MIDDELBURGSCHE COURANT BIJVOEGSEL Vrydag 21 December 1877. N° 301, Verordening tot handhaving der orde op de buitenpleinen van en de toegangen tot het spoorweg station te Middelburg. PBUILLBTOlsr- Gemeenteraad van Middelburg. VAN BE VAN Gremeente-politie. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend: dat door den gemeenteraad in zijne vergadering van den 21en November 1877 is vastgesteld de volgende: Artikel 1. Onder buitenpleinen van en toegangen tot het station worden, voor de toepassing dezer verordening, verstaan: de voor het publiek open gestelde buitenruimte bij het personen- en goederen station van den spoorweg, benevens de toegangs wegen, binnen den ringdijk van het stationsterrein gelegen. Artikel 2. De ambtenaren en agenten van de gemeentepolitie, belast met de handhaving der orde op de in art. 1 genoemde plaatsen, zijn, onder de bevelen van den burgemeester, bevoegd de richting te bepalen waarin de rij- en voertuigen zich bij aankomst of vertrek moeten bewegen. Rijtuigen, aan particulieren of rijtuigverhuurders toebehooren- de, staan, voor de toepassing dezer verordening, volkomen gelijk. Zij verleenen aan den stationschef of diens plaatsvervanger, zoo deze dit vraagt, bijstand tot het bewaren der orde, zelfs in het stationsgebouw en tot het voorkomen ot doen ophouden van het gedrang bij het nemen van plaatskaarten en het wegen of aigeven der bagage. Een ieder is verplicht hunne bevelen of aanwij zingen, te dien aanzien gegeven, op te volgen. Artikel 3. De rijtuigen, die tot het gebruik der reizigers uit de stad komen, moeten zich op het buitenplein plaatsen, aan weerszijden van de uitgangspoort en in regelmaat naast elkander, doch op een afstand van minstens 2 meter van het perron. Voor de poort zal echter eene ruimte van min stens 5 meter moeten worden opengelaten. Het eerst aankomend rijtuig neemt de eerste plaatsin, het tweede de volgende enz., ter wijl men zich in alle gevallen zal moeten vergenoegen met de plaats door de politie aangewezen. Artikel 4. De rijtuigen, met welke reizigers naar het station worden gebracht, rijden voor den hoofdingang voor, van de oost- naar de westzijde, en moeten zich onmiddellijk nadat de reizigers de rijtuigen hebben verlaten van daar verwijderen. Artikel 5. De voerlieden, die met hunne rij-of voertuigen elkander op de wegen, in deze veror dening bedoeld, passeeren, zijn verplicht rechts uit te halen. Artikel 6. Op het plein vóór het station mag, wanneer de politie dit verlangt, niet anders dan stapvoets gereden worden door rij- of voertuigen, die reizigers of goederen naar of van het station brengen en door berijders van losse paarden. Artikel 7. De koetsiers of geleiders mogen hunne rij- of voertuigen niet verlaten, tenzij er iemand bij tegenwoordig zij, in staat om de paarden of trekdieren te besturen. In geen geval zullen zij deze van het gebit mogen ontdoen. Art. 8. Alle rijtuigena die niet voldoen aan de voorschriften van, of waarmede gehandeld wordt in Btrijd met de artt. 3, 4, 5 en 7b waarvan de koetsiers of geleiders in kennelijken staat van dronkenschap verkeeren, zich als zoodanig gedra gen of beneden 16 jaren oud zijn; c die bespannen zijn met paarden of trekbeesten, die gevaar voor het veilig verkeer opleveren; moeten, op bevel van den aanwezig zijnden ambtenaar of agent van politie dadelijk verwijderd worden. Art. 9, De rijtuigen, die voor rekening van logement-houders of rijtuig-verhuurders op het buitenplein stationeeren, zijn onderworpen aan het onderzoek, voorgeschreven bij de artt. 26, 42, 43 en 47 van het koninklijk besluit van 24 Nov. 1829, (Staatsblad n° 73). Art. 10. Boven op de rijtuigen, tenzij deze voorzien zijn van hekwerk, mogen geene goederen 3. Uit les belles folies van Jiii.es Cearetie. Vervolg.) Dat was alles wat den beiden vrienden overbleef namen op een steen, ergens op een dorpskerkhof. En omdat zij zich als overbodig beschouwden en zich zeer eenzaam voelden in de wereld, besloten zij aan elkanders zijde, evenals soldaten in 't ge lid den levensweg te vervolgen. Zij verlieten elkaar niet meer. Fougerel haalde Malapeijre over om in Normandië te gaan wonen, en toen zij in het rustig, bekoorlijk stadje Vernon hunne woonplaats hadden gekozen, legden zij hunne weinig schitterende inkomsten bij elkaar en, sedert lang gewoon aan ontberingen, wisten zij er een soort van welvaart uit te putten. Volslagen rust na volslagen rusteloosheid. Hoe anders was dit üieuwe leven 1 De jaren gingen voorbij in dagen zoo lang als winteravondenmet dezelfde bezigheden, dezelfde gesprekken, dezelfde wandelingen door gebracht. De stad met haar schilderachtige straten, met hier en daar een overblijfsel van vroeger tijd, behoort tot die waar men zich gaarne even op geladen worden. Zoo de rijtuigen te zwaar beladen worden, zal een gedeelte der goederen, op aanwij zing van den aanwezigen ambtenaar of agent van politie, afgeladen moeten worden. Art. 11. Het is verboden, het publiek in de vrije keuze van een koetsier, drager, kruier of wegwijzer te belemmeren of door aanroeping, aanhouding of andere middelen te bemoeilijken. Dragers, kruiers of wegwijzers mogen geene andere plaatsen innemen, dan die hun door de politie worden aangewezen. Recht vóór of in de uitgangspoort zal niemand mogen blijven staan. Art. 12. Het is verbodena de hekken of andere afsluitingen der stationspleinen te beklim men, of zich door overklimming toegang naar die pleinen of naar het station te verschaffen; b op de buitenpleinen van, of aan de toegangen naar het personen- of goederen-station belemmering te veroorzaken in den doorgang. Art. 13. De overtredingen dezer verordening worden gestraft, voor zoover daarin door geen wet of kracht van wet hebbende verordening is voor zien, die van art. 2 (voor zooveel de rijtuigen botreft), van artt. 3, 4, 6 en 7 met eene geldboete van drie tot zes gulden; die van art. 2 (voor zooveel voetgangers betreft), van art. 5, 9, 10, 11 en 12 met eene geldboete van een tot zes gulden. Dat deze verordening aan de gedeputeerde staten van Zeeland, volgens hun bericht van den 30en No vember 1877 n° 5458/12, in afschrilt medegedeeld en den 5ea December 1877 is afgekondigd; dat zij gedurende drie maanden op de gemeente secretarie voor een ieder ter lezing is nedergelegd en ter gemeente-secretarie tegen betaling van 10 cent verkrijgbaar is gesteld. Middelburg, den 17™ December 1877. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHORER. De secretaris G. N. DE STOPPELAAR. Zitting van Woensdag 19 December. Voorzitter de heer Schorer. Later komt de heer van Berlekom. De notulen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. Voor kennisgeving worden aangenomen vier missives van gedeputeerde staten, houdende goed keuring van raadsbesluiten. Aan den heer dr. F. Seelheim wordt op verzoek eervol ontslag verleend als leeraar aan de burger avondschool alhier. Nog wordt eervol ontslag verleend aan den heer J. J. A. Sprenger, als opzichter bij de gemeente- fabrieage, met ingang van 1 Januari a. Burgem. en wethouders zullen, in overleg met de commissie van fabricage, later een voorstel doen omtrent de al of niet vervulling der vacature. Is ingekomen een adres van de heeren mr. W. A. van Hoek en J. de Kanter, de eerste in qualiteit van voorzitter, de tweede in die van secretaris en alzoo te zamen vertegenwoordigende het bestuur der af deeling Middelburg van de vereeniging Volks onderwijs, die te kennen geven: dat zeer tot hun leedwezen door den raad niet is ingewilligd het verzoek om subsidie te willen verleenen aan eene door de atdeeling op te richten herhalingschool, waardoor het belang zou worden behartigd van vele mede-ingezetenen, wier kinderen geen gebruik maken der verschillende inrichtingen van onderwijs, waaraan de algemeene gemeentekas zulke aanzien lijke offers brengt; dat de redenen welke den raad tot dit besluit geleid hebben echter niet zijn voort gevloeid uit het te hoog bedrag van het gevraagd subsidie, noch ook uit mindere ingenomenheid met dergelijke herhalingschool, maar integendeel de daaraan reeds lang bestaande behoefte door ver schillende leden der vergadering zeer uitdrukkelijk werd erkend, zoozeer zelfs dat in overweging werd gegeven om de oprichting van dergelijke herhalingschool van gemeentewege te doen uitgaan dat onder deze omstandigheden het bestuur der afdeeling voornoemd, doordrongen van de noodza kelijkheid eener inrichtiug voor herhalingonderwijs, houdt om uit te rusten. Alles noodigt tot een aangenaam verblijf nit. De Seine stroomt rustig onder de oude steenen brug. Gezonde, welriekende damp stijgt op uit de daken van Vernon en Vernonnet, het dorp dat tegenover de stad ligt aan den anderen kant van den stroom; men ziet vriendelijke kalme gezichten voor de vensters der grijze huizen. Geen gejaagdheid, geen koorts, 't Is al veel dat eenige treinsoldaten, in de kazernen ingekwartierd, met hunne sporen eenig geraas op straat maken. Deze bevolking van renteniers, oude gepensioneerde militairen en liefhebbers van tuinen, leefde rustig onder den Normandischen hemel. - Ik zou al de appeldranken van de Eure en van de vallei d' Auge geven voor twee vaten van onzen Médoc, zei Malapeijre soms tot Fougerel; maar ik stem toe dat men tevreden leeft in Nor mandie en er met pleizier oud wordt. De genoegens der beide officieren waren evenwel niet buitengewoon en al hnn uitspanning bestond in het wandelen langs de Boulevards, door de laan van la Maisonnette, tot aan het eind van dien weg met boomen omzoomd, die langs de beukenlaan van het park van Bizy loopten hun weg ver volgend, terwijl zij soms stilstonden om op den grond een of ander oorlogsplan dat zij bespraken te teekenen, traden zij het bosch in en wandelden voort tot onder de prachtige boomen van Valmeux. Vervolgens keerden zij terug, altijd keuvelend, tot aan het Hotel d'Evreux, waar zij dineerden, en bij het binnenkomen de gasten groetend, namen zij plaats aan de table d'hóte en luisterden meer eerbiedig de aandacht der vergadering vestigt op de wenschelijkheid om aan dezen, in den boezem der vergadering zeiven geuiten wensch tot op richting eener herhalingschool thans gevolg te gevèn; dat het bestuur der afdeeling Middelburg daarbij zich overtuigd houdt van de bereidwillig heid der afdeeling om teneinde geen hooger bedrag ten laste der gemeentekas worde gebracht dan in het door den raad zoozeer goegekeurde plan lag opgesloten de voor gezegd doel bij haar beschikbare gelden aan de gemeente af te staan; dat het bestuur der afdeeling zich mede overtuigd durft houden dat de heeren Paardekooper en de Jager ook aan de gemeente hu no zoo gewaardeerde medewerking niet zullen weigeren, zulks met het oog op de algemeen gevoelde drin gende behoefte aan herhalingonderwijs. Redenen waarom adressanten in overweging geven, om onder deze bestaande omstandigheden en bij de door den raad erkende behoefte aan eene herhalingschool, tot de oprichting daarvan wel te willen overgaan. Op voorstel van den voorzitter wordt besloten' dit adres om advies te stellen in handen van burg. <;j» weth. Aan P. Castelijn wordt, ingevolge zijn verzoek, onderhands in koop afgestaan, tegen 1 de cen tiare, plus minus 25 centiaren gemeentegrond wijk O, n° 213, achter de Punt, en aan S. van Straten plus minus 6 centiaren. Ia behandeling komt het voorstel van burge meester en wethouders naar aanleiding van het adres van den heer H. A. Boogaert, directeur van de gasfabriek alhier, om kwijtschelding van toe gepaste boeten. Op de directie der gasfabriek zijn toegepast 48 boeten wegens het niet behoorlijk schoonmaken van lantarens en 2 wegens het niet hersteilen van gebroken ruiten, te zamen ad f 250. Burgemeester en wethouders ontkennen niet dat de boete vrij hoog is in betrekking tot het ge pleegde verzuim. Bij het groot aantal lantarens waaromtrent dat verzuim gold, was het hun echter niet geoorloofd de boeten gedeeltelijk toe te passen. Zij zouden dit anders te meer gedaan hebben, daar het zwart branden der glazen van de lanta rens voor een groot deel was toe te schrijven aan het stormachtige weder, dat in de nachten vóór de beboeting van den adressant geheerscht had. Moge dit ter verontschuldiging van den adres sant strekken, het is echter volgens burg. en weth. niet te ontkennen, dat hij juist nadat stormachtige weder meer dan anders had moeten zorgen voor het schoonmaken der lantarens, het geen echter niet geschied is. Kunnen zij daarom niet adviseeren tot geheele kwijtscheldingzij zien in de omstandigheden genoegzame verontschuldiging om tot verminde ring- van boete te adviseeren en stellen derhalvi yooi' de boete van ƒ250 tot 100 terug te brengen. De commissie van financiën kan zich vereeni gen met het denkbeeld van de billijkheid eener vermindering der opgelegde boete. De beraadslaging geopend zijnde, motiveert de heer van Hoek zijne nit te brengen stem tegen het voorstel van burgemeester en wethouders. Zoowel de tegenwoordige als de vroegere di rectie hebben tegenover de gemeente geen aanspraak op bijzondere welwillendheid, zoodat, waar in deze de bestaande verordening door bur gemeester en wethouders is toegepast, er zijns inziens geen termen zijn om daarop thans terug te komen. In stemming gebracht, wordt het voorstel van burg. en weth. tot bovengenoemde vermindering der boete, met 11 tegen 5 stemmen aangenomen. Op voorstel van burg. en weth. wordt besloten om publiek te verkoopen en te doen roeien 9 stuks olmenboomen op de Nieuwe haven, geschat op 90, en 2 stuks abeelen bij de voormalige Veersehe barière, geschat op f 6. Ia de vorige vergadering, bij de behandeling van het adres van Chr. Polderman c. s., werd zoowel het voorstel van burgemeester eu wethou ders om zekere pereeeleu grond voor f 2832 te verkoopen verworpen, als een amendement van den heer van der Harst om den koopprijs op ƒ1589.40 vast te stellen. Burgemeester en wethouders meeneu in deze besluiten te zien dat de eerste som den raad te hoog, de andere te laag voorkwam, en na ontvan gen opdracht om een nieuw voorstel ter tafel te brengen, hebben zij getracht nieuwe grondslagen te vinden om tot eene andere regeling te komen, die tevens zooveel mogelijk aan de bezwaren, tegen voorstel en amendement geopperd, tegemoet kan komen. Zij meenen deze gevonden te hebben door voor den grond binnen de 20 meters van den weg gele gen 2 per M2 te vragen, een bedrag dat èn met het oog op den verkoop aan Pagé èn op den prijs van de naastbij gelegen perceelen bedongen, niet anders dan billijk kan genoemd worden, ter wijl de uitgestrektheid grond verder dan die 20 meters gelegen, door de adressanten, óf voor langen tijd, bijv. 30 of 40- jaren gehuurd zou kunnen worden voor denzelfden prijs in evenredigheid, waarvoor bij de laatste openbare verpachting het stuk land daarnevens verpacht is, óf wel gekocht voor dien pachtprijs, gekapitaliseerd tegen den 20en penning. De koopprijs zou dan worden voorChr. Pol derman, 108 cent, a 2 ƒ216; J. Poppe, 74 cent, a ƒ2 148J. Verhage, 640 aent. a 2 1280. De oorspronkelijke pacht voor het naastgelegen perceel, groot 1.3020 hectare, bedraagt 347, zoo dat voor de 118 cent. van Polderman en de 1070 cent. van Verhage, buiten de 20 meters, samen 1188 cent., zou moeten voldaan worden een pacht van 32 'sjaars of een koopprijs van ƒ32 X 20 ƒ640. Te zamen ƒ2284. Wil men dit bedrag op eene ronde som van ƒ2200 stellen, dan bestaat daartegen bij burge meester en wethoudere geen bezwaar. De ver mindering van 84 zou dan billijkerwijze ten voordeele moeten komen van J. Verhage, met het oog op het gedeelte sloot dat in zijn terrein is gelegen. Zij stellen daarom voor aan de adressanten te kennen te geven dat hun verzoek ingewilligd wordt op de voorwaarden boven omschreven. De commissie van financiën vereenigt zich met het voorstel. Het voorstel wordt met 13 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren van der Harst, Snijders en van Hoek. De zitting gaat over in eene met gesloten deuren, middelerwijl de heer van Berlekom ter vergadering komt. Na de hervatting der openbare werkzaamheden wordt op voorstel van burg. en weth. besloten de huur van het schoolgebouw van de onderwijzeres mej. Achilles, welke met Nov. 1878 eindigt, met een half jaar en dus tot 1 Mei 1879 te verlengen. Burgemeester en wethouders geven in een schriftelijk voorstel te kennen dat de materieele toestand van de kadastrale leggers en het daarbij behoorend register van verwijzing zeer veel te wenschen overlaat. Blijkens bij hen ingekomen schrijven van den bewaarder der hypotheken en het kadaster is het tengevolge der vele veranderingen en verwijzingen, zoo ook door de bijvoeging van losse inlegvellen, ondoenlijk geworden om de plaats gehad hebbende mutatie enz. net en duidelijk bij te werken. Het komt huu noodzakelijk voor, die leggers met het register van verwijzing te doen vernieuwen. De aanschaffing van de zes nieuwe leggers ver krijgbaar bij het departement van financiën met de kosten van bewerking zullen eene uitgaaf van ƒ265 vorderen. Zij stellen voor, tot be doelde vernieuwing over te gaan en de kosten dan zij spraken. Als zij hun servet hadden opge vouwen riepen zij allen een „goeden avond" toe begaven zich naar het café en bleven daar, onder een partijtje domino zitten, tot de eerste slag van negen uren zich deed hooren. Dan gingen zij dadelijk naar huis en na hun blaker van den vloer onder aan de trap te hebben genomen, drukten zij elkaar de hand en gingen ieder naar zijn kamer om in te slapen, droomende van vroe gere overwinningen en verijdelde zegepralen. Na Waterloo, rekenden zij weder dat de regeering der Bourbons slechts tjjdelijk zou ziju en hoopten wel dat zij den een of anderen dag het zwaard nog zouden trekken dat nu aan het hoofdeinde van hun bed bleef hangen. Een overblijfsel van republikein- sche gezindheid deed hen gelooven dat Bode wijk XVIII Diet langer zou regeeren. Evenwel, de jaren kwamen en gingen; de twee kapiteins voelden dat zij ouder werden en Karei X die Lodewijk XVIII opvolgde, bleef aan de regeering. Kom, zei Fougerel soms, het is gedaan, ziet ge, mijn oude Malapeyre. Wij zullen nooit éen compagnie meer kommandeeren, wij moeten het overlaten aan hen die vlugger ter been zijnde rhumatiek komt en bovendien is men te veel aan het flaneeren gewoon: de kazerne-lucht zou ons te zwaar zijn. Zeg de schoone verwachtingen vaarwel, mijn arme vriend. Wij zullen sterven als kapiteins, niets meer dan kapiteins. Zij aarzelden een oogeiiblik, na 1830, om weer onder dienst te gaan. Maar inderdaad, zij hadden zich gewend aan dit vreedzaam bestaan, aan hun vast hoekje, aan het vriendelijke meisje wier bruin kopje tusschen twee geraniumpotten te voorschijn komt, aan de buffetjuffrouw die men groet en die u respecteert, aan het hoed afnemen der voorbij gangers die zich voor „de kapiteins" buigen, aan dat innig rustige, aan dit bescheiden dagelijksch geluk, aan dit verkwikkend leven dat den mensch in zekeren zin zachtkens wiegt en zijn verdriet in slaap sust. Zij waagden het Diet dit alles te verla ten. Zij waren den avonturentijd voorbij. Slechts in het verleden levend, waren hunne herinneringen hun voldoende. Zoo bleven zij dus, na die eerste opgewondenheid vol militaire geestdrift, na de Juli-revolntie, hun vreedzaam leven leiden en men zag hen, altijd glimlachend, stil en vriendelijk, zich neerzetten aan de table d' böte, in het hotel d'Evreux, en in het café de la Ville, aan het „kapiteins-tafeltje". Gewoon bijna eiken eiken dag in eikaars gezel schap te zijn en vast besloten hun leven verder samen door te brengen, verschilden deze twee krijgslieden, deze twee vrienden, toch op meer dan een punt, zoowel physiek als moreel. Misschien zelfs kwam hunne vurige, duurzame vriendschap uit het contrast hunner geaardheid voort. Fougerel was lang, mager, schraal, met een bleek gelaat en grijzen baard, en ernstiger dan zijn makker Malapeijre, maar niet lastig van humeur. Deze was groot maar dik, grof, opgeruimder, en lachte en schertste meer. Maar in hunne gewoonten was het verschil hunner geaardheid niet zeer groot. Fougerel had éen hartstocht, de tabak, hij rookte,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 5