van Engeland zijn raden van verzoening ingesteldwelker leden uit de patroons en de werklieden gekozen worden, om de rijzende geschillen te beslechten. Het parlement heeft het bestaan en den werk kring dier raden door de wet geregeld. Ook hebben de practische Engelsche wetgevers, zonder zich in theoretische bespiegelingen te verdiepen over de al- of niet-wenschelijkheid van een „wetboek voor den arbeid", in September 1874 eene wet uitgevaardigd, tot regeling der bevoegdheid van de gewone rech terlijke lichamen ten opzichte van dergelijke geschillen. (An aèt] to enlarge the powers of county-courts in respect of disputes between em ployers and workmenand, to give other courts a limited civil jurisdiction in respect of such disputes Door deze instellingen is in Engeland reeds veel goed gedaan en menige strijd door min nelijke schikking bijgelegd. Het blijkt niet of zij in het Londensche metselaars-geschil zijn beproefd of toepasselijk waren. Zij ver dienen echter hier vermelding, omdat ten onzent in dit opzicht nog volstrekt niets gedaan is terwijl juist in Nederland, waar de klassen strijd een zoo hevig karakter nog niet heeft aan genomen en de omstandigheden tot het voor komen daarvan over het algemeen gunstig zijn, door het in tijds nemen van maatregelen om den stroom te leiden, groote gevaren voor komen kunnen worden. Om in die richting iets te kunnen doen, moet echter het gemeenschapsgevoel tusschen de verschillende klassen levendiger en meer ontwikkeld worden, dan tot dusverre ten onzent het geval is. Er moet meer besef ontstaan dat de patroon zoo min deü werkman missen kan als omgekeerd, en uit het bewustzijn, dat het welzijn van den een onmisbaar is voor dat van den ander, móet de bereidwilligheid gebo ren worden om iets van het wederzij dsch eigenbelang op te offeren en om tot elkander te naderen. Daaraan ontbreekt, ondanks veel uiterlijke gemoedelijkhèid in de vormen veel. Het denkbeeld om op den voet van ge lijkheid met zijne loontrekkend en te onderhan delen, is in den Nederlandschen burgerstand nog tamelijk vreemd, gelijk de geschiktheid om op dien voet met zijne loongevers in onder handeling te treden, bij onzen werkman, uit gebrek aan voldoende ontwikkeling, nog maar al te vaak gemist wordt. Tot het vestigen eener overtuiging omtrent de wenschelijkheid van dien beteren toestand, kan bet zijn nut hebben te wijzen op de ge vaarlijke middelentot welke in een tot het uiterste gevoerden strijd eindelijk de toe vlucht genomen wordt. Om deze reden ves tigden wij op de Londensche metselaars-.rfri/ce en op het daarbij voor het eerst in 't groot toegepaste beginsel van den aanvoer van vreemde arbeidskrachten de aandacht onzer lezers. In eene gisteren avond alhier gehouden verga- dering van het district Middelburg en omstreken van „Eigen hulp", werd door den waarnemenden voorzitter medegedeeld, dat de heer W. J. N. Landré wegens vertrek naar elders zijn ontslag als bestuurslid en secretaris moet nemen. Hij bracht namens de leden hulde aan de verdiensten van den aftredende, onder dankbetuiging voor al hetgeen hij voor de vereeniging heeft gedaan. De heer Landré betuigde zijn leedwezen dat hij zijne betrekking moest nederleggen, onder verzekering van zijne voortdurende belangstelling in alles wat de vereeniging betreft. Tot bestuurslid werd benoemd de heer P. Pichal, die de betrekking aannam en zich later ook bereid verklaarde om het secretariaat waar te nemen. Door de kamer van koophandel te Vlissingen is eene commissie van drie leden uit haar midden benoemd om rapport uit te brengen over de wen schelijkheid eener verandering in de vertrekuren der spoortreinen, voor den aanstaanden zomer dienst. Door den gemeenteraad van Goes is in eene gisteren avond gehouden vergadering met 7 van de 12 stemmen benoemd tot opzichter over de gemeentewegen en werken de heer J. W. FCouvée, bouwkundige te Gouda. De 5 andere stemmen waren uitgebracht op den heer de Zomerbuiten gewoon opzichter van den waterstaat te Mid delburg.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1