N°. 292.
120® Jaargang.
1877.'
Dinsdag
11 December.
Dit blad verschijnt d a g 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Frijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar1 a 6 Cent.
Advertentiên i 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz. i van' 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laffiti! C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 10 December.
FEUILLETON.
DE OLM EN DE KLIMOP,
Benoemingen en besluiten.
De Staats-courant van 9 en 10 dezer bevat het
koninklijk besluit van den 4en dezer, Staatsblad
n° 199, houdende wijziging van art. 16 van het
koninklijk besluit van 24 September 1869 (Staats
blad n° 154), tot uitvoering der wet van 28 Mei
1869 (Staatsblad n° 97), regelende het toezicht op
het gebruik van stsomtoestellen.
Het verbod van invoer van vee te Huil,
waarvan melding is gemaakt in de Staats courant
van 5 dezer, is uitgevaardigd, omdat het bestuur
van die gemeente in gebreke is gebleven volgens
de voorschriften van den Privy Council eene ge
schikte gelegenheid tot het landen en slachten
van vee in te richten. Zoodra aan dit voorschrift
zal zijn voldaan, is opheffing van het verbod te
verwachten. Staats-cour
De kerkeraad der Evangelisch-Luthersehe ge
meente alhier heeft heden aan de huizen der
ingezetenen ten behoeve zijner armen de gewone
jaarljjksche collecte gehouden, welke (behoudens
nader in te komen giiten) f 226.76 heeft opgebracht.
De Staatse, herstelt een drukfout in het verslag
der jury over de ontwerpen voor een nieuw
universiteitsgebouw te Leiden. Niet no. 17 van
de „Vaderlandsche bouwkunst" maar no. 27,
„Qui hasarie gagne, wer wagt wintbehoort
onder de 5, die voor een deel der uitgeloofde
prijzen in aanmerking gebracht worden.
Gisteren avond werd de rij der volksvoor
drachten, vanwege de vereeniging „Uit het
volkvoor het volk" alhier gedurende dezen
winter te geven, voor een vrij talrijk opgekomen
publiek geopend. De voorzitter der vereeniging,
mr. G. N. de Stoppelaar, sprak een inleidend woord,
waarbij hij de belangstelling inriep van hen, voor
wie deze voordrachten door verschillende sprekers
en toonknnstbeoefènaren geheel belangeloos gegeven
worden, eene belangstelling die zich het wel
sprekendst uiten kan door aandachtig luisteren en
door het op geenerlei wijze verstoren van de aan
dacht van anderen.
Die toespraak werd met handgeklap, symbool
van instemming, bezegeld. Het doet ons echter
leed te moeten constateeren, dat sommigen aan de
genoemde vriendelijke uitnoodiging des voorzitters
niet hebben voldaan, integendeel door gepraat en
36.
BIN VERHAAL VAN ANTON GIÜLI0 BARRILI.
Uit het Italiaansch.
VIII.
Vervolg.)
Dat arme bouqnet dreigde hetzelfde lot als het
fleschje met vergif. Laurenti stond op, om het
van den mnur te nemen; maar nauwelijks had
hij het gegrepen of zjjn krachten en zijn toorn
ontzonken hem hij viel met de bloemen in de hand
op een stoel neder en bleef ze weemoedig aanstaren.
Dat was een heerlijke dag, waarop gij mij
die bloemen geschonken hebt, toen gij het bou-
quetjo van de oude boerin losgemaakt hadt.
„Gij, zoo spraakt gij, hebt mij daarheen gebracht
waar mjjn ware genezing begonnen is en het is
dus billijk dat gij er ook uw deel van krijgt."
Ja ik heb er mijn deel van gehad, en in ruime
mate zelfsArme takjes tijm en lelietjes, gij alleen
weet hoe lief ik haar heb gehad en hoe gelukkig
ik zou geweest zijn, als de oude vader van Mag
dalena waarheid had gesproken toen hij meende
dat Louise mijn mijn was."
De herinnering aan die dwaling van den boer
verplaatste den bedroefden jongen man op eens in
het rijk der droomen. Met die vrouw vereenigd
gelach anderen hinderden. Bovenal hinderlijk was
evenwel voor sprekers en hoorders de brutale wijze
waarop onderscheidene personen midden in eene
voordracht zich verwijderden met krakend schoei
sel of zwaren tred. In dit opzicht muntten zelfs
een viertal soldaten uit, voor wie orde en regel
maat toch wel geen onbekende zaken zullen zijn.
Zeer ware het te wenschen, dat men althans nog
eenigermate de vormen in acht nam, door ten
minste te blijven tot een nommer geëindigd is.
In de eerste afdeeling hield de heer Joh. L. van
der Pauwert, uit Goes, eene voordracht in proza
over „willen en kunnen", waarin hij op onderhou
dende wijze met een aantal voorbeelden uit vroeger
en later tijd zijne overtuiging ingang trachtte te
doen vinden, dat willen, nl. practisch willen,
meest altijd tot het beoogde doel leidan zal.
In de tweede afdeeling droeg dezelfde spreker,
onder het opschrift „Tante'a lieveling" eene losse
schets voor, waarin eene schildering werd gegeven
van de zorgzame liefde eener oude tante voor een
barer neefjes, die later tengevolge van in Atjeh
als officier bekomen wonden in het ziekenhuis te
Rotterdam overleed in de armen der oude vrouw,
welke hij sedert zijn vertrek naar en ook na zijne
terugkomst uit Indië geheel veronachtzaamd had,
doch die haar „lieveling" daarom niet had vergeten,
maar zelfs op haar ouden dag voor het eerst in haar
leven per spoor uit Amsterdam naar Rotterdam
was gegaan, om den ondankbare te bezoeken.
De heer J. C. Dominicus van den Bussche, uit
Goes, die de schoone „Avondwandeling" van Tollens
voordroeg, toonde op het gebied der declamatie
een beproefd strijder te zijn.
Beide sprekers ontvingen welverdiende blijken
van erkentelijkheid voor hetgeen zij ten beste
hadden gegeven.
De genoemd^ voordrachten werden afgewisseld
door het verdienstelijk pianospel van een dilettant,
den heer A. M. van der Harst, die een drietal solo's
speelde, welke met geestdrift werden toegejuicht.
Alle beminnaren der toonkunst hebben na deze
muzikale voordrachten ongetwijfeld in zich-zelven
den door den voorzitter bij den aanvang uitgespro
ken wensch herhaald, dat ook anderen, die mis
schien onwillekeurig door het bestuur niet uit-
genoodigd zijn, zich mogen aangespoord gevoelen
om zich aan te melden, teneinde door hunne mu
zikale talenten de verder te geven bijeenkomsten
op te luisteren.
Wij deelden in ons vorig nommer de lijst van
aanbeveling mede, opgemaakt door den hoogen
raad ter vervulling der bestaande vacature. Men
vergunne ons dienaangaande de opmerking dat wij,
tot ons leedwezen, op die aanbevelingslijst, waarbij
de vingerwijzing der tweede kamer weder niet in
te leven zon het toppunt van aardsch geluk
geweest zijn 1 Hij zou haar, sterk door haar liefde,
onttrokken hebben aan de blikken, aan de bewon
dering van het gemeen. Die verwijderde streken
waarheen zij zich nit wanhoop begaf, zouden hem
ook tot schuilplaats gediend hebben voor zijn geluk.
Hij zag reeds hoe hij daar aan haar zijde die
groote bosschen doorschreed, waar het dichte
bladerendak de zonnestralen niet liet doordringen.
Bedienden in de bontgekleurde weefsels van Madras
en Mazoelipatnam gekleed, kwamen met groote
waaiers van acaciabladeren om haar koelte aan
te brengen, terwijl zij in de hangmat, die aan de
knoestige stammen van twee vruchtboomen hing,
nederlag. Hij zat naast haar en las haar een
drama van Calidassa of een lied van Ramagana
voor, in de gewijde taal der Braminen, die zij
tot tijdverdrijf geleerd hadden. Wat zou hij niet
gegeven hebben om op die manier te kunnen leven
Ontzaglijke, diepe, hopelooze droefheid heeft
ook zulke oogenblikken van gelukkigen waan,
evenals de langdurige dorst gezichtsbedrog opwekt,
wanneer de vermoeide pelgrim de plek bereikt
waar do fata morgana hem de bron van Nachor
voorspiegelt.
Het ontwaken van Guido was pijnlijk! Hij
hing het ruikertje weer op zijn plaats, terwijl de
tranen hem langs de wangen vloeiden en ging
daarop naar zijn schrijftafel, teneinde een brief te
schrijven aan die vrouw die hij vaarwel wildo
zeggen zonder haar weer te zien.
Tweemaal begon hjjdoch verscheurde het
acht is genomen om ook de balie onder de aanbe-
'volenen te vertegenwoordigen, ook den heer mr.
Alting Mees, afgetreden minister van koloniën, zien
geplaatst.
Wij betreuren het dat daarin weder de neiging
doorstraalt om ons hoogste rechterlijk college te
maken tot een hospitaal voor politieke gekwetsten,
waaruit deze,men denke aan den heer Heems
kerk Az. zich, nadat de tijd hun wonden heeft
geheeld, weder naar het politieke strijdperk kunnen
begeven. Dergelijke rol in ons staatsbestuur van
ons hoogste rechterlijk college kan, naar ons voor
komt, slechts strekken ten nadeeie van het prestige
daarvan.
De Indische bladen deelen de volgende merk
waardige circulaire van den resident van Samarang
mede.
Mede-ingezetenen van Samarang
„Het is u bekend, dat sedert verscheidene jaren
door de inlandsche bevolking, van de hoofdplaats
Samarang gelden worden ingezameld, met het
doel, daarvoor een mesigit (moskee) daar te stellen,
ter vervanging van den wegens ouderdom afge
keurden tempel.
„Niettegenstaande voor dat doel reeds veel gel
den en materialen zijn bijeengebracht, zoo ontbreekt
er echter nog een aanzienlijk bedrag om het
gebouw te voltooien.
„Nog eenige duizenden guldens worden gerekend
daarvoor noodig te zijn.
„Het denkbeeld is gerezen om een poging aan
te wenden, teneinde ook onder de Europeesche
ingezetenen dezer hoofdplaats gelden in te zamelen
tjt het bereiken van het voorgestelde doel.
„Daartoe strekt de bijgaande intèekeningslijst.
„Indien men bedenkt, hoeveel voordeelen door
de inlandsche bevolking van Java aan de Euro
peesche inwoners dezer gewesten worden verschaft,
zal men gaarne moeten toegeven, dat eenige hulp
van die zijde, waar die dringend vereischt wordt,
met dankbaarheid zal worden aangenomen."
Merkwaardig noemen wij dit stuk op voorbeeld
van het Handelsblad, dat de uitnoodiging door een
hoofd van het gewestelijk bestuur op Java tot zijne
mede-Europeanen gericht, om een Mahomedaanschen
tempel te helpen oprichten, niet alleen e en i g in
de geschiedenis, maar bovendien zeer on
gepast acht. „De heer Saaijmans Vader, zegt
het Handelsblad, zal uit deze circulaire een
bewijs trekken dat de Indische regeering een
Islam cajoleert. En ditmaal niet geheel
ten onrecht e."
Dit oordeel van het Handelsblad komt ons niet
volkomen juist voor. Hier geldt, naar onze meening
niet alleen het: il faut juger les écrits d'après
geschrevene weder, noemde het kinderachtig en
schaamde zich als hij bedacht dat Percy zijn brief
zou lezen en er wellicht medelijdend over glimlachen.
Eindelijk schreef hij den derden en laatsten
brief, die luidde:
„Mevrouw
„Vergeef mij! Ik vertrek zonder u vaarwel te
komen zeggen. Ik voel mij niet in staat om weder
den voet in dat huis te zetten, dat ik als vriend
betreden heb en waar ik u heb leeren beminnen.
Waarom zou ik het u niet durven bekennen Ja ik
heb n bemind en gij hebt het misschien nooit gemerkt.
„Gij bemint mij niet, dat heb ik wel gemerkt.
„Waarde mevrouw, waarom zou ik aan uw voeten
komen weenen en uw medelijdende ziel bedroeven?
Wij kunnen ons hart geen geweld aan doen; gij
kunt het uwe niet dwingen tot een genegenheid
die niet van zelve gekomen is, en ik kan mijn
liefde, die zoo sterk is geworden dat zij zieh tegen
alle redeneering verzet, niet onderdrukken.
„Vergeef mij dus, mevrouw en leef gelukkig.
Als gij later nog eens aan uw afwezigen vriend
denktzult gij u niet herinneren dat hjj
dat zijn liefde u ooit eenig leed veroorzaakt
heeft
Laat Percy deze zinsnede lezen en er om
lachen als hij durft! riep hij uit en ging voort
met schrijven.
„Dit is de eenige troost die mjj in den vreemde
overblijft.
„Gdido Laurbnti."
leur date, maar vooral en niet minder: d]c.prh
leur lieu.
De waarheid is dat men in Indië op het gepraat
van den heer Saaijmans Vader of van anderen,
die zouden willen dat onze regeering zich, even
als Karei de Groote, op de „bekeering der Heide
nen" zou gaan toeleggen, hoegenaamd geen acht
slaat. Een andere waarheid is het dat de over-
groote meerderheid onzer landgenooten in de Oost
uiterst vrijgevige, beter gezegd uiterst onverschil
lige begrippen omtrent godsdienstvormen koestert.
De resident van Samarang zal, evenals de meeste
andere Samarangers, weinig of geen onderscheid
gezien hebben tnsschen eene moskee, eene syna
goge, eene katholieke, of eene protestantsche kerk
en daar hij in het helpen bouwen van de eerst
genoemde een goed middel gezien zal hebben om,
niet den Islam, maar de inlandsche bevolking te
cajoleeren of „lekker te maken", zal hij het als
eene nuttige zaak beschouwd hebben, zijne mede
onverschilligen in het godsdienstige op te wekken
om tot den bouw van een muzelmanschen tempel
een steentje bij te dragen.
Nu kan onze regeering, met eene enkele aan
schrijving, maken dat dergelijke oproepingen nooit
meer van de hoofden van gewestelijk bestuur
zullen uitgaan, 't Zou ons zelfs niet verwonderen,
nu de zaak eenmaal in Nederland bekend gewon
den is, of de minister van koloniën zal, na eene
interpellatie in de tweede kamer, beloven dat hij
het Indisch bestuur verzoeken zal om voortaan
het onzijdige standpunt der regeering met meer
zorg te doen handhaven.
De Indische ambtenaren znllen echter dat stnk
lezen, het naast zich nederleggen en, zooals zij
met zoo menige uit Nederland afkomstige aan
schrijving doen, er de schouders over ophalen.
De circulaire van den resident van Samarang
ontleent hare beteekenis niet aan zichzelve, maar
aan den algemeenen geest waarvan zij de uitdruk
king is. Dien algemeenen geest kan men niet
veranderen door regeerings-aanschrij vingen, even
min als door preeken of redevoeringen in do
staten-generaal, waarvan niemand daarginds kennis
neemt, tenzij om er zich vroolijk over te maken.
onderscheidingen. Bevorderd tot kommandeur
in de orde van den Nederlandschen leeuw, mr.
D. Veegens, griffier van de tweede kamer der
staten-generaal. [In ons vorig nommer reeds onder
„Tel. ber." gemeld.]
leger. Op verzoek met een jaar verlengd da
tijd van duur der detacheering van den bij besluit
van den 24en -October 1872 bij het leger in Neder -
landsch-Indië voor den tijd van vijf jaren gede-
IX.
Den volgenden dag zoodra die blief weg was,
had Guido spijt dat hij hem geschreven had. Nu
eens vond hij hem veel te aandoenlijk, dan weer
te afgemeten; in ieder geval verbeeldde hij zich
dat hij wijzer en wellevender zou gehandeld
hebben met in persoon afscheid te gaan nemen.
Altemaal redeneeringen die voortkwamen nit de
wanhoop, dat hij die geliefde, die hem zoo onge
lukkig maakte, nooit sou wederzien. Maar het
was te laat, er was niets meer aan te doen.
De dag ging voorbij met de overhaaste toebe
reidselen voor zijn reis eD boodschappen die hij
te doen had.
Men moet altijd voor zooveel kleinigheden zorgen
als men zijn land gaat verlaten. Men moet denken
aan hetgeen men meê wil nemen en aan alles wat
men thuis laat; men moet zijne papieren oprui
men, de overtollige verbranden en vooral alles
wat op anderen betrekking heeft. En daarbij
ontmoet men bij eiken stap nieuwe aandoeningen
In die blaadjes, die u in de hand komen, vindt
gij vluchtige gedachten, die met droevig genot
herinneren aan den dag waarop zij geschreven
werdener zijn brieven onder die men most
overlezen, beelden uit bet verledene, die telkens
weder opdoemen, als om vervlogen gewaarwor
dingen in het leven te roepen; er zijn ook
enkele brieven, enkele herinneringen bij die men
niet zoo in eens durft vernietigen, doch voorloopig
op den rand van de tafel legt, opdat zij de laatsten
der slachtoffers worden en nog kans hebben dat