N°. 43 121e Jaargang. 1878. Woensdag 20 Februari. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Ad ver ten tien: 20 Gent per regel, Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,: van 1—-7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 19 februari. FEUILLETQIsr. JONKER PAUL. 1 l De herdenking van den 61™ jaardag van Z. M. den koning bepaalde zich heden alhier tot het uitsteken van vlaggen van de openbare gebouwen en uit vele particuliere huizen, en het bespelen van het carillon. De overige feestelijkheden: parade van het garnizoen, inspectie der schutterij,militairassaut enz.,hadden, in overeenstemming met het door den koning te kennen gegeven verlangen, niet plaats. Ook de voorgenomen uitvoering in de Abdij door het muziekkorps der schutterij heeft geen voortgang gehad. Wel waren de leden van het korps reeds geciteerd, doch gisteren avond is hun ter kennis gebracht, dat de uitvoering geen plaats zon hebben. De verpleegden in de gestichten zijn op de gewone wijze onthaald. Het militair assaut is verdaagd tot morgen namiddag te half 2 uur. Hier ter stede en te Goes zijn pogingen aange wend om eene voordracht door Multatuli te doen plaats hebben. De Goesche courant meldt dat de heer Douwes Dekker den 1™ Maart te Middelburg en den vol genden dag te Goes zal optreden. Volgens de door ons ingewonnen inlichtingen is de komst van den gevierden schrijver wel hoogst waar schijnlijk, doch de datum daarvan hier nog niet hekend. Tusschen de anti-revolutionaire partij en hare j vertegenwoordigers te Goes is het, naar aanlei ding der aanstaande verkiezing, tot eene openbare breuk gekomen. De Nieuwe Goesche courant toch geeft van den candidaat, dien zij met warmte aanbeveelt, de volgende omschrijving: „'t Is waar, mr. van Lijnden is geen blinde volgeling van dr. A. Kuijper of van de Standaard. Hij heeft een eigen overtuiging. Wanneer men dan den eerenaam van anti-revolutionair verward met„Kuijperiaan", ja dan is mr. van Lijnden het niet. Maar ook alleen voor dat geval. Ver staat men echter door anti-revolutionair den Christen-staatsman den staatsman die, uitgaande van het standpunt des Christendoms, naar de beginselen hiervan zijn daden richt, dan is hij anti-revolutionair bij uitnemendheid." 31. !'r» vertelling van Hans Warring. XVII. „Dat treft goed," antwoordde Max, „want ik sta hier voor u met een bede op de lippen, van welker inwilliging mijn levensgeluk afhangt." De aangedane toon, waarop hij deze woorden sprak, en zijn hooge kleur, deden bij Kayser eenig vermoeden ontstaan over den aard van het verzoek, dat zijn vriend hem wilde doenen te gelijkertijd scheen de herinnering aan de storm achtige scène, die hij zoo even met Paula gehad had, weer hoven te komen. Hij voelde dat hij zich tegenover Max aan eene kleine indiscretie had schuldig gemaakt, want hij had toespelingen gemaakt en wenken gegeven, waartoe hij niet gerechtigd was. En daar hij ook tegenover hem gedaan had alsof het bezit der rijke erfge name slechts van zijn eigen keus afhing, begon hij met een onbehagelijk gevoel te heseffen dat hij zich in een malle positie gebracht had. „Mijn goede jongen," sprak hijterwijl hij met de handen allerlei kalmeerende en afwerende ge baren maakte, „laat u raden, geef die zaak op! Gij zorgt het best voor uw geluk als gij dit denk beeld geheel uit bet hoofd zet." „Dat kunt gij niet meenen. Gij hebt mij zelf zooeven het bewijs gegeven De Standaard geeft hierop, op betzelfde oogen- blik, bet volgende antwoord. „De eandidatuur van den heer van Lijnden van Sandenburg te Goes kan noch mag, door wien ook, als een antirevolutionaire beschouwd worden, zoolang niet van bevoegde zijde de stukken gepubliceerd zijn, die recht gaven om, in weerwil van van Lijnden 's verleden, aan zijn eandidatuur een naam te verbinden, dien bij als minister, drie jaren lang, publiekelijk, ten aan- schouwe van heel het land, willens en wetens heeft verloochend. „De publieke zaak dient op publieke wijs be handeld. „Ook wij wenschen niets liever dan van Lijnden weer tot de onzen te kunnen rekenen. „Maar zonder nadere verklaring de slippen aan te grijpen van den man, die zich voor uw beginsel en uw naam drie jaren lang geschaamd heeft, is met eiken zweem van antirevolutionaire begin selvastheid ten eenenmale onbestaanbaar. „We noodigen derhalve de kiezersvereeniging „Voor Nederland en Oranje" te Goes, beleefdelijk en dringend uit, het schrijven van den heer van Lijnden openhaar te maken, waarop hare aanbe veling rust." Omtrent de zoogenaamde liberale kiezersveree niging te Zevenbergen, welke den heer mr. R. van de Werk candidaat stelde voor het lidmaat schap der tweede kamer, deelt de Bredasche courant de volgende feiten mede, voor welker juistheid zij verklaart in te staan: „1° dat die vereeniging in 1875 op enkele stemmen na den heer Savornin Lokman candidaat stelde tegenover mr. Beens, een liberaal} dat zij in 1877 den heer B. van de Werk (broeder van den subst.-officier) voor de provinciale staten aan beval, ofschoon genoemde heer tevens candidaat was van de ultramontaansche vereeniging „Noord- Brabant"; 3° dat zij voor den gemeenteraad te Zevenbergen achtereenvolgens twee anti-revolutio nairen tot haar candidaten proclameerde; 4° dat de vergadering, waarin de heer van de Werk als liberaal candidaat werd geproclameerd, plaats vond in een publieke herbergkamer en o. a. werd bijgewoond door den voorzitter der antirevolutio naire kiezersvereeniging te Zevenbergen; 5° dat in die vergadering beeft meêgestemd de secretaris- penningmeester der Christelijke (anti-revolutionaire) school voor bijzonder onderwijs te Zevenbergen; 6° dat twee der personen, die op 6 dezer als leden der genoemde anti-revolutionaire kiezers- „Maar hoe heb ik het nu met u? Dat is een heel ander geval," viel Kayser hem in de rede. „Gij zult haar toch niet met Marie willen ver gelijken Als er sprake was van een tweede Marie, dan zou ik uw wensch volkomen billijken maar „Vergeef mij zei Max lachend, „mijn wensch is onder alle omstandigheden billijk. Stel u voor dat de uitverkorene mijns harten mijn smaak evenzeer bevredigt als Marie den uwen! Zoudt gij misschien andere plannen met haar hebben zou ik te laat komen „O neen volstrekt nietzei Kayser, terwijl hij zijne heide handen op de schouders van Max legde en hem strak aanzag. „Mij persoonlijk zou het heel aangenaam zijn. Maar laat u radenmijn jongen, daar kan niets van komen. Denk er niet meer aan!" „Gij moet mij niet kwalijk nemen dat ik niet aan dit zonderling verlangen voldoe," zei Max ernstiger dan tot nog toe. „Mag ik aannemen dat ik uw toestemming heb om mijn zaak per soonlijk bij de jonge dame voor te dragen?" „Daar hebben wij weder den ouden Pruisischen stijfkop, die niet te raden of te leiden is. Het zal u berouwen, niet naar mij geluisterd te hebben." „Ik verzoek dringend om Uw beslissing, waarde vriend." „Ga dan, als gij niet naar raad wilt hooren! Maar ik waarschuw je pas op uwe oogenMax, die reeds bij de deur was, bleef staan en keek hem met een verwonderd gezicht aan. „Gij behoeft mij niet zoo ongeloovig aan te kijken ik spreek uit ondervinding. Eeeds hij de minste toespeling op onze wenschen en ver- yerseniging hun stem gaven aan dr. Wijnmalen, desniettemin Zaterdag 11. ook als leden van de liberale kiezersvereeniging „Zevenbergen" hebben meêgestemd." Te Geertruidenberg en te Breda wordt delibe rate eandidatuur van den heer Armand Sassen gehandhaafd. Het Handelsblad schrijft het volgende: „Tot ons groot leedwezen hebben wij gezien, dat de oud-minister van marine, L. G. Brocx, candidaat voor de tweede kamer is gesteld in het kiesdistrict Winschoten. Indien men de offi cieren van Zr. Ms. vloot, die in Indië en Neder land het vaderland dienen, liet stemmen over dezen candidaat, dan zou het ons zeer verwonde ren, indien hij vijf stemmen kreeg. Hij heeft onze vloot en het onontbeerlijkste materieel op de treurigste wijze verwaarloosd gelaten gedurende de jaren dat hij minister van marine was, en het is voor liberalen een bittere vernedering te moeten erkennendat hierin eerst verandering kwam onder den minister van marine in het conserva tieve kabinet van den heer Heemskerk, den heer Taalman Kip. „De heer Brocx heeft zich als minister zijn taak uitnemend gemakkelijk gemaakthij is er schuld aan geweest, dat -toen de ^^og met Atjeh begon, onze vloot in den ongelukkjgsten, meest verwaar loosden toestand verkeertteA flij heeft dan ook bij onze marine heWneringeq^iagelaten, als nog nooit een minister te voren Qp^infjien in het dis trict Winschoten de kiezers •inlichtingen willen inwinnen bij hen d^»weten, wat de heer Taalman Kip heeft moeten doen om het verzuim van zijn voorganger te 'herstellen, dan zulten zij niet den man, die de Nederlandsche vloot bijna te niet heeft doen gaan, als specialiteit voor marineza ken, naar de kamer zenden. „De heer Jonckbloet heeft den heer Brocx aan bevolen aan de kiezers in een schrijven, dat, dunkt ons, niet te scherp veroordeeld kan worden. Indien liberale kamerleden de liberale beginselen tot een walg willen maken in de oogen van hen, die op het behoud onzer Indische bezittingen en op de handhaving onzer onafhankelijkheid gesteld zijn, dan moet men nog maar vaak woorden als de volgende herhalen „Als minister heeft de heer Brocx de meest doorslaande blijken van gezond verstand gege ven, door de leer in practijk te brengen, dat het dwaas is te groote sommen voor de defensie te besteden." wacbtingen heeft zij mij een scène gemaakt, waar van mij de ooren nog tuiten." „Van wie spreekt gij dan, goede vriend?" vroeg Max verbaasd. „Wel, van de uitverkorene uws harten noemdet gij haar zoo niet? Maak u geen illusies, mijn zoondaar komt niets van en men moet u geluk wenschen dat het zoo is. Ze beeft me van morgen een mallepraat verteld, zóo onge rijmd dat de haren er mij nog van te berge rijzen. „Zusterlijke gezindheid" koestert zij jegens u hebt gij wel eens meer zulk een onzin geboord Zusterlijke gezindheid?" Bij deze woorden scheen er eindelijk een licht door het duister te dringen, waarin Max tot nn toe te vergeefs rondgetast had. Hij barstte in een luid, hartelijk gelach uit, waarbij Kayser hem half verstoord, half verwonderd aanstaarde. Voor dat hij een verklaring kon geven werd er zacht geklopt en verscheen het schoone blozende gelaat van Marie aan de deur. „Kom binnen, kom binnen maar," riep Kayser, die, toen hij haar zag, zijn toorn terstond vergat. „Maar wie brengt gij daar mede?" Deze vraag betrof de beide gedaanten, die ach ter Marie aan, de kamer binnengeslopen waren; Paula en een jonge slanke dragonder-officier, van wien zijn zuster niet te veel gezegd had, toen zij hem bet type van mannelijke schoonheid noemde. „Een kennis van Paula hit BadenBaden!" verklaarde Marieterwijl zij lachend op den offi cier wees, „mijn broeder Kiehard „Dezelfde over wien ik u reeds gesproken heb," vulde Paula aan. „Wel ia waar een ander dan uw huw el ij kscandidaat, zijn broeder „De leer, dat het voor een rijk land als het onze, dwaas is bijtijds de noodige sommen uit te geven voor 's lands verdediging en voor de hand having onzer macht en invloed in Indië, is de duurste en" onverstandigste leer welke ooit gepre dikt is. Zuinigheid, die zich toont door het onontbeerlijke na te laten, wordt steeds gevolgd door verkwisting, wanneer in vrees en paniek het verwaarloosde moet hersteld worden. Doch wie die leer ook moge aanhangen, een minister van marine mag dergelijke diep-wijsgeerige beschou wingen over het nuttelooze van zelfverdediging niet in practijk brengen. Wanneer hij zijn eer vollen post aanneemt, is het zijn eerste plicht voor de vloot en haar bemanning zorg te dragen. Hierin is de heer Brocx te kort geschotenwij zeggen dit op gezag van honderden, dié van nabij bekend zijn met onze marine, en wij herha len daarom, dat wij het diep betreuren, als men een oud-minister als de heer Brocx wilde afvaar digen naar de tweede kamer." Een onlangs tegengesproken bericht, dat door den minister van oorlog last was gegeven om de forten Boven- en Beneden-Lent bij Nijmegen te bewapenen, wordt thans door het Handelsblad be vestigd. Met de werkzaamheden is reeds begonnen. Men heeft dit een „sensatie-bericht" genoemd. De waarheid is echter dat het alleen „sensatie" kan te weeg brengen als men goedvindt er veel ophef van te maken. Dat toch een paar forten, welke gebouwd zijn om tot de verdediging van ons land te kunnen medewerken, gewapend wor den, is eene dood eenvoudige zaak. Er meer achter te zoeken ware onzin. De S taats-courant van heden behelst de aanwij zing der onderkiesdistricten in de hoofdkiesdis tricten Gorinchem, Breda, Tilburg, Eindhoven, Boxmeer en 's Hertogenbosch. Bij koninklijk besluit van 17 dezer, is Zr. Ms. commissaris in Zuid-Holland gemachtigd tot bijeen roeping van de staten dier provincie in buitenge wone vergadering tegen 8 Maart e. k., teneinde daarin te behandelen het door jhr. mr. J. Röell ingediend verzoek om ontslag als griffier der sta ten, de benoeming van zijn opvolger en het voorstel tot wijziging der begrooting van enkele provin ciale en huishoudelijke uitgaven voor den dienst •van 1878. „Een minnaar," vatte nu Bichard zelf het woord, „die uwen vaderlijken zegen afsmeekt Zij stonden hand in hand voor den verbaasden heer des huizes en keken hem aan met oogen waarin, behalve hun ernstige bede, ook blijde, jeugdige guitigheid schitterde. Kayser had hun lachend zijne beide banden toegestoken en zei: „Kindertjes, lost het raadsel zich zoo op? Nu, weest gelukkig met elkanderMaar een slimme ondeugende kleine heks zijt ge toch, Paula." Max was naar zijn zuster toegegaan en had haar in zijne armen gesloten. „Moge het tot nw geluk zijnsprak hij en zijn mannelijke stem trilde van aandoening. „Dat zal het. Ik hen zeer gelukkig," antwoordde Marie en zag met een helderen, opgeruimden blik naar hem op. „En ook gij zult het worden, mijn broeder. Zie, van het eerste oogenblik af had ik baar reeds zoo lief. Welk een lieve, beminnelijke gade zal zij voor u zijn! Ik heb haar voor u gewenscht en de uwe zal zij worden. „Gij spreekt zeer stellig, Marie." „Dat kunt gij ook doen, want gij wordt bemind gelijk gij het verdient. Ga, en laat het u door haar bevestigenMaar ik wil nu voor de eerste maal beproeven, hoever mijn invloed hij mijn aanstaanden heer gemaal reikt. Ik zie aan zijn bewplkt gelaat dat die twee het zonder mij hard te verantwoorden zullen hebben. Zij zijn echter tot alle inschikkelijkheid bereid, en ik zal met moederlijken heldenmoed voor mijn lieven jongen strijden." Terwijl Max de kamer verliet keerde Marie zich naar de groep hij het venstermet een lachje dat bij alle lieftalligheid en vriendelijkheid, toch een zekere mate van zelfvertrouwen verried.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1