N°. 296, 120® Jaargang. 1877J Zaterdag 15 December. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen,! Prijs per 3/m. franco f 3,50, Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent, Ad ver ten tién 20 Cent per regel.1 Geboorte- Tronw- Doodberichten enz.: van.l--7 regels 1,50 iedere regel meer t 0,20, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laf?its C°. te Brussel en Parijs. Middelburg, 14 December, Draagkrachtbelasting. c 10,000 d n n n n jj 50,000 FETJÏLLETOIJT. Londensche indrukken iWU XTA" GEMEENTERAAD. De burgemeester van Middelburg maakt bekend, dat op Woensdag den 19™ December 1877, des namiddags te een uur, een openbare zitting van den gemeenteraad zal plaats bebben. Middelburg, den 14e" December 1877. De burgemeester voornoemd, SC HO EER. Ingezonden II. In de meeste gemeenten van ons vaderland wordt eene inkomstenbelasting geheven, waarbij een inkomen beneden zeker bedrag wordt vrijgesteld, omdat dat inkomen zóo gering is, dat degeen die dat inkomen heeft, er niets van kan missen zonder dat bij er de hoogst noodzakelijkste uitgaven voor levensbehoeften voor moet verminderen. De Duitschers noemen dat bet Existenz-mini mum, het inkomen dat men hebben moet, om te kunnen blijven leven. Door bet vrijlaten van zulk een bestaans minimum erkent men alleen het beginsel, dat men geen belasting mag heffen waar geen draagkracht bestaat. Waar nu sommige gemeen ten het bedrag van het bestaans-minimum ook onbelastbaar verklaarden voor hen, die méér inkomen hadden, door dat bedrag van ieder inkomen af te trekken, rekende men ook eenigs- zins bij de verdeeling der belasting met de draagkracht der belastingschuldigen. De aftrekking van dat existenz-minimum van kleine inkomsten verminderde bet bedrag dei- door hen te betalen belasting en bracht dat op de groote inkomsten over. Door een Voor beeld is dat duidelijk. Yoor de eenvoudigheid stelle men eene gemeente met 5 belasting schuldigen, waarvan: a een inkomen heeft van f 500 b n 1000 e v Ti n n n 100,000 Samen 161,500 1. DOOP, Edmondo de Amicis Den morgen na mijne aankomst te Londen ging ik kort na het opgaan der zon uit, en begaf mij naar de Theems. Ik bevond mij op weinig passen van London-bridge, in het hartje van de City. Ik zag weinig menschen, er heerschte diepe stilte, de lucht was grijs, het weer koud, een dunne mist bedekte alle dingen zonder ze te verbergen. Ik liep snel naar de eerste brug, daar ik wist dat men van daar den ruimsten, meest omvattenden aanblik op Londen heeft. Midden op die brug zag ik om mg heen, voelde plotseling eene koude rilling over mijn geheele lichaam, en bleef onbeweeglijk staan. Terstond daarop kwam mij Parijs, van de Pont Neu/ gezien voor den geest en scheen mij buitengewoon klein toe. Uit zijne «Verspreide geschriften". Uitgave van J. M. Schalekamp te Haarlem. Naar het Italiaanscb, deer mevr. de wed, de Graaff—Holtrop. Stel dat er eene belasting geheven wordt van 8025 en dat 200 van ieders inkomen onbelastbaar wordt verklaard, dan zullen zij be talen van:- f 500 f 200 f 300 a 5 °/0 f 15 r 1000 - 200 800 40 10.000 200 9800 490 50,000 100,000 200 49800 200 99800 2490 4990 c 10000 d 50000 e 100000 n n n i) Samen 8025 Heft men echter eene zuivere inkomstenbelas ting, zonder aftrek van het existeuz-minimum dan moet betalen van een inkomen van: af 500 a ongeveer 497/10o°/o 24.85, b 1000 49.70, 490.70, 2485. 497°'~ Samen 8020.25. In het eerste geval zal a dus 15, in bet tweede geval 24.15, e in het eerste geval daarentegen ƒ4990, in het tweede slechts ƒ4970, betalen. Het aftrekken van het existenz-minimum moge de kleine inkomsten bevoordeelen, zij maakt daardoor de inkomsten-belasting niet tot een juiste draagkracht-belasting; en waar de be hoeften der gemeente stijgen en de percentage der belasting verhoogd wordt, zal de belasting de kleine inkomsten gaan drukken, terwijl zij de grootere inkomsten niet naar evenredigheid der draagkracht treft. Eene inkomsten-belas ting, hetzij met, hetzij zonder korting vaneen existenz-minimumis misschien de onbillijkste belasting die er gevonden kan worden. Men beschouwt hij een dergelijke belasting- ieder inkomen afgescheiden van den persoon, die dat inkomen geniet. Alleen de gemakkelijkheid van de bereke ning beeft onze gemeente-besturen er toe ver leid om de hoofdelijke omslagen op die basis in te richten. En toch is de hoogte van het inkomen op zich zelf geen basis voor een belastingstelsel, waarbij men de billijkheid be trachten wil. Oppervlakkig ja, maar dan zeer oppervlak kig, kan men zeggen: iemand die meer inko men heeft dan een ander kan ook meer be- «Hoofdelijke omslagen;" vreemde keuze van benaming door onzen gemeentewetgever«Hoofdelijke omslag" beteekent toch dat de bijdrage per hoofd gelijkelijk om geslagen wordt. Daarop ging ik tegen de leuning staan en zei, op den toon van iemand die orde in zijne gedachten wil brengen: Laat ons zien. Onder mg, de breede Theems; aan de eene zijde schepen, zoover het oog reikt, aan de andere eene reeks van reusachtige bruggen; langs de beide oevers, dicht bij de brug, groote, zwarte huizen, gelijk oude vestingen, ongeregeld opeengehoopt, en bgna tot in het water afhangend. Iets verder groote, sombere, steenen gebouwen, reusachtige, overwelfde daken van stations, lange rechte lijnen als van groote bastionsen daar achter verwarde, afgebroken omtrekken en onbepaalde vormen, die zich van lieverlede in grijsachtige nevelbeelden oplossen, zoodat zij niets meer voorstellen dan eene groote mengeling van twijfelachtige omtrekken van daken, schoorsteenen, torens, koepels en kerk torens; en nog verder bijna geheimzinnige ver schijningen van andere verwijderde steden, die zich meer laten gisBen dan zien, door eene fijn gekartelde lijn, welke zich tegen den grijzen horizont af teekent. Over al de naburige gebouwen, en ook over de bruggen en oevers ligt een donker waas als in eene werkplaatsalles ziet er vnil en berookt uit, draagt het kenmerk van kracht en inspanning en heeft iets onuitsprekelijk smerigs en sombers, als eene stad die door brand verwoest is. Een grootsch, maar droevig schouwspel! Ik ging de brug over, kwam op het pleintje aan den linkeroever en stond voor eene der straten, lasting betalen dan die ander. Daalt men echter tot de practische werkelijkheid neder, dan ziet men dat ook zeer wel het omgekeerde het geval kan zijn, Een celibatair heeft een inkomen van 4000, dat hij, zonder daarvoor arbeid te verrichten, uit de pacht zijner landerijen of de rente zijner hypotheken trekt. Zijn huurman is geneesheer, heeft geen ka pitaal, maar wel een talrijk huisgezin en heeft een inkomen van 4500, dat hij door zijn voortdurenden en inspannenden arbeid verdient. Zou men nu durven beweren, dat het billijk is den geneesheer 225 den celibatair slechts f 200 te laten betalen De genees heer zal moeten zorgen, dat als hij op zijn zestigste jaar in zijn praktijk versleten is, hij zooveel heeft overgespaard dat hij zonder hulp van anderen zal kunnen blijven leven. Hij zal dus ieder jaar van zijn inkomen moeten overleggen, wil hij zijn leven niet in armoede eindigen. Zijn buurman, al is deze op zijn 50e jaar reeds versleten (door zijn celibatairschap), be hoeft zich niet voor de toekomst bezorgd te maken. Zijn inkomen blijft, ook al kan hij geen hand meer uitsteken. De geneesheer, dien wij als voorbeeld namen, zal jaarlijks groote sommen moeten besteden niet alleen voor zijn huishouden, maar ook voor de opvoeding van zijne kinderen. Zijn het jongens, dan moet hij ze eene gelijke opvoeding kunnen geven als hg zelf genoot, of zijn ge slacht daalt op de maatschappelijke ladder. Waüneer men nu eens nagaat, hoe groot de draagkracht is (of liever hoe klein) van dien geneesheer, tegen die van zijn buurman, den kapitalist-celibatair, zal men dan nog zeggen dat het billijk is den geneesheer hooger te belasten dan dien buurman, omdat het inkomen van den eerste 500 hooger is dan dat van den laatste? Men behoeft zelfs geen verge lijking te maken tusschen twee personenneem verschillende omstandigheden en verschillende jaren bij denzelfden persoon. Stel dat onze geneesheer van zoo even een jongen op het gymnasium en een op studie heeft en ƒ4500 inkomen, zal men hem dan even zwaar kunnen belasten als tien jaren later, wanneer beide jongens gepromoveerd zijn en een verdienste gevenden werkkring hebben gevonden, terwijl hun vader nog hetzelfde inkomen heeft Door nog tal van voorbeelden zou men de onbillijkheid eener zuivere inkomsten-belasting kunnen staven. die naar de St. Paul's kerk voeren. Ik liep door de eentonige straten voort, als door de gangen eener oude vesting, verveeld en droefgeestig, zon der te weten waar ik uit zou komen. Op eens, na lang rondgedwaald te hebben, merkte ik dat ik in een cirkel liep en ik moest opnieuw lange omwegen maken, om weder op den goeden weg te komen. Toen ik eindeigk Fleetstreet bereikte was het groote verkeer reeds begonnen. Toen zag ik Londen. Op de beide trottoirs was het zoo vol alsof er een schouwburg uitging, men zag geen gedrang, geen oploopen; niemand schreeuwde of maakte misbaar, maar een ieder ging haastig en stil zijns weegs, maakte gebruik van elke kleine opening, die zich in de massa voordeed om zijn voorganger vooruit te komenmen stootte elkaar, doch keek niet om. Midden in de straat reed een eindelooze rij bont gekleurde groote omnibussen, gelijk carnavalwa gens met eene soort van banken-trap voorop, die naar boven hoe langer hoe breeder wordt, en dus de menschen in den vorm eener waaier draagt; de ondersten zitten bijna op den grond, de hoog- sten reiken met de hoofden tot aan de eerste verdieping der huizen en steken boven de ande ren uit alsof zij in de lucht hingen. Tusschen den eenen omnibus en den anderen en aan beide kanten er naast is een onbeschrijfelijk gedrang van karren, rijtnigen, cabs, handkarren coupeetjeskleine en groote wagens, bedekt met advertenties en toestellen van allerlei vorm, soms Trouwens deze wordt ook door de voorstan-' ders dier belasting erkend; alleen de gemak kelijkheid der berekening doet hen voor die belasting partij trekken. Alsof niet juist het beoordeelen van de juiste hoogte van ieders inkomen het grootste be zwaar dier belasting ware Ik durf zelfs te beweren, dat men door den onbillijken maatstaf van het inkomen alleen te nemen, dikwijls een hinderpaal maakt voor het juist beoordeelen van de hoegrootheid van dat inkomen. Hoevelen niet, die in het dagelijksche leven eerlijk zijn, die niet gaarne iemand voor 'een cent zouden te kort doen, zien er geen be zwaar in om, waar het de inkomsten-belasting betreft, hun inkomen lager op te geven dan het werkelijk is De onbillijkheid dier belasting leidt tot zulke onzedelijke handelingen. Wist diezelfde belastingschuldige, dat de be lasting zooveel mogelijk geheven werd naar ieders draagkracht en dat ieder, die dus op gaven deed beneden de werkelijkheid, zijn buurman bestal, dan zou die smokkelarij zeldzamer worden. Is eene zuivere inkomstenbelasting dus af te keuren, toch zal men bij een draagkracht-be lasting op de hoegrootheid van het inkomen, als op een der elementen voor de berekening der draagkracht, moeten letten, Men zou daarbij echter moeten letten 0j5 de bron van het inkomeninkomen nit arbeid minder zwaar moeten belasten dan inkomen nit kapitaal. De noodzakelijkheid voor den arbeider om op te leggen voor den ouden dag moet door de gemeente geëerbiedigd worden ook omdat, wanneer hij door te zware belas ting daarin belemmerd wordt, hij tot last van de gemeente zal komen, en zij dan de hen heeft geslacht, die de gouden eieren legde. De kapitalist, die daarvoor niet te zorgen heeft, kan zwaarder belast worden. Bij hen, die hun inkomen gedeeltelijk nit kapitaal trekken, zal de splitsing tot eenig bezwaar aanleiding geven; maar waar men thans in vele gemeenten de bepaling van de hoegrootheid van het inkomen aan eigen aan gifte overlaat, zal het niet moeilijk vallen om den belastingschuldige die splitsing voor zich te laten maken en alleen het resultaat in het beschrijvingsbiljet te doen vermelden. Door eenvoudige en duidelijke voorbeelden in het beschrijvingsbiljet aan te geven, kan drie, vgf, ja acht naast elkaar, zoodat de paarden van den eenen wagen met de neuzen tegen de staarten van die der andere stooten en de wielen rakelings langs elkaar gaanzg moeten aanhou dend heen en weer slingeren om nit te wijken, en voortdurend vormen zich dichte hoopen van tien voertuigen, die met zooveel moeite weer uit elkander gaan, dat men ieder oogenblik vree3t dat ze allen te zamen verpletterd zullen worden. Tus schen de wagens door, langs de troittoirs bewegen zich zwaar beladen kruiers, jongens met krui wagen tjes, lange rijen van mannen, met borden vol advertenties om den hals, en schijnen er slechts op nit hun leven te redden. Bij eiken hoek ontlast zich die geweldige stroom van menschen en voor werpen in breede zijstraten, ontvangt nieuwen toevoer verspreidt zichspat uiteen op pleinen en binnenpleinenen zgpelt door straatjes en steegjes in enge slopjes die tusschen de huizen verdwijnen. Terwijl ik zoo voortloop, en door den stroom medegesleept wordhoor ik een schel gefluit boven mijn hoofd; ik kijk omhoog en zie een spoortrein over eene hooge brug gaan. Nauwe lijks is die trein gepasseerd, of ik hoor aan een anderen kant fluitenen zie weder een trein voor bij vliegen boven de daken der naburige huizen. Op datzelfde oogenblik stijgt aan den overkant een rookwolk uit eene groote opening in den grond: dat is een derde, een onderaardscho spoortrein, die een oogenblik zichtbaar wordt en fluitende

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1