N°. 56.
121e Jaargang.
it
7 Maart.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3|m. franco 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz. van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 6 Maart.
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s,
Kunstnieuws.
Rechtzaken.
De gemeenteraad van Vlissingen heeft in zijn
heden namiddag gehouden zitting onder meer de
volgende hesluiten genomen
Aan den hulponderwijzer M. Verstraaten is,
op zijn verzoek, eervol ontslag verleend.
Ter vervulling van twee bestaande vacaturen
in de plaatselijke schoolcommissiezijn benoemd
de heeren A. E. de Bruijn en J. J. P. Hector,
nadat aan den heer van Aken, wegens vertrek
naar elders, eervol ontslag uit die betrekking
was verleend.
Den tot hoofdagent, bevorderden agent van
politie Fannoy is eene jaarlijkache toelage van
f 25 boven zijne jaarwedde verleend.
Een verzoek van den heer A. C. Tèrwóert, om
afschrijving van hoofdelijken omslag, is afge
wezen.
Een brief van gedeputeerde staten, waarin op
uitnoodiging van den provincialen inspecteur van
het lager onderwijs wordt aangedrongen op eene
tusschenschool, is voor de leden ter inzage gelegd,
om later te behandelen.
Den heer Schiffer is, op zijn verzoek, eene toe
lage van f 25 's jaars toegekend voor de uitgaaf
van het gedrukt kohier van den hooldelijken
omslag.
Men schrijft ons uit Rotterdam:
De a nti-re volution airekieze rsvereenïging Neder
land en Oranje heeft besloten zich bij de aanstaande
herstemming te onthouden. Voorde tegenstanders
der candidatuur van den heer Kerdijk is dat eene
groote teleurstelling; zij hadden bepaald op hulp
van die zijde gerekend en verwacht, dat bij de
herstemming de anti-revolutionairen even ijverig
als de ultramontanen de candidatuur van den
heer van Stolk zouden steunen. Thans kan
ten minste niet gezegd worden, dat dr. Kuyper
het heeft gedaan. De Standaard toch heeft dade
lijk gezegd, dat het verdiende overwogen te
worden, of niet om Kerdijk te weren, van Stolk
moest gesteund worden, - Het Wageningsch Week
blad, geredigeerd zooals men weet door ds.Buy-
tendijk te Kralingen, die zitting heeft in het be
stuur der genoemde kiezersvereeniging, heeft zich
veel stelliger uitgelaten dan de Standaard en
bepaald aangeraden de candidatuur-van Stolk te
ondersteunen. De kiezersvereeniging echter is
haar eigen gang gegaan, waarschijnlijk begrijpende
dat de verkiezing van den heer van Stolk aan
hare beginselen geen voordeel zou aanbrengen en
dat zij zich slechts kon compromitteeren door, in
gezelschap van de; ultramontanen, zich in de weer
te stellen voor eene zeer dubbelzinnige candi
datuur. r:
Nu alzoo de coalitie, die zich om den heer van
Stolk schaart, niet ook nog door een paar hon
derd anti-revolutionairen versterkt wordt, bestaat
er alle hoop, dat de heer Kerdijk bij de herstem
ming de overwinning zal behalen.
In de (oude) Rotterdamsche courant kan men
lezen dat de heer Kerdijk is „een vertegenwoor
diger van de geavanceerde geavanceerdheid."
In het Haagsche Dagblad wordt het feit, dat
de heer Kerdijk in herstemming moet komen,
voorgesteld als een heugelijk bewijs dat de kie
zers „zich trachten te ontworstelen aan de heer
schappij van enkele toongevers."
Gaat meD nu na dat deze „toongevers" der
„geavanceerde geavanceerdheid" moeten zijn
de Nieuwe Rotterdamsche courant, benevens
de kiezersvereenigingen „Orde" en „Burgerplicht",
van welke laatste de heer van Stolk mede-lid is,
dan behoeft men niet verder te vragen aan welke
zijde de meeste moeite gedaan wordt om willens
en wetens de verwarring van begrippen levendig
te houden en te vermeerderen.
En zij, die zóo schrijven, durven dan nog te
beweren dat zij „zuivering van den politieleen
dampkring" wenschen!
De Nieuwe Goesche courant vertelt, als iets
zeer opmerkelijks, dat de twee wetsontwerpen tot
het aangaan eener leening en tot het heffen der
successie belasting in de rechte lijn, zijn ingediend
na de verkiezingen. Ware die indiening vóór
dien tijd gebeurd, beweert zij, dan zou ze ook
op de verkiezingen wel invloed hebben kunnen
uitoefenen.
Toch zeker niet om den heer van Lijnden te
doen verkiezen, onder wiens ministerschap, door
zijn ambtgenoot, den heer van der Heim, èn het
leeningplan èn de successie betasting het eerst
werden aangekondigd
Een briefschrijver uit Gent meldt aan het
Nieuws van den Dag het volgende:
„In mijn jongsten brief, handelende over de
quaestiën van water en spoorwegen, thans tusschen
de Nederlanden en België hangende, opperde ik
de meening, dat de Antwerpsche handel zich thans
wel inschikkelijker zou toonen dan, nu een paar
jaren geleden, in zake van het kanaal van Ter
•NeuzenAntwerpen, inderdaad, heeft het hoogste
belang bij eene spoedige regeling dier punten,
want wat het bij het uitblijven eener overeen
komst zou verliezen, blijkt uit het volgende feit:
„In het begin van Januari had te Duisburg
eene aanbesteding plaats vöor het vervoer naar
Genua van 4500 tonnen rails van 9 meters lengte.
Tot heden toe gebeurden die transporten immer
over Antwerpen, en verscheidene reedershuizen
hadden ingeschreven ten prijze van fr. 17.25 per
1000 kilogr., te Antwerpen van den wagon genomen
en franco per stoomboot te Genua geleverd. Dit
maal werd dit transport toegewezen aan de Neder-
landsche stoomboot-maatschappij, die den prijs
van fr. 16.25 had gestelddie van Amsterdam
waren dus eén frank per ton lager dan die van
Antwerpen. Deze lagere prijs kon aangeboden
worden, doordien de nieuwe spoorbanen in gemeen
schap met Amsterdam veel goedkooper zijn dan
die van Antwerpen naar de nijverheidsinrich
ting aan den Rijn.
„Meer was er niet noodig, om de Antwerpenaren
te overtuigen van de noodzakelijkheid om spoedig
de quaestie AntwerpenGladbach te regelen, en
hun naijver jegens Gent zal nu wel wat stillen,
bedreigd als zij zijn met de veel ernstigere con
currentie van uwentwege.
„Onze dagbladen melden dat de conventie van
Ter Neuzen is onderteekendhet Journal de Bruges
treedt zelfs in bijzonderheden, en' zegt dat de
quaestie van den Grand-Central daar buiten is
gelaten. Doch die tijding schijnt voorbarig te
wezen, en bij het ontvangen mijns briefs, zal men
bij u te lande wel beter weten hoeverre de onder
handelingen nu staan.
„In elk geval zal Gent nog niet zoo spoedig
uit het verdrag voordeelen kunnen trekken. Nog
veel blijft er aan de Neuzensche vaart te ver
richten. Wel is men met de werken tot aan
Selzate, dicht bij de grenslijn, gevorderd en de
verhouding der sluizen van ;Ter Neuzen wordt
voorloopig als voldoende geoordeeld maar nog
moet de sectie van Gent naar Wondelgem, eene
lengte van nagenoeg eene mijl, worden uitgedol-
ven en verbreed; aan het nieuwe bassin in onze
stad werd nog niet eens begonnen, en voor het
oprichten der onmisbare maritieme gebouwen zal
er ook nog veel tijd noodig zijn. De credieten
voor dit alles moeten nog door de kamers en door
de gemeente worden goedgekeurd, en de stad Gent
zal verplicht zijn, te dien einde eene aanzienlijke
geldleening aan te gaan."
zeemacht. Bij koninklijk besluit wordt de
luitenant ter zee 2" klasse J. B. Dukkers op zijn
verzoek met den laatsten dezer eervol uit den
zeedienst ontslagen.
belastingen. Bij koninklijk besluit is T. H. E.
baron Nahuys, thans controleur der directe belas
tingen, invoerrechten en aecijnsen te Breukelen,
benoemd tot ontvanger derzelfde middelen te
Gorinchem c. a.
ouderscheidingen. Het heeft den koning be
haagd tot belooning dergenen die zich onder
scheidden
1° bij verschillende militaire operatiën en afzon»
derlijke gevechten in Atjeh tusschen 26 Januari
en 15 Maart 1877:
a te benoemen tot ridder 4e klasse van de
Militaire Willemsorde: den offi. van gez. Ie kl.
F. C. van Goens; de le luits. der inf. G. Vink
en H'. Krull, eerstvermelde sedert bevorderd tot
kapit.de officieren van gez. 2e kl. P. Schijff en
K. Rossden 2en luit. der inf. J. W. Libosan
den serg.-maj. der inf. J. Louisoder, sedert bevor
derd tot adjud.-onderoffi., dienstdoende als offi.
de fuseliers C. T. W. Denker en H. F. vanEver-
broeckeerstvermelde sedert bevorderd tot kor
poraal; den Afrikaansbhen fuselier J. Kooi en
den inlandschen fuselier Djogatie, sedert bevorderd
tot korporaal
h bij afzonderlijke dagorderszoowel in Indië
als in Nederland, eervol te doen vermelden: den
maj. der inf. P. W. H. du Pon; den kapit. van
den generalen staf C. H. O. M. von Winningden
kapit. der inf. W. F. de Wildeden len luit. dei-
art. J. J. Munniks de Jongh, sedert bevorderd
tot kapit.; den len luit. der genie F. J. Haver
Droeze, toegevoegd aan den algemeenen staf der
troepen; den adjud.-onderoffi/ der art., dienst
doende als offi., P. W. Kramer; den serg. der
inf. B. H. Scheneen den serg. der art. A. Zoet
mulder; en
2° bij de krijgsverrichtingen in Langsar, tus
schen 10 en 19 Mei 1877:
a te benoemen tot ridder 4e kl. van de Mili
taire Willemsorde: den offi. van gez. 2e kl. der
koninklijke Nederlandsehê marine M. Steensma
den len luit., der inf. H. C. P. de Bruynen den
fuselier J. Barkmo.es; en
6 bij afzonderlijke dagorders, zoowel in Indië
als in Nederlandeervol te doen vermeldenden
maj. der inf. F. W. Meijer; en den luit. ter zee
2e kl. H. Nijgh, sedert bevorderd tot luit. ter zee
Te klasse.
Aan de hoogeschool te Groningen zal een leer
stoel in de pharmacie opgericht worden.
De gemeenteraad van Almelo heeft tot leeraar
in de Ned. taal en geschiedenis aan de school
voor middelbaar onderwijs aldaar benoemd den
heer Fred. A. van Dam, onderwijzer te Leiden.
Naar men verneemt heeft prof. Hilger, te
Erlangen, benoemd tot hoogleeraar aan de uni
versiteit te Amsterdam, aan het aanzoek der
regeering van Beieren gevolg gegeven en voor
zijne benoeming bedankt.
Het oratorium „Judas Jjaccabaus", dat door
de zangvereeniging „Tot oefening en uitspanning"
alhier gisteren avond werd uitgevoerd, is een dei-
laatste werken van den grooten toondichter G. F.
Handel. Het werd door hem geschreven te Lon
den in 1746, op zijn 61e jaar alzoo en in het
tijdperk waarin bijna ieder jaar (en somtijds
meerdere in een jaar) een dier groote werken van
zijne hand verschenen, zooals de Belsazar, Hercu
les, Josua, Jephtha enz., die tot in den tegen-
woordigen tijd als, in hunne soort, onovertroffen
meesterstukken door de muzikale wereld op prijs
gesteld worden.
Op het „in hunne soort" dient echter in dit
geval nadruk gelegd te worden. Het valt toch
niet te ontkennen dat voor den tegenwoordigen
smaak deze werken iets van hunne waarde ver
loren hebben. Eerstens zijn ze te lang. De Duit-
schers spreken veel van eene himmlische Lange
maar 65 nommers, zooals de „Judas Maccabaus"
telt, zijn voor eene muzikale maag van onzen
tijd, op éen avond, niet te verteren. Door ruime
coupures wordt aan dit bezwaar zoo goed moge
lijk te gemoet gekomen, doch wat er overblijft
is toch altijd, voor de meeste hoorders, nog too
much of a good thing. Voorts heeft de vorm van
vele nommers, althans bij oppervlakkig gehoor,
te veel onderlinge overeenkomst om niet lichtelijk
een indruk van eentonigheid te geven. Van daar
dat zelfs een aandachtig en muzikaal ontwikkeld
toehoorder, hoe groot zijn genot moge zijn in
het begin van den avond, gedurende het laatste
gedeelte eéner opvoering van een van Handei's
oratoriums zelden een gevoel van moeheid van
zich kan weren.
Slechts eene uitstekende opvoéring kan deze
niet weg te nemen nadoelen vergoéden, en geluk
kig mag erkend worden dat de opvoering van
gisteren avond in Yele opzichten aan dien eiseh
voldeed. Allereerst verdient hier hulde gebracht
te worden aan de uitstekende verdiensten van mej.
W. Gips, die de sopraan-solo's zong op eene wijze,
welke alle gedachte van moeheid of eentonigheid
verbande. Haar frissche krachtige stem buigt zich
tot de halsbrekende moeilijkheden van Handel's
eindelooze modulatiën met eene onovertreffelijke
gemakkelijkheid. Daardoor is het haar mogelijk
aan hare voordracht eene groote mate van afwis
seling en schakeering bij te zetten, wat voor de
meeste zangers, geheel ingespannen als zij zijn
door de technische bezwaren hunner taak, bijna
ondoenlijk is. Schitterend kwamen deze eigen
schappen van mej. Gips vooral uit in de beide
aria's Er nahm den Raub den Königen en Dann
tont der Laut und Earfe Klang, welke als de
glanspunten van den avond beschouwd konden
worden.
De tenor-solist, de heer R. Bohnen voldeed met
zijn niet sterk, doch liefelijk geluid in onze con
certzaal goed, ofschoon hij op den avond der
uitvoering minder goéd gedisponeerd was dan op
dien der laatste repetitie.
De heer Orelio, met wien wij voor het eerst
kennis maakten, heeft eene welluidende basstem,
die nog niet tot haar volle ontwikkeling gekomen
is. Zijne intrede in onze kunstwereld mag als
eene aanwinst beschouwd worden.
De alt-solo's werden gezongen door eene dilet
tante, aan wie het voorrecht eener buitengewoon
schoone stem is ten deel gevallen en van wie
dus gehoopt mag worden dat zij haar talent nog
meermalen aan het kunstgenot harer stadgenooten
zal willen dienstbaar maken. Yooral in het schoone
gebed der derde afdeeling Vater und Gott! en in
het duo met mej. Gips O Friedereich enz. kwam
haar fraai geluid tot zijn recht.
Van de koren en het orkest mag met veel lof
gewag gemaakt worden. Aan kracht ontbrak
het hun het minst; of ook ten opzichte der be
schaafdheid alleen plaats zou zijn voor toejuiching,
moge een strenger oordeel uitmaken dan wij
ons veroorloven tegenover dilettanten, die de uit
voering van een zoo moeilijk werk ondernemen.
De avond van gisteren behoort tot die, op
welke de zangvereeniging en haar directeur met
zelfvoldoening terug mogen zien. Het publiek
gaf door zijne talrijke opkomst en nu en dan ook
door eenige toejuiching blijk dit gevoelen te
deelen.
Den 2Tm Maart aZal voor het gerechtshof
te 's Hage behandeld worden de zaak van Johan
nes Paulus Oberst, arbeider te Zierikzee, beschul
digd van feitelijkheid tegen de eerbaarheid, met
geweldadigheid uitgevoerd bij een meisje van 15
en bij een kind van 4 jaren.
In deze. zaak zijn zes. getuigen gedagvaard
waaronder drie deskundigen.
De correctioneele kamer der arrondissements
rechtbank te Amsterdam heeft gisteren namiddag,
in tegenwoordigheid van een talrijk publiek, uit
spraak gedaan in de strafvervolging tegen de
heeren Munzenbrock en H. C. Cruys, directeuren
van de „Nederlandsche suikerraffinaderij", be
klaagden wegens misbruik van vertrouwen. Bij
een gemotiveerd vonnis heeft de rechtbank beide
beklaagden vrijgesproken, 1° omdat niet bewezen
is, dat de beleende suikers aan hun bestemming
zijn onttrokken. Het beheer der directeuren
strekt zich ook uit tot andere daden van koop
handel; hét beleenen van ruwe suikers is niet
door de statuten verboden en bij raffinaderijen
wel degelijk gebruikelijk. Mitsdien heeft het te
laste gelegde feit van détournement niet plaats
gehad. Daarbij is gebleken, dat de directeuren
niet in privé maar in qualiteit hebben gehandeld
als lasthebbers der vennooten, met dat gevolg
dat de vennootschap moet geacht worden, gedaan
te hebben wat zij hebben verricht. Vermits de
hoofdvereischten ontbreken tot toepassing van
art. 408 van den Code Penal, i» het overbodig
nog een verder onderzoek in te stellen.
In tegenstelling van de apothekers te 's Hage,
hebben die te Amsterdam besloten wel aan „Eigen