Mart rif en le^er, Landbouw. besluit: dat aan liet bestuur worde opgedragen, middelen te beramen, om op de geschiktste wijze de leden der verschillende gemeenten op de hoogte te brengen van het gevaar, dat door eene eventueele aanneming van deze nieuwe vragen voortvloeit voor onze kerk, alsmede de kerkeraden op te wekken tot handelend optreden, om dan later in eene daartoe belegde vergadering die middelen te bespreken en daaraan zoo mogelijk uitvoering te geven." Het Wag. Wbl. daarvan mededeeling doende, prijst den ijver dezer broederen, maar geeft in overweging niet te voortvarend te zijn. Op 't laatst van April vergaderen de Utrechtsche predikantenvereeniging en de confessioneele ver- eeniging, en daarvan moet de stoot tot krachtig handelen uitgaan. UD.) De minister van oorlog heeft de commissarissen des konings in de verschillende provinciën doen raadplegen over het meest geschikte tijdstip voor de oproeping der milicien-verlofgangers tot het bijwonen der najaarsoefeningen in dien zin dat deze oefeningen zoo min mogelijk strekken tot nadeel der belanghebbenden en van de bedrijven waarin zij werkzaam zijn. Vrijdag is te Nieuwediep aangekomen een in genieurvan de firma John Penn Co., te Green wich, om een onderzoek in te stellen, naar een scheur van ruim een voet lang in een der stoom- cylinders van de machines van het ramtorenschip de Koning der Nederlanden. Dit schip wordt gereed gemaakt om naar Oost- Indië te vertrekken; of echter het herstellen van dien cylinder, of het maken van een nieuwen cylinder zoo spoedig zal gaan, dat het schip in dienst zal kunnen blijven, is nog niet uitgemaakt. SchouwenDuiveland, 12 Januari 1878. De tweede voordracht, die de heer Marlet heden te Zierikzee hield, was, als een vervolg der eerste, weder hoofdzakelijk gewijd aan de bespreking van het landbouwkapitaal, waartoe drie zaken behooren: de bloote grond of het bodemgeraamte de verbetering van den grondde daarop gestichte gebouwen; altemaal dingen, waarvan veel te zeggen, en waarin nog veel te leeren is, eer we weten of ze in behoorlijke verhouding tot elkaar staan, om zoo te kunnen geraken tot de beant woording der vraag: zijn dë tegenwoordige koop- en pachtprijzen niet te hoog? Uit den aard der zaak staat van deze drie de bodem op den voorgrond en is de kennis zijner eigenschappen een allereerste eisch om zijne waarde te bepalen. Daar nu de kennis dier eigenschappen voor een groot deel in het duister ligt, is de taxatieleer, hoeveel menschen er ook uit taxeeren gaan, niet gemakkelijk. Bij bekendheid van de bij zondere omstandigheden, geldig voor de plaats waar de grond ligt, is noodig eene veeljarige practijk, om den bodem door en door te kennen en zijne waarde met eenige juistheid te kunnen bepalen. Sedert eeuwen hebben we den bodem meedoogen- loos geplunderd, door er steeds van te willen trekken zonder hem behoorlijk te voeden, en dat dit op den duur onmogelijk is, zal ieder begrijpen, die den grond slechts beschouwt als een maag, waarmee hij 't best te vergelijken is. Bij zijn vermogen om het hem door ons gegeven voedsel voor de planten te verwerken, te bereiden, heeft hij het vermogen om dit vast te leggen, te bewa ren, dat een zijner voornaamste eigenschappen is. Zandgrond mist dat vermogen. Hij staat een deel van het plantenvoedsel af aan den dampkring, en laat een ander deel doorzakken en wegspoelen. De praktijk kan beide leeren kennen en waar hij ook op zijn zacht kloppen geen gehoor kreeg, meende hij dat hij haar in den tuin moest zoeken en hij was. de tuinkamer reeds halverwege door gegaan doch plotseling bleef hij staan. Het kleine kamertje naast de tuinkamer, dat Marie als haar uitsluitend eigendom beschouwde, waar zij schilderde, schreef en las, stond open, zoodat Kayser het van de plaats waar hij stond geheel overzien kon. De eigenares stond geheel in her inneringen verzonken zoo kwam het hem ten minste voor; zij had een doosje naast zich staan, waaruit zij verscheiden sieraden genomen had en het scheen alsof, bij den aanblik dezer voorwerpen, een doorleefde smart weder levendig voor haar was geworden. Zij stond daar met gebogen hoofd en steunde met beide handen op de tafel, terwijl haar geheele lichaam geschokt werd door hartstochtelijk, doch onderdrukt snikken. Het zou voor Kayser zeer moeielijk geweest zijn zich rekenschap te geven van zijne gewaar wordingen op dit oogenblik. Het eerste wat hij gevoelde was ontzettende verbazing, dat hij hier zulk een hartstochtelijke uitbarsting van droefheid aantrof, waar hij steeds een onveran derlijke kalmte, een gelijkmatige, onverstoorbare bedaardheid had aanschouwd. De koelheid van Marie had hem vaak geërgerd en had dikwijls den wensch bij hem doen opkomen om haar eens buiten zichze've te zien. Hij had nooit een ge- leg' nheid laten voorbij gaan om haar te prikkelen zonder dat hem dit ooit goed gelukt was. Het schouwspel, dat zich nu aan zijn oogen voor deeren. Al weten velen nu niet altijd zich reken schap te geven van het waarom, zal toch niemand er aan denken om hunne waarde gelijk te, stellen. Toen de bodem-ontleding uitgevonden was, die ons juist zegt hoeveel de grond van dit en hoeveel hij van dat bevat, die ons al zijne bestanddeelen aantoont, dachten velen dat we op een geëffende baan stonden, en de steen der wijzen gevonden was. Nu had men immers slechts den grond te ontleden om zijne waarde te bepalen, doch men stuitte weldra op practische bezwaren. Zoo ging 't ook met de scheikunde. In de meeste onzer poldergronden vinden we eene belangrijke hoe veelheid schelpen. Wanneer we nu dien grond onderzoeken, vinden wij daarin een ruimen voorraad koolzure kalk, die ons oppervlakkig zou doen zeggen dat hij kalk genoeg bevat en eene toe voeging overbodig isdoch de ontleding, die ons in dit opzicht schitterende uitkomsten gegeven heeft, bevestigt dit, maar tegelijk toont zij aan dat de kalk zich bevindt in een voor de plant onopneembaren vorm. Elders, in Duitschland bij voorbeeld, let men bij het waardeeren van grond op de geologische samenstelling en onderzoekt scheikundig de ver schillende lagen en gesteenten. De kennis van de geologische, zoomin als van de scheikundige samenstelling des bodems is evenwel voldoende om zijne waarde te bepalen. We hebben daarbij nog acht te geven op de omstandigheden en op de ligging van den grond, op de verkeermiddelen, op den marktafstand en op de soort van gewassen. Granen zijn hier langen tijd een zeer goed artikel geweest, omdat we midden in de verbrui kers en dicht bij 't buitenland leven, waar goede verkeermiddelen in korten tijd onze producten heenvoeren. In Midden-Rusland en een deel van Hongarije daarentegen, waar de boeren weinig ontwikkeld en de wegen slecht zijn, weet men vaak met de granen geen weg en baadt men zich in overvloed, terwijl de kustbewoners gebrek lijden. In Hongarije beschouwt men het stroo eenvoudig als ballast en verbrandt het, omdat de gelegenheid ontbreekt om het te verbruiken ofte vervoeren. Kanalen en sporen, die langzamerhand hun net over geheel de landbouwende wereld spannen, zijn voor den landbouwer even noodza kelijk als voor den fabrikant. Dicht bij goede en snelle verkeermiddelen te land en te water is voor beiden een vraagstuk van het hoogste belang, een levensvoorwaarde. Bij dit alles oefenen de wereldmarkt en de ontwikkeling der landbouwers invloed op de waarde van den grond. Kennis leert hen andere wegen en een hooger prijs be dingen, zoodat een ontwikkelden landbouwer meer voor den grond, het vaste kapitaal, kan besteden, dan zijn minder ontwikkelde buurman. De kennis van den eerste leidt hem tot krachtbouw, tot een zoo goedkoop mogelijk voortbrengen en tot be dingen der hoogste prijzende onkunde van den laatste doet hem zuchtend bij het oude ondergaan. Door krachtbouw wordt de grond verbeterd en stijgt hij in waarde. Wanneer we op al deze dingen letten, zal ieder gereedelijk-ontwaren dat het taxeeren van gronden zeer moéilijk en geen vaste maatstaf te geven isdat het alleen goed kan geschieden door hen die met de practijk en de plaatselijke omstandigheden volledig bekend zijn, en daarmeê reken .ng houden. Als we, om iets te noemen, onderzoeken waarom er hier geen klavers en lucerne, ginds geen erwten en boonen groeien, dan zullen we leeren begrijpen dat er iets aan hapert en tevens ervaren dat het bepalen der bodemwaarde alleen het samengesteld eigendom kan zijn van den zeer ontwikkelde, in de streek waar de grond ligt. Iloe dankbaar we nu ook zijn voor hetgeen we reeds verkregen hebben, we verkeeren ten dezen opzichte, zooals de Engelschen zouden zeggen, nog in de schemering. Alleen de ontwikkelde kan door beredeneerde proefnemingen deed, had hem dus eigenlijk in stilte moeten ver heugen maar er lag in het zware en toch zoo moedig gedragen leed van dat meisje iets zoo aandoenlijks, dat een dergelijke gewaarwording- niet bij hem opkwam. Hij voelde integendeel een innig medelijden, waartoe hij zichzelven ter nauwernood in staat had gerekend. Er was een tijd in zijn leven geweest, waarin hij geleerd had zich te harden tegen vrouwen tranen hij had ze zoo vaak en bij zulke onbe duidende gelegenheden zien vloeien, dat hij gemeend had er geheel tegen verhard te zijn. Maar hier zag hij dat ze niet terwille van een klein verdriet vergoten werden. Hij stond eenige oogenblikkén, zonder te weten wat hij doen moest en kwam toen op eens tot het besef, dat hij Marie niet in die houding mocht overvallen. Hij wilde juist zeer voorzichtig en bescheiden den terugweg aannemen, toen Marie, die door een licht gedruis oplettend gemaakt werd, zich omkeerde en hem met onmiskenbaren schrik ontwaarde. Zij bedaarde echter spoedig, droogde hare tranen af en ging hem een paar schreden te gemoet. Een oogenblik stonden zij zwijgend tegenover elkaar en daarop sprak Kayser met een stem waarvan de zachte, bedeesde toon hem zelf vreemd in de ooren klonk „Vergeef mij dat ik tot hiertoe doorgedrongen benIk kon niet weten dat ik u zoo ongelegen kwam. Het was voornamelijk de bezorgdheid voor uw broeder die mij hierheen voerde en de nagaan waarom het eene gewas hier niet, het andere er wel groeit. Weet hij niets van den bodem, dan tast hij in den blinde rond, en zijn niet-weten leidt tot niet-kunnen. Uw verslaggever hoopt dat heeren taxateurs, vaak opgeblazen betweters, al het voor gaande ter harte en in ernstige overweging znllen nemen, en zij er niet meer, zooals tot dusverre, naar zullen slaan, als Malle Jan naar de hoenders. Op de vraag: zijn onze koop- en pachtprijzen te duur of zijn ze dit niet kunnen we gerust antwoorden, dat ze altijd te duur zijn als we niet bij machte zijn het noodige bedrijfkapitaal in den bodem te steken. Grondige kennis van den grond is noodzakelijk, dit zal ieder dadelijk inzien als hij een wetenschappelijk man op een stuk grond plaatst, die hem de kracht en de samenstelling van den bodem aantoont. Die ken nis moet gepaard gaan met den wil om zoowel den grond als zijne ligging te verbeteren, door de middelen van verkeer uit te breiden en zoo zijne landen dichter bij de markt te brengen: een gemakkelijke aan- en afvoer van stoffen is een hoofdeisch. Daardoor en door grondaaneen- legging en gronddrooglegging, wordt ook het vaste kapitaal, de bodem, hooger in waarde. De vraag is nu gerechtvaardigdwie behoort de grondverbetering uit te voerende grondeigenaar of de pachter? In hoofdzaak zeker de grondeige naar, omdat hij zijn artikel in den besten toestand aan de markt behoort te brengen. Doet de pachter het en een goede moet het doen dan staan we bij het einde van zijn termijn voor de vraag: moeten de aangebrachte verbeteringen vergoed worden? Dat ze vergoed behooren te worden, zal ieder weldenkende erkennen, ofschoon we het over de wijze van vergoeding niet eens kunnen worden. Een opvolgend pachter mag zonder daarvoor te betalen geen interest trekken van het kapitaal zijns voorgangers. De grond verbetering is van blij venden aard en als de pach ter ze bewerkt heeft, heeft hij recht op eene bil lijke vergoeding. Zoodra dit algemeen erkend en toegepast wordt, zal er een groote stap voor waarts gedaan zijn. Waren alle boeren eigenaars van den grond, dien ze bebouwen, dan kwam elke verbetering te hunnen bate, doch, men noeme het een zegen of een vloek, slechts de helft der landbouwers zijn eigenaars van den bodem, dien ze bouwend verbeteren. Met het oog op deze omstandigheid vooral is het noodig, dat de grond eigenaars kennis van den grond en zijne bebou wing hebben, dan zullen eigenaar en pachter samen éen weg gaan, en de een zich niet verrijken ten koste van den ander. De grondeigenaar, die zijn land afstaat aan den eersten den besten, die het meest biedt, handelt verkeerd en ondervindt er spoedig de nadeelen van. De pachter moet kapi taal hebben en daarbij kennis om het winstgevend te plaatsen. Over 't algemeen is het noodig dat de grond beter bewerkt en beter gevoed wordt. De vaste en de bedrijfskapitalen staan veelal in ongelijke verhouding tot elkaar. Zoolang nu in het eerste niet genoeg van het laatste geplaatst wordt, zoolang zullen we slachtoffers tellen van hooge koop- en pachtprijzen. Het zou verkeerd zijn zich met een daling der prijzen te vleien. De sociale toestanden zijn wel ongunstig, doch de meerdere opbrengst der gronden vrucht van kennis, arbeid en kapitaal zal steeds gevolgd worden door hoogere koop- en pachtprijzen. Dit is altijd zoo geweest en er is geen enkel voorteeken, waaruit we kunnen voor spellen dat we aan een rustpunt zijn gekomen, al mogen we niet verwachten dat de stijging zal voortgaan met de hollende vaart der tien laatste jaren. Nieuwe gronden zijn er voor ons maar zeldzaam meer en dan nog bij kleine uitgestrektheden te veroveren. Vermeerdering moeten we verkrijgen, wensch om hem van dienst te kunnen zijn bij het onheil dat hem getroffen heeft." „Wij weten beide uw belanglooze vriendschap op prijs'te stellen, mijnheer Kayser," zei Marie met een eenigszins haperende stem. „Ik wenschte dat gij mij in de gelegenheid steldet u die door daden te bewijzen," antwoordde hij, zónder zich van zijn plaats te verwijderen. „Bij uw broeder zou ik in allen geval weten hoe ik het moest aanleggen om hem te helpen maar u, juffrouw Marie tegenover u sta ik hulpeloos; daar gij, naar ik vrees en gelijk hier uit blijkt" daarbij wees hij op de voorwerpen waarmede Marie zich bezig gehouden had, „niet genoeg hebt aan de zorgen voor het tegen woordige, maar door een onvergeeflijke vereering van relieüen pijnlijke herinneringen uit vervlogen dagen schijnt op te wekken." Hij was kalm begonnen, maar in den loop van zijn toespraak had zich een toornige opgewonden heid van hem meester gemaakt. In zijn hart welde een jaloersche verbittering op tegen het voorwerp dier weemoedige, dierbare herinneringen, die hij bij Marie veronderstelde, en dat deed zijn stem trillen. Hij scheen eens klaps vergeten te hebben dat hij zich had aan gemeld als de bescheidene, hulpvaardige vriend; hij stond als een beleedigde, als een aanklager tegenover haar. {Wordt vervolgd.) door verbetering van het bestaande. Met reuzen schreden is de laatste vooruitgegaan, en dankbaar herdenken we hierbij wat we aan kunstmest, met name aan de Peru-guano, verschuldigd zijn. Alom is door kennis een leven en streven ge wekt, vroeger ongekend. Wil men zijn grond met winst bebouwen, dan moeten we in den vreedzamen strijd van kennis, arbeid en kapitaal, niet als onontwikkelden van verre staan en wer keloos toekijken, maar er levendig deel aan nemen. Wordt vervolgd.) In verband met een onlangs genomen raads besluit is sinds een paar dagen een aanvang ge maakt met het doen van opmetingen op en het afteekenen van het terrein op den Dam alhier, bij het droge dok, teneinde dit tot dusver onbegaan baargedeelte voor het publiek toegankelijk te maken. Wat wij van de plannen dienaangaande vernemen is te onbestemd, om daaraan vooralsnog publici teit te geven. Er bestaat evenwel grond om te onderstellen, dat spoedig tot den algemeen ge- wenschten aanleg van dat plein zal worden over gegaan. Heden namiddag te 2 uren snelde een hoop nieuwsgierigen naar het Westerhoofd te Ylissin- gen, om getuigen te zijn dat een jonggeboren kind van het vrouwelijk geslacht (wellicht 10 dagen oud) met bebloed aangezicht tusschen het staketsel liggende was. Spoedig werden de politie-agenten gewaarschuwd en het lijkje in hunne tegenwoordigheid naar het bureau van olitie vervoerd. Aan het Kralihgsche veer zijn in de afge- loopen week 963 zalmen verkocht. De prijs liep van f 1.10 tot f 1.30 per half kilo. Te Maurik zijn drie kleine meisjes door het ijs gezakt en verdronken. Te Emden zullen den 21e» dezer 348 stuks gouden munten uit de 14" en 15p eeuw publiek verkocht worden, welke in Juni jl. te Nordoog in Oost-Friesland gevonden werden. De heer Johan Winkler stelt in „de Navorscher" voor, het nieuwe bronzen muntstuk van 2j cent, dat binnen korter of langer tijd hier te lande in omloop zal komen, te noemen Kluit. Kluit noemt men in West-Vlaanderen een stuk'van 5 centimes d. i. 2j cent. Daarentegen stelt de directie van „de Navorscher" voor, de verwacht wordende munt te noemen met den Oud Hollandschen naam Groot. Een Groot was vroeger een muntstuk van vier duiten en nu hoort men oude lieden nog spreken van drie of vijf groot (7£ of 12j cent). De instructie nopens een dezer dagen te Velp plaats gehad hebbenden brand heeft bewezen, dat deze moedwillig is aangestoken. Daarvan worden twee Duitschers verdacht. Een hunner is reeds gearresteerd, de ander is voortvluchtig. Een drietal geschikte werklieden van de landswerf te Amsterdam zullen naar Parijs ver trekken en ter beschikking van de Nederlandsche hoofdcommissie voor de internationale tentoon stelling worden gesteld, om hulp te verleenen bij het ontpakken, opstellen, bewaken enz. der in te zenden Nederlandsche artikelen. Aan het station te Breda heeft door des kundigen een onderzoek plaats gehad betrekkelijk de uitbreiding van het terrein aldaar, zoo wat betreft los- en ladinglijnen, bestrating, vergro oting van goederenloodsen, en meer doelmatige en ver hoogde los- en ladingplaats voor vee en paarden, waardoor aan een groote behoefte voor den handel zal worden tegemoet gekomen. Ook bestaat er plan een afwateringskanaal te graven naar Ooster- hout, dat ook voor stoombooten bevaarbaar zoude zijn. De booten naar Rotterdam zouden dan in 5 1/2 uur de reis kunnen maken, waartoe thans 9 uren noodig zijn. Er staan thans niet minder dan 100 ledige kolenwagens op het stationsterrein te Venlo, een bewijs dat het vervoer van steenkolen zeer onbe duidend is, waarschijnlijk door de zachte weers gesteldheid. Met groote blijdschap is te Waalwijk en door de geheele Langstraat vernomen, dat vol gens het nu door de regeering ontworpen plan, de staatsspoorweg Zwaluwe—'s Hertogenbosch, voor het gedeelte tusschen Geertruidenberg en 's Hertogenbosch ten zuiden van het oude Maasje loopen en de Langstraat volgen zal. Daardoor zal bij de kortste verbinding tevens het bevolktste deel van deze streek worden doorsneden, waar de bevolking, hoofdzakelijk van handel en nij verheid bestaande, reeds langen tijd aan betere en snellere gemeenschapsmiddelen groote behoefte had. Stations zijn ontworpen voor Hooge Zwaluwe, Geertruidenberg, Waspik, Waalwijk, Drunen en Vlijmen. Zes tusschenstations over eene spoorweglengte van ongeveer 50 kilometers mogen onder gewone omstandigheden veel heeten, de zeer groote be drijvigheid in de streek maakt het hier zelfs wenschelijk, dat het getal nog met een vermeer derd kon worden en wel te Capelle, ten bate van een belangrijk deel van het land van Altena. (H. bl.) Van het vermaarde „Woordenboek der Nederlandsche taal" door de hoogleeraren de Vries en te Winkel aangevangen en thans door eerst- genoemden met de heeren Eelcoo Verwijs en Qosijn

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 2