N°. 15. 121e Jaargang. 1878. ag 18 Januari. Organisatie-onthullingen. JONKER PAUL. Dit Mad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/in. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiens 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz,van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte, Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 17 Januari. FEUILLETOIT. 8. VL Bij het optreden van het tegenwoordige ministerie is een vraagstuk aan de orde gekomen, waarover, het werd misschien door onze lezers opgemerkt, door ons nog geen enkel woord gezegd is. Het gold de beantwoording der vraag: „Is het wenschelijk dat ministers tevens leden der staten-generaal zijn?" Inden aanvang gedaan naar aanleiding van het gerucht, dat te Assen, te Haarlem en te Zutfen de candidaturen der ministers Smidt, Kappeijne en Tak gesteld zouden worden, behield de vraag later hare practische beteekenis alleen voor het district Leeuwarden, waar de minister de Roo werkelijk als candidaat en vervolgens met eene aanzienlijke meerderheid als lid der tweede kamer herkozen werd. De reden van ons stilzwijgen was, dat de zaak door ons niet als van overwegend belang be schouwd werd. De grondwet sluit de vereeni- ging der beide betrekkingen niet uit; in andere constitutioneele landen geldt zij als regelgeheel zonder voorbeeld was de candidatuur van ministers ook bij ons te lande niet. Zij was alleen niet gebruikelijk en Thorbecke's gevoelen, dat het ambt van minister dat van volksver tegenwoordiger in denzelfden'persoon onmogelijk maakt, had die leer tot eene soort van staat kundig dogma verheven. Daar wij nu, in het staatkundige nog een weinig meer dan op ander gebied, afkeerig zijn van den dwang eener onwrikbare dogmatiek, vonden wij geen voldoende aanleiding om, nu eindelijk onze wensch vervuld en een ministerie opge treden was dat, behalve den erkenden leider der liberale partij, eenige harer voornaam ste vertegenwoordigers in zijn midden telde, eene handeling der ministers te bestrijden, welke geacht kon worden niet plaats te zullen hebben zonder voorafgegaan onderling overleg der liberale kamerleden. Meenden de ministers dat hun positie door het behouden van het lidmaatschap der tweede kamer verbeterd of versterkt, waren zij van gevoelen dat de sedert kort verkregene, krachtiger organisatie der !en vertelling van Hans Warring. Het toilet der jonge dame, die uit den tuin kwam en de trappen van het balkon beklom, vormde een harmonisch geheel met deze voor werpen. Wel is waar zou een strenge criticus het zware, donkere zijden kleed, dat volgens de laatste mode, glad om het figuur van het meisje sloot en in een langen sleep achter haar nederviel, evenmin geschikt gevonden hebben voor den leeftijd van haar die het droeg als voor den warmen zomerdag. Maar zij zou toch hebben moeten toestemmen, dat Paula de Contagne moei lijk een toilet had kunnen kiezen dat haar, zoowel wat kleur als snit betrof, beter stond. Het sluitende kleed deed hare slanke, goed geëvenre- digde vormen uitkomen en de donker roode kleur paste zoo goed bij haar bruinachtige gelaatskleur en hare korte, donkere lokken, dat zelfs menige strenge zedepredikster, die in dit toilet iets al te moderns kon zien, er mede verzoend zou zijn geworden. li berale partij in de kamer door de vereeniging der twee ambten beter in stand gehouden zou worden, dan, zoo was ons gevoelen, kon het niet wenschelijk wezen hen daarin te dwarsboomen op grond van beschouwingen, welke misschien buiten de eischen en de gegevens dier organisatie om zouden gaan. In elk geval kon de proef genomen worden, zonder dat daarmede aan de theorie of de practijk van het constitutioneele staatsleven eenig onher stelbaar nadeel zou worden toegebracht. Het blijkt uit een opstel van den heer van Houten in de jongste aflevering der „Vragen des Tijds," dat deze beschouwing niet geheel ongegrond is geweest. De vereeniging in éen persoon der beide betrekkingen van minister en volksvertegen woordiger wordt toch in dat betoog voorge steld als een der grondslagen van de organi satie der liberale partij in de tweede kamer, welke tot stand gebracht is onder eenparige toejuiching van allen, die wenschen dat de verwezenlijking der liberale beginselen in ons staatsleven eene waarheid worde. Wil die organisatie, dit vloeit uit het betoog van den heer van Houten voort, in stand blijven en tot de bereiking van het doel voeren, waarmede zij buiten de kamer ge- wenscht en in de kamer in 't leven geroepen werd, dan moeten er tusschen de kamer-meer derheid en het bewind, dat uit haar boezem voortgekomen is, eenheid en samenhang be- staan, IHenlicicL, niet ölcolitö lil/ci «Iü ministers zitting hebben, maar ook na hun eventueel aftreden. Want ook het aftreden van een ministerie kan, onder zekere omstan digheden, eene daad van welbegrepen partij- beleid zijn. Het kan in het belang onzer be ginselen wezen, dat eene gewichtige hervorming door een liberaal ministerie voorgesteld worde, met de wetenschap dat daarvoor in de verte genwoordiging nog geen meerderheid te vinden zal zijn en het voorstel dus de aftreding van het kabinet ten gevolge kan hebben. Die oogenblikkelijke aftreding wordt dan een reculer pour mieux sauter, wat in de staatkunde vaak zeer nuttig en noodzakelijk kan wezen. Is deze beschouwing juist, waar het een uiterst geval als eene portefeuille-quaestie en de aftreding van een ministerie geldt, het be hoeft geen betoog dat de hechtheid van den partij-band bevorderd wordt, wanneer de kamer- Het jonge meisje had met lichten, vasten tred en een grooten hond achter zich, de trappen be klommen en bleef een oogenblik aan de deur staan om te luisteren. Er speelde een ongeduldig lachje om haar mond, en zij trok de wenkbrauwen even samen toen haar blik op een oude dame viel, die, zonder te vermoeden dat men haar gadesloeg, voor een telescoop gebogen stond, waardoor ze aandachtig het landschap bekeek. Zij was blijkbaar niet zeer voldaan over het geen zij zag; want meer dan eens richtte zij zich met allerlei teekenen van sterke afkeuring op en begon telkens opnieuw hare waarnemingen. Zij was er zoo in verdiept dat zij de naderende voet stappen niet hoorde, en eerst toen er een kleine, vaste hand op haar schouder gelegd werd rees zij verschrikt op en keek verlegen om zich heen. „Goeden morgen, tantezei het jonge meisje, terwijl zij bukte om de geschrikte dame op de wang te kussen. „Ik zie met genoegen dat gij heden dezelfde bezigheden kiest, welke gij giste ren bij mij zoo vreeselijk belachelijk vondt. Welis mijn nieuwe telescoop geen prachtig in strument? Ik geloof dat men den toren van Straatsburg zou kunnen zien als de hoogten van Elnisleben er niet tusschen lagen." „Vraiment, non enfant Zoo zette de oude dame het gesprek in haar moedertaal voort, ter wijl er in haar mooi Fransch zekeren gepi- queerden toon lag, Vraimentmen kan er van nabij en in de verte zeer duidelijk alles mede zien. Het heeft mij de oogen geopend. Ik zie meerderheid aan de ministerstatel niet slechts hare geestverwanten, maar tevens hare mede leden ziét. De liberale kamerleden hebben, zoo deelt de heer van Houten ons mede, thans het gevaar voor eene vervreemding tusschen meerderheid en ministerie verminderd, door te bepalen dat de heer Kappeijne met het leiderschap zal blijven belast, dat de ministers als zoodanig beschouwd zullen wor den tot het partij-verband te behooren en toegang zullen hebben tot de overleggingen der liberale afgevaardigden. Ware dit niet geschied, dan zou het oude nadeel in het leven getreden zijn ministerie en meerderheid zou den van lieverlede in een soort van antago nisme geraken, of althans niet meer op de hoogte zijn van elkanders bedoelingen. En mocht; wat toch vroeger of later zal ge schieden, het kabinet eens aftreden, dan zou de liberale partij in de kamer, beroofd van hare leiders, wien misschien voor geruimen tijd eene plaats op het staatstooneel ontzegd zou worden, weder voor 't oogenblik in den toestand van desorganisatie geraken, waarvan wij gedurende eenige jaren de wrange vruchten geplukt hebben. De juistheid dezer redeneeringen wordt door ons erkend; doch wij voegen er bij, dat wan neer de heer van Houten zich beklaagt over bet gebrek aan doorzicht bij de redactiën onzer groote liberale dagbladen, die zich, als op een wachtwoord, eenparig verzet hekken Uv ut'; ministers. rt verwijt voor een deel terugvalt op de liberale kamer leden zeiven. Op grond hunner tot stand ge brachte organisatie wordt ons thans, door éen hunner, de noodzakelijkheid van de vereeni ging der beide betrekkingen aangetoond. Wat nu, zijn wij genoodzaakt te vragen, is er van die organisatie Bij welke gelegenheid zijn de beginselen, waarop die organisatie be rust, aan het liberale land bekend gemaakt? Ons komt eenigszins het recht toe, het zij met alle nederigheid gezegd, deze vra gen te stellen; want het is door het kanaal der Middelburgsche courant dat het publiek nagenoeg alles weet, wat tot dusverre omtrent de organisatie der liberale kamer-meerderheid bekend is geworden. Men vergunne ons te herinneren, dat in onze nommers van 23 en 25 Januari 1877 voor het eerst eenige bijzon derheden medegedeeld werden omtrent de wijze van daag zeer duidelijk waarom de rookende schoorsteenen van Elnisleben, die u tot nu toe zoo onverdragelijk waren, op eens zoo interessant voor u geworden zijn. Zij sprak met zichtbare verbolgenheid en be sloot haar redeneering met een nijdigen hoofd knik. Daarop ging zij naar de deur om de kamer te verlaten; doch daar haar nicht geen poging deed om haar te weerhouden, keerde zij halver wege weder om. „Ik heb het altijd wel gezegd: er zit geen sprankje nationalen trots in u. Het geheele land, de geheele bevolking, hoog en laag, vereenigt zich om den driesten indringers, den lompen bar baren hun haat en hun minachting te doen ge voelen maar gij, gij alleen ontvangt hen met open armen. Reeds in Baden heeft het ojis geërgerd als wij zagen hoe die Pruisische officieren, die stijve, onbuigzame Pickelhaubenuw bevoor rechte danseurs waren, die gij boven uwe land genoten, zelfs boven uw neef Charles de voor keur ga ft. Denkt gij dat wij zoo onnoozel waren, dat we de reden niet gisten waarom gij ons voor drie weken zoo op eens in den steek gelaten hebt? Denkt gij dat we niet begrepen hebben dat Baden u op eens zoo onuitstaanbaar werd en gij zulk een zielsverlangen naar uw vriendin kreegt, alleen omdat haar buiten vlak bij Straatsburg ligt, waar gij den aangeknoopten minnehandel met die Pruisische heeren ongestoord kondt voortzetten Het gezicht van het jonge meisje, dat tot nutoe waarop die organisatie tot stand was gekomen. Die mededeelingen zijn later door andere bla den bevestigd, hetgeen bewees dat ze op dat oogenblik werkelijk nieuw waren, doch niet uitgebreid, en de billijkheid gebiedt te erken nen dat ze waren uitgelokt door de scherpe wijze, waarop de Arnhemsche courant bij voort during tegen de toen nog slechts veronderstelde organisatie, zonder ze te kennen, té velde: trok. Na dien tijd heeft de organisatie zich, als feit, in de kamer doen kennen, niet slechts bij monde van den heer Kappeijne, die her haaldelijk uit naam der meerderheid het woord voerde, en van den heer van de Putte, die de aan voering van den gekozen leider openlijk erkende, maar ook door de eendrachtige houding der meerderheid tegenover het ministerie Heems kerk en zijn schoolwet-gehaspel en door hare verstandige onthouding van woordenverspilling. Maar behalve dit negatief bewijs van haar be staan heeft zij nog geen gelegenheid aange grepen om tot het liberale land te zeggen: hier ben ik, dit wil ik en dat zal ik. Men versta ons wel. Wij zijn volstrekt niet verlangend naar een pompeus aangekondigd partij-program. Evenmin verlangen wij dat de liberale kamerleden hun vertrouwelijke be sprekingen aan de groote klok hangen en hun bijeenkomsten voor verslaggevers der dagbla den openstellen zullen. Maar wanneer men tot het liberale land eischen en beschuldigin gen komt richten op grond der bestaande or- gaiiiD^Li^ awu uioejiüu wij "Lti xv-*.» om te antwoorden, dat wanneer het liberale land tot dusverre met zijne ondersteuning der organisatie nog slechts „halfweg" gekomen is, het toch reeds iets meer voortgeschreden is dan de organisatie zelve, die nog niet veel meer dan verdienstelijk den pas gemarqueerd heeft. Den heer van Houten danken wij nu, be halve zijne andere beschouwingen, de mede- deeling dat in de samenkomsten der liberale kamerleden in den regel niet gestemd, maar alleen overlegd wordt. Daarmede vervallen de dwaze praatjes, die men hier en daar uit gestrooid vindt, over clubgeest, partij tirannie, slaafsche onderworpenheid der liberale kamer leden en wat dies meer zij. Maar vóór dat de heer van Houten gesproken had, beza ten wij toch geen ander middel om die praat jes te wederleggen dan alleen ons goed ver- vriendelijk was gebleven, werd bij deze beschul diging met een donkeren blos overdekt; zij trad met trotsch opgeheven hoofd op haar tante toe en belette haar om voort te gaan. „Gij vergeet dat gij door uwe onware en onbil lijke beschuldigingen de dochter van uw broeder beleedigt," sprak zij toornig. „Zoo lang uw ver wijten alleen mijn zoogenaamd gebrek aan vader landsliefde gelden, kan ik er om lachenmaar wanneer gij begint met mijn karakter en mijn gevoel van betamelijkheid aan te randen, dan is het uit met mijn geduld. „Ik weet wel," vervolgde zij na een poos, „dat gij er slechts voor de helft-schuld aan hebt. Ik ken den invloed, die u aanspoort om mijne schre den te bespieden en mijne handelingen steeds aan de slechte en laagste bedoelingen toe te schrijven. Ik weet dat gij, alhoewel gij vijfenvijftig jaren oud zijt, u nog nooit een. eigen oordcel gevormd hebt dat gij u uwe meening, uw smaak en uw gedrag altijd door anderen laat voorschrijven. Maar nochtans „Ik ben er aan gewoon om door u als een dom oud mensch behandeld te worden, dat niet in staat is om voor zichzelven te denken of te oor- deelen," viel tante haar bits in de rede. „Ik weet wel dat ik in verstand en geestkracht ver bij mijn zuster Clemence achtersta, maar zoo dom ben ik toch ook niet dat ik niet uit zekere ge volgen, zekere oorzaken kan opmaken. Denkt gij dat het mij gisteren niet in 't oog gevallen is, dat gij zoo buitengewoon vriendelijk waart tegen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1