N°. 121e Jaargang. 1878. 4 Januari. n- Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Fees! Prijs per 3/rn. franco 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentien: 20 Gent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffite C'°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 3 Januari. 1877 FEUILLET Q3ST. (jfüitgmt m r'v r i Twee gebeurtenissen treden, wanneer men den blik laat gaan over hetgeen het jaar 1877 voor de wereld heeft opgeleverd, zoodanig op den voorgrond, dat zij al het andere in de schaduw stellen. Wij bedoelen natuurlijk het ontstaan en de aanvankelijke oplossing der crisis in Frankrijk, en de bloedige wending welke het Oostersche vraagstuk genomen heeft. Het nadeel, aan eene beschouwing, bij het einde des jaars van deze twee gebeurtenis reeksen verbondenis dat het publiek er zich reeds, gedurende de jongste twaalf maan den, dag aan dag en vaak met groote spanning, mede bezig heeft gehouden. De feiten liggen dus nog versch in ieders geheugenhun onder ling verband is óf op het oogenblik nog niet volkomen helder, óf door hunne opvolging en door de eindbeslissing, tot welke zij gevoerd hebben, reeds in het licht gesteld. Van daar ons voornemen, niet om andermaal een over zicht te geven van hetgeen reeds bekend en besproken ismaar om, bij eene vluchtige herinnering der feiten, een minder algemeen waargenomen gezichtspunt te zoeken, teneinde hun waarde en beteekenis te bepalen. Daar is in het ontstaan der Fransche minis- terieele crisis op den 16en Mei jl., op- zichzelf zooveel raadselachtigs dat men, teneinde eene eenigszins bevredigende' verklaring te vinden, den blik moet slaan op hetgeen in het vorige jaar daaraan voorafging. Herinnert men zich de vruchtelooze pogingen in 1876 aangewend, door de ministeriën met eene conservatief- clericale tint, om zich tegenover de kamer van afgevaardigden staande te houden, dan wordt veel duidelijk. De grijze staatsman Dufaure is een republikein van onverdacht gehalte, maar van stellig conservatieve beginselen en van clericale neigingen. Een bewijs dezer ge zindheid was dat de senaat hem, den 12™ Aug. 1876, met 161 stemmen tegen 113, tot levenslang senator verkoos. De minister de Mareère, een van de bekwaamste en uitstekendste verdedi gers der republikeinsche beginselen, is mede u. Uit les belles folies van Jules Claretie. Vervolg cn slot) Hij werd door Pruisische gendarmes tot aan de grenzen geleid. Te Keulen vroeg hij vergunning zich een dag, een namiddag, een uur op te hou den om naar de begraafplaats te gaan. Men wei gerde hem deze gunst. En hoofdschuddend zei hij bij zichzelf: Misschien is het eigenlijk beter. Wat zou ik aan Malapeyte moeten zeggen Ik heb mijn woord niet gehouden! Bij de Belgische grenzen Was hij vrij, maar zonder zich eenigszins gelukkig te gevoelen door het herkrijgen dezer vrijheid. Het scheen hem nu dat zijn leven geëindigd, mislukt, doelloos, nutteloos Was. Nooit, zelfs niet na de rampen van vroeger jaren, had hij zich zoo geheel ver slagen en vernederd gevoeld! Toen hij te Givet de plaats terugzag, waar Malapeyre, reeds onge steld, gezeten had, op dien Augustus-avond toen de muggen in de lucht dansten, voelde Fougerel zich diep ontroerd en hij schreide. een niet twijfelachtig behoudsman, en ofschoon zeker niet van clericalisme verdacht, toch ook niet de man om Frankrijk op den weg eener aan Rome vijandige staatkunde te voeren. Wie zijne zeer gematigde, ernstig doordachte redevoeringen, zoo in de kamer als tot zijne kiezers gehoudenleestwaarin hij meer den toon aanslaat van een Engelschen torydan dien van een Franschen uitverkorene van het alge meen stemrecht, zal de wijze waarop.wij hem kenschetsen als juist erkennen. Welnu, deze twee staatslieden waren in Decem ber 1876 de hoofden van bet ministerie, maar traden plotseling af. Om welke reden, is: eigenlijk nooit duidelijk geworden. De kamer was hun niet vijandig, ofschoon zij niet in alle opzichten de wenschen der meerderheid bevredigden. In den senaat vonden zij meer steun dan bestrijding. Eene poging om een nieuw ministerie van dezelfde richting samen te stellen onder den hertog d' Audiffret- Pasquier, mislukte. Toen trad de heer Jules Simon als hoofd van het ministerie op; met den vice-president der kamer, Martel, als minister van justitie. Het ware belachelijk, een man als Jules Simon een radicaal te noemen, of hem en zijn ambtgenoot Martel in staat te achten de andere ministers, die uit het vorige kabinet waren overgekomen, tot eene radicale staat kunde over te halen. Maar toch, zij waren niet conservatief en niet clericaal. Zij waren dus niet meer de uitdrukking dier in 1873 met zooveel moeite verkregen meerder heid, welke in de republiek berust had op voorwaarde dat de maarschalk de Mac-Mahon zich aan haar hoofd, als wachter voor het conservatieve schilderhuis, stelde. Er bestond alzoo een innerlijke strijd tusschen het nieuwe ministerie en den maarschalk-president, als drager der beginselen van de meerderheid in den senaat. (Wij spreken natuurlijk niet van de politieke gevoelens van den maarschalk zeiven: deze krijgsman heeft zelf, tegenover de leidende staatslieden van zijn land, erkend dat hij van linker- of rechterzijde niets begreep. Voor wat men hem vertelt dat hij te verdedigen heeft, staat hij pal, met het j'y suis j'y reste in zijn vaandel en den „eerlijken degen" op zijde, des noods, als 't hem wordt wijs gemaakt, in de vuist.) De optreding van het ministerie-Simon, door velen als een zegepraal der vrijzinnige begin- Ja, zei hij hardop, schrei Maarge kunt nu niets anders doen. Hij kwam te Vernon terug en hij ondervond een bittere, maar stille smart, toen hij in het stadje alle dingen op dezelfde plaats vond, dezel'fde menschen, dezelfde straatsteenen, alles, behalve den vriend die hem te Vernon het leven aange naam en dierbaar maakte. Wat scheen de kleine Woning in de oude straat Saint-Jacques, vol van souvenirs van twintig jaren, waar ieder voorwerp hem aan Malapeyre herinnerde, Fougerel-somber en hol toeHij moest aan de oude dame den dood van zijn vriend meedeelen. Zij luisterde, hief de hand ten hemel, en zei Arme mijnheer! Toen Fougerel geëindigd had, vroeg zij hem zacht hoe hij aan dat litteeken op zijn rechter wang kwam, dat zij zich niet herinnerde. O, dat is niets, antwoordde Fougerel. Een postcriptum bij het vèrledene, anders niets. Van dien dag af begon hij zich weer te gewen nen om zooals vroeger in het Hotel d'Evreux te dineeren en zijn pijp in het Café de la Ville te rooken. Men liet altijd zijn tafeltje, het kapiteins tafeltje, voor hem openmen groette hem, men was beleefd voor hem. Hij sprak weinig en ging gaarne alleen in de laan Van la Maisonnette wan delen, of hij ging tot aan Valmeux, zooals vroeger met zijn vriend. Al wandelende hoorde men hem soms tot zichzelf of tot een denkbeeldig persoon spreken, aan wien hij van tijd tot tijd zei: selen begroet, vervulde daarom menigeen, die kalm, op een afstand, den loop der zaken volgde, met6 'zorg. Waren de raadslieden van den maarschalk eerlijk geweest, zjj hadden gezegd: wij kunnen de grenspaal Dufaure-dex Mareère niet overschrijden. Nu zij tot het station Simon-Martel doorgingen, was het duidelijk dat zij op eene ontsporing rekenden. Ziedaar, zoo men wil, de daad van 16 Mei 1877 naar constitutioneel staatsrecht in beginsel gewettigd. Maar ook alleen in beginsel. De vorm was zoo onhandig, zoo onwettig, zoo onberedeneerd, dat de daad het karakter van een staatsgreep kreeg en het niet te verwon deren is, wat meermalen beweerd werd, zoo de hertog de Broglie, een intrigant, maar een parlementair intrigant, door de zaak verrast en over de soldaten-manier van zijn factotum.den maarschalk, niet bijzonder ge sticht was. Wat daarachter stak, behoeft niemand te vragen, die zich herinnert dat de minister Simon den 4™ Mei, namens de regeering, zich vereenigd had met de motie der kamer, waarbij het gouvernement werd uitgenoodigd „alle tot zijne beschikking staande middelen aan te wenden om de clericale bewegingen tegen te gaan." Men was te Rome bang geworden. Kon men, tegenover zulk een gevaar, staan blijven voor parlementaire nesterijen, waar een de Broglie zich misschien om zou bekomme ren En, als had de nog niet uitgevonden telephoon reeds uit de zalen van het Vaticaan naar het kabinet van den maarschalk in het Elysée gereikt, zoo spoedig en gehoorzaam werd de schrik van Rome gevolgd door dien brief aan den minister Simon, waarmede, zooals de Cassagnac het met de hem eigen fijnheid uitdrukte, ,de radicalen de deur werden uitgetrapt." Hetgeen volgde, behoeft nauwelijks herzegd te worden. Men had zich voorgenomen, op echt-Pruisische manier Frankrijk te maseregeln, Prefectenrechtersschoolmeesters politie ambtenaren, in de Bonapartistische school groot gebracht en door schitterende beloften aange vuurd, werden over het land uitgestort. Der pers werd de keel dicht geknepen. Het kie zersvolk werd op alle manieren gevleid, bang gemaakt, belogen, mishandeld zelfs waar men maar durfde, in de hoop dat toch wel ergens een opstandje tot het uitvaardigen van den Wat wilt ge? Ik heb gedaan wat ik kon. Gij moet er niet boos om zijn. Dikwijls in het hötel vroeg hij onder den maal tijd een glas Malaga. Een traan, zei hij. En hij dronk langzaam tot herinnering aan zijn dooden vriend. Dan keerde hij huiswaarts, ont vouwde de oude nagelaten papieren van Mala peyre, las ze over en schudde het hoofd, of ook wel bekeek hij de epauletten van den kapitein, zijn eerekruis en de kapotjas te Waterloo gedra gen, en terwijl bij bezig was in het versleten laken het spoor van den kogel terug te vinden, die zijn vriend gewond had, zei hij Ziedaar midden in de borst. En na dat doorstaan te hebben, onderweg aan de koorts te sterven! Het leven is een dwaas- beid. Zoo werd hij oud, meer en meer somber en gebogen. De jaren gingen voorbij. De meisjes, die Fougerel vroeger touwtje had zien springen in de Bassin- Verf, waren nu vrouwen en moeders geworden, bijna grootmoeders, wier kinderen nu ook op dezelfde plaats speelden. De kleine jon gens, aan wie hij lachend exerceeren had geleerd, waren officiers, kooplui, onderprefecten. De oude dame, die de kamers in de straat Saint-Jacques verhuurde, was gestorven. Alles veranderde, breidde zich uit, wijzigde zichhet eene geslacht kwam, anderen gingen, en de oude kapitein Fougerel sleepte zich gerimpeld, gebroken, op zijn wandel stok voort, ging maar altjjd naar het kapiteins- staat van beleg zou recht geven. Maar het volk was doof aan dat oor. „Kalmte, schreef men destijds uitParijs, is hief nu de mode." En wat te Parijs mode is, dat weet men, is in Frankrijk wet. Er was tijd noodig om al die klemschroeven aan te draaien. Daarom wachtte de regeering met het uitschrijven der verkiezingen zoo lang als de meest gewaagde uitlegging der wet maar eenigszins toeliet. Eindelijkna vijf maanden, den 14™ October, sprak de stembus, onder den verschen indruk van het vermanend woord, waarmede Frankrijk's grootste burger, Adolphe Thiers, bij zijn heengaan zijn land- genooten toegesproken had. De uitkomst bevredigde geen der beide par tijen volkomen. Zij bevestigde Gambetta's grootspraak niet, die beweerd had de 363 der linkerzijde tot 400 te zullen zien aanwassen. Maar zij stelde duidelijk, te onbetwistbaar der naarmate er meer geweld in tegengestel den zin was gepleegd, in 't licht, dat het land eene eerlijkeparlementaire republiek, een regeeren naar den wil der wettige meer derheid, verlangde en geen extra-parlementair geknutsel met een „persoonlijk" gouvernement. Ruim honderd stemmen meerderheid was niet ten volle wat de linkerzijde gehoopt had, maar 't was zeer voldoende om de Broglies en Four- tous onmogelijk te maken. De stembus van 14 October heeft aan het land den onschatbaren dienst bewezen van de parlementaire verhoudingen weder zuiver te maken. De meerderheid van den senaat gaf duidelijk te kennen dat zij, na dien datum, noch aan het kabinet de Broglie, noch aan het ministerie van hommes de paittedat men er een oogenblik voor in de plaats wilde stellen, haar steun verkoos te verleenen. Daarentegen erkende zij het kabinet-Dufaure-de Mareère als de eenige combinatie waarin zij, haar mo narchale of Bonapartistische neigingen op het altaar des vaderlands otferende, hare con servatieve gezindheid terugvond. Men landde dus, in December 1877, juist aan op het punt waar men in December 1876 halt gehouden had. Of de reis nu verder zonder ongelukken voortgezet zal worden, hangt voornamelijk van de linkerzijde der kamer van afgevaardigden af. Het kan niet ontkend worden dat deze zich, sedert de crisis van 16 Mei en na de verkie- tafeltje en keek in 't voorbijgaan naar de schaak- of biljardspelers. Hij was nu meer dan tachtig jaar oud en het Verdriet had bijna een kindschen grijsaard van hem gemaakt. Men hoorde hem in zichzelf suffen en mompelen Gij moet er niet boos om zijnWij zouden ons te zamen hebben verdedigd, dat is het eenige Op mooie dagen bleef hij dikwijls in de zon op een bank zitten in de laan des Avenues, in stomme bewondering, voor zich uitkijkend met zijn ver moeide oogen, starend zonder te zien, en met zijn stok werktuigelijk in het zand een plan van een veldslag teekenend. Als de kinderen voorbijgingen liepen ze op hun toontjes, legden hun vingertjes op de roode lipjes en de verstandigsten zeiden tot de kleinsten: Wees stil, het is kapitein Fougerel die slaaptj Dikwijls ook ontwaakte de grijsaard uit deze slaperigheid en verdooving. Het was op zijn goede dagen, als liij lust had in praten. Dan werd zijn gerimpeldmaar nog mannelijk gelaat bezield en met zijn ernstige, zware stem gaf hij aan de nieuwen het wachtwoord der ouden. Weet u op te offeren, weest edelmoedig, bereid om slachtoffers te worden. Hebt lief wat schoon is, bevordert wat goed is. Hebt een ge loof, een vaandel, en sterft er voor. Dat is beter dan zonder dat te leven. Daarop verviel hij weer in zijn droomerij. Op een avond in de maand Juli 1870 het ia

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1878 | | pagina 1