N°. 44.
121e Jaargang.
1878.
Donderdag
21 Februari.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per 3/m. franco 3,50,
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Ad ver ten tien: 20 Cent per regel,
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—7 regels 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden beregend naar plaatsruimte,
Hoofdagent vóór België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en
Middelburg, 20 Februari.
Annexatie-vrees.
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s.
Kerknieuws.
Marine en leger.
Landbouw.
V 7 fi
Herhaaldelijk reeds spraken wij onze over
tuiging uit dat zij, die bij ons te lande aan
houdend de vrees opwekken en levendig houden
voor het ware of ingebeelde gevaar van inlij
ving, dat ons land heet te loopen, eerstens
daarmede afbreuk doen aan onze nationale
waardigheid en in de tweede plaats het ge
vaar, dat zij duchten', eer in de hand werken
dan bestrijden.
Wij ontvangen over dit onderwerp van een
onzer Brusselsehe medewerkers een brief, die
zoo geheel onze meening uitdrukt, dat wij
hem ernstig in de aandacht onzer lezers aan
bevelen.
„Het bericht, zoo schrijft onze bericht
gever, der vriendschappelijke ontvangst,
welke den koning en de koningin der Belgen
bij hunne komst te Berlijn is ten deel gevallen
van de zijde des Duitschen keizers en zijner
geheele familie, is voor sommigen hier te lande
eene ware verlichting geweest.
„Evenals ten uwent zijn er bij ons lieden
die zich steeds de zwartste schrikbeelden voor
den geest roepen en die aanhoudend, in hun
verbeelding, het Damocles-zwaard der inlijving
boven Belgiëen natuurlijk ook boven
Nederland, heen en weder zien slingeren.
Deze lieden geven zich uit voor groote vrien
den van hun vaderland, maar handelen als
echte hangmakers. Men kan hunne handelwijze
niet ernstig genoeg afkeuren en betreuren.
Onder het schild hunner vaderlandsliefde hou
den deze onruststokers het land in voortdu
rende en volstrekt nuttelooze vreesja ik
schroom niet te beweren dat deze mannelijke
Cassandra's door hnn aanhoudend geschreeuw
en gejammer, op den duur de publieke opinie
aan het denkbeeld van inlijving en opslorping
gewend doen raken.
„Wanneer eenmaal de eerste indruk van
verontwaardiging over de vreeselijke dingen,
die men aan het licht heeft zien brengen,
voorhij is, dan begint het publiek, dat telkens
weder hetzelfde denkbeeld hoort opwerpen, na
te denken en te spreken over de gevolgen,
welke de gebeurtenis, waarmede men het zoo
hang tracht te maken, zou kunnen hebben en
die gevolgen onwillekeurig te toetsen aan den
maatstaf der eigen en particuliere belangen.
Ziedaar het nadeel, voor zooveel de publieke
opinie in het eigen land betreft, dat men door
deze aanhoudende alarmkreten in het leven
roept.
„Wat het buitenland betreft, daar begint men
ten laatste de jammerklachten moede te wor
den, die steeds aan de boorden der Schelde
en te Utrecht vernomen worden; men hecht
er geen waarde meer aan en wanneer het ge
val zich eens mocht voordoen, dat Nederland
of België inderdaad de vriendschappelijke ge
zindheid van Europa noodig mocht hebben,
dan zou men die te vergeefs inroepen. De
springveer, aan welke men zoo lang zonder
noodzakelijkheid gerukt had, zou op het be
slissende oogenblik versleten zijn en weigeren
te werken.
„Het is er verre van, dat ik daarom tot een
of
blind vertrouwen
zou willen aansporen
ontkennen wil dat er reden bestaat om den
toestand met ernst en nauwlettendheid gade
te slaan. Het kostbaarste dat wij bezitten,
onze onafhankelijkheid en vrijheid, kan niet
met te waakzame zorg in veiligheid gehouden
worden. Laat ons dus geen voorzorgen ver
zuimen en het niet aan offervaardigheid, waar
die noodig is, laten ontbreken; maar laat ons
tevens eenig rouwen toonen in ons goed
recht en niet, uit overmaat van angstvalligheid,
reeds hij voorbaat, onze kracht voor het be
slissende oogenblik, wanneer dat eenmaal
mocht aanbreken, verlammen.
„Ik herhaal het daarom: zij die op dit
oogenblik België en Nederland weder schrik
aanjagen, handelen misschien, ik wil het
gaarne aannemen, te goeder trouw•maai
de zaak, welke zij meenen te dienen, wordt
door hen feitelijk benadeeld,"
Met niet minder nadruk dan gisteren verzet het
Handelsblad zich heden tegen de candidatuur van
den heer Brocx te Winschoten, waar de oud-
minister is aanbevolen door den lieer Jonckbloet,
op grond der door hem gegeven „doorslaande
blijken van gezond verstand" en door den heer
Goeman Borgesius, op grond dat hij „een zuinige
marine-specialiteit" zal blijken te zijn.
„Nu de liberale partij, zoo schrijft het
Handelsblad, weder de regeeringspartij is gewor
den, wenschen wij bijtijds en uit de innigste over
tuiging te protesteeren tegen de beginselen, welke
Winschoten's tegenwoordige en voormalige afge
vaardigden in deze woorden verdedigen. Wij
zouden het een ramp achten voor ons vaderland
zoo „liet gezond verstand" van vele ministers
zoo „doorsloeg" als dat van den minister Brocx
volgens den heer Jonckbloet deed, en zoo vele
afgevaardigden in de geestdrift van den heer
Goeman Borgesius voor „goedkoope ministers"
deelden. De „ex-goedkoope minister" Brocx,
heeft door zijn beleid onze marine broksgewijze
vernietigd. De heer Rutgers van Rozenburg,
gesteund door liberalen als de heeren Goüefroi,
de RooStieltjesBredius en Gevers Deynoot,
heeft in 1873 den heer Brocx gedwongen af te
treden, door openlijk den toestand der marine
aan het licht te brengen en dus de begrooting
te doen verwerpen. „De toestand van onze vloot
is treurig," zeide de heer Rutgers. „Ons houten
materieel is in wanhopigen toestand. Van de 21
schepen zijn 12 ziek of zieltogend. Met het Indi
sche eskader is het niet beter gesteld, want van
de 27 zijn 16 zieltogend. De minister is een te
vreden minister; hij trekt zich niets meer aan,
maar wacht wat de hemel geven zal."
„Uit het debat bleek, dat, toen de oorlog met
Atjeh uitbrak, onze zeemacht in geheel vervallen
staat verkeerde, dat van het meerendeel der' sche
pen de ketels half versleten waren, dat het groot
ste van de schepen, de Djambihet zoogenaamde
admiraalschip, omdat het verweerd en verrot was,
aan de Kaap de Goede Hoop werd afgekeurd, en
dat de minister, na de oorlogsverklaring, geen
ander sehip in Nederland beschikbaar had dan het
oudé wrakke fregat „de Zeeland" enz., enz.
„In het noorden van ons land wil men over
het algemeen ongaarne veel voor defensie beste
den, doch de mannén van het noorden, wier stoere
vrijheidsliefde bekend is', willen toch ongetwijfeld,
dat leger en vloot in voldoenden toestand zijn.
Wij moeten óf een vloot hebben, óf geen. Wij
moeten in staat zijn om onze eer te handhaven
in Indië en Europa, of we moeten leger en vloot
afschaffen, en verklaren dat we van onze kolo
niën afstand doen, onze onafhankelijkheid geen
cent waard achten en ons voortaan zullen verge
noegen met couponnen te knippen, kaas te ver-
koopen en onze zonen in de legers van andere
mogendheden te laten dienen.
„Laat de heer Goeman Borgesius moedig in de
kamer de afschaffing van leger en vloot voorstel
len, indien hij gelooft dat aan Nederland het geld
of de noodzakelijkheid ontbreekt om een vloot en
leger te onderhouden, doch laat hem geen pogin
gen in het werk stellen om, met behulp van
den heer Brocx, den tegenwoordigen kundigen en
voortvarenden minister van marine tot een „goed-
koopen minister te verlagen."
Het reglement der Amsterdamsche kïezersver-
eeniging „de Grondwet" bevat de volgende be
paling
„De leden, die zich met de keuze der meerder
heid niet mochten vereenigenworden geacht
bevoegd te zijn om hunne stemmen bij de ver
kiezing op andere personen uit te brengen, maar
v r
niet om deze in het openbaar aan hunne mede
kiezers aan te'bevelen."
De heer Ch. Boissevain, mede-redactèur van het
Handelsblad en lid dér kiezersvéreeniging, heeft
aan het bestuur de vraag voorgelegd of hij, met
het oog op het aangehaalde artikel, wel lid kon
blijven.
De mogelijkheid toch bestond, dat hij soms als
lid der redactie van het Algemeen Handelsblad
zou medewerken tot het ondersteunen van een ande
ren candidaat, dan door de vereeniging werd gesteld.
Dit was b. v. gebeurd bij de vorige verkiezing
van een lid van den gemeenteraad.
Het bestuur heeft thans schriftelijk aan den heer
Boissevain te kennen gegeven, dat door dit artikel
van het reglement niet kan zijn bedoeld, de
discussie' over gestelde candidaten in de dagbladen
te belemmeren, maar alleen zooveel mogelijk te
voorkomen, dat door leden der vereeniging in
advertentiën met hunné handteekening candidaten
worden aanbevolenniet door de vereeniging
gesteld.
Naar wij uit goede bron vernemen heeft de
vereeniging tot bevordering der belangen van
Zeeuwsch-Vlaanderen, als antwoord op een door
haar aan den minister van financiën ingezonden
verzoekschrift, om de in- en uitklaring der voor
Ter Neuzen bestemde schepen aldaar, in plaats van
te Vlissingen te doen geschieden, het volgende
schrijven ontvangen
„dat in afwachting eener algemeene regeling,
welke te dezer zake in overweging is, aan de in-
en uitklaringen te Ter Neuzen voor het oogenblik
geene uitbreiding kan worden gegeven, zooals de
adressante verlangt." TN. ct.(
De aandacht wordt gevestigd op eene afzetterij,
welke gepleegd kiiu worden met de nieuwe bron
zen centen. Zij hebben namelijk dezelfde grootte
en dikte als kwartjes en zijn gekarteld als deze.
Daardoor kunnen ze, in gesloten rolletjes, voor
kwartjes worden uitgegeven.
Naar met zekerheid wordt medegedeeld, heeft
de heer R. van de Werk, subst.-officier van jus
titie bij de arr.-recktbank te Rotterdam, geweigerd
om in het district Zevenbergen als candidaat
voor het lidmaatschap der 2e kamer op te treden.
(Fad.)
In het bij den raad van state aanhangige
wetsontwerp 'wordt' voorgesteld, van alle kapi
talen bij succ'essie in de rechte lijn éen percent
te heffen behoudens het gewone aantal op
centen. De opbrengst der belasting Zou geraamd
zijn op ruim twee millioen.
De Staats-courant van heden bevat het konink
lijk besluit van den 16en Februari 1878, tot
schorsing van het besluit van burgemeester en
wethouders van Roermond, van 8 Februari 187 8,
waarbij de hoofdonderwijzer der tweede openbare
school aldaar P. J. van der Kamp voor drie
maanden is geschorst in zijne betrekking.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der cor
respondentie naar NederlandschIndië doormiddel
van het stoomschip Stad Haarlem, waarvan het
vertrek uit het Nieuwediep op den 26en Februari
aanstaande is bepaald.
Behalve voor Batavia zal er met deze gelegen
heid mede eene brievenmaal worden verzonden
naar Padang.
De gedrukte stukken en monsters van koop
waren behooren uiterlijk in den avond van den
25™ Februari, en de brieven den daaropvolgenden
dag 's morgens per eersten trein te den Helder
te zijn aangekomen.
Bij beschikking van den minister van water
staat enz. is bepaald dat de navolgende ambte
naren bij de administratie der posterijen hunne
functiën zullen uitoefenen als volgt: de commies
3e klasse J. A. H. A. Jansen, ten postkantore
te Rotterdamde commies 3e klasse H. Helling,
ten postkantore te Amsterdamde commies 4e
klasse D. J. Bekaar, ten postkantore te Utrecht;
de commies 4e klasse G. J. Balfour van Burleigh,
op het spoorwegpostkantoor n° 1.
burgemeesters. Benoemd tot burgemeester
der gemeente Rilland-Bath D. Windhorst, vroeger
burgemeester der voormalige gemeenten Rilland
en Bath.
marine. Bevorderd, met ingang van 1 April a.,
tot griffier bij de directie der marine te Willems
oord, de commies J. L. Pisuisse, te Hellevoet-
sluis tot commies bij de directie der marine te
Hellevoetsluis, de adjunct-eommies C. E. Plugge,
te Amsterdam, en tot adjunct-commies, de klerk
bij de directie der marine te Amsterdam T. Q.
Harder.
Zondag ochtend ontvingen burgemeester en
wethouders van Roermond een telegram, hou
dende mededeeling van een koninklijk besluit van
16 dezer, waarbij wordt bevolen met de uitvoe
ring van het besluit tot schorsing van den heer
van der Kamp te wachten tot 1 Juni, opdat de
regeering tijd hebbe de zaak eerst nauwkeurig te
onderzoeken. De hoofdonderwijzer moet onmid
dellijk in zijn functie hersteld worden.
Op verzoek eervol ontslag verleend als kerkelijk
ontvanger der N. H. gemeente te Bath c. a. aan
den heer J. L. v. d. Brink en in zijne plaats door
't college van kerkvoogden en notabelen als zoo
danig benoemd de heer H. Bakker.
Mcn vernèëmt, dat de kolonel 'P. M. N'etscherj
chef van het bureau personeel en militaire zaken
hij het ministerie van oorlog, aangewezen zou zijn
om den generaal-majoor van Willes als gouverneur
der koninklijke militaire academie te vervangen.
{Vervolg.)
Schouwen-Duiveland, 16 Februari 1878.
Als we Jetten op de tijdelijke en plaatselijke
omstandigheden, dan behoort de landbouw te
rusten op beredeneerde veehouding, als zijn eerste
en beste grondslag, op veehouding, die weet wat
zij wildie haar plaats juist afbakentwier taak
het is te streven naar veredeling en verbetering
harer voortbrengselen. Daarbij is noodig ver
bouw van voeder- en andere gewassen, 't Is waar,
vroeger dreigden ons van gene zijde van den
Oceaan geen gevaren, en thans wordt uit het
verre Westen ontzaglijk veel vleesch ingevoerd,
doch ondanks dien aanvoer blijft het vleesch
prijshoudend. Bovendien is het nooit zoo frisch
en zijn de kosten aan het vervoer van levend vee
te bezwarend, om dit van daar met hoop op
winst te ondernemen. Daarbij nemen de bevol
king en het vleeschverbruik toe. De invoer uit
Amerika kan wel eene tijdelijke storing, doch
niet den ondergang onzer vleeschproductie tenge
volge hebben. We behoeven ons ook niet enkel
toe te leggen op het voortbrengen van vleescli,
maar moeten tegelijk rekening houden met de
melk, die kostbare grondstof. Hare verwerking
behoort eigenaardig bij den landbouw te huis.
De laatste moet zich daarbij buwen aan de nij
verheid, en de melk fabriekmatig tot boter en
kaas maken, of wel ze condenseeren, dat is bet
water er door verdamping uitdoen. Een Zwit-
sersche maatschappij heeft met het condenseeren
van melk schitterende uitkomsten verkregen. Op
Schepen en in de tropische gewesten vindt de
gecondenseerde melk gereeden aftrek, en de tijd
zal weldra daar zijn dat het houden van koeien
op schepen onnoodig is. Ik hoop dat elke fat
soenlijke koe en hoeveel zulke zijn er niet
in ons vaderland dit met genoegen zal ver
nemen, want 't is voor die dieren niet prettig
als melkgevend passagier meê naar Indië te gaan.
Voorts hebben we nog de melksuiker, die meer
en meer gevraagd wordt. "We moeten bij allee
steeds trachten naar de hoogst mogelijke waarde
en zorgen dat de concurrentie ons niet kan over
vleugelen.