N°. 279,
120® Jaargang.
1877.
Maandag
26 November.
Dit blad verschijnt dagelijks,"
met uitzondering van Zen- en Feestdagen;1,
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Gent per regel.'
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.! van 1—7 regels'/ 1,50
iedere regel meer 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laïïiïi C°. te Brussel en Parijs.
Middelburg, 24 November,
De Indische leening en de
Haven van Batavia.
Benoemingen en besluiten.
0 n d e r w ij s.
MIDDËLBURGSOHE COURAMT.
De gedachte dat voor Nederlandsch-Indië,
zoo langen tijd de melkkoe aan welke de
Nederlandsche schatkist zich laafde, eene lee-
ning gesloten moet worden, waardoor naar
regelen van recht en billijkheid ook het be
talen eener bijdrage aan Nederland vervalt,
dat denkbeeld zal bij menigeen eene onaan
gename gewaarwording hebben opgewekt,
welke echter verdwijnen zal, naarmate beter
ingezien wordt welke de buitengewone behoeften
Zijn, voor welke tot deze buitengewone bron
van inkomsten de toevlucht genomen moet
worden.
Tot het verkrijgen van dat juister inzicht
kan misschien eene beschrijving dienen van
de reusachtige werken, welke ondernomen
worden om aan de hoofdstad van Indië eene
bruikbare haven te verschatfen. Het regee-
ringsverslag omtrent den toestand van Indië
in 1877 levert ons daartoe eenige bouwstoffen.
Vooraf werpen wij echter een vluchtigen blik
op de ligging der stad, welke men vaak, meer
vleiend dan juist, de „koningin van het Oosten"
genoemd heeft, doch die eerst wanneer het
gelukken mag haar, door de nu ontworpen
werken, tot de meerdere van Singapore en
andere groote Aziatische handelsplaatsen te
verheffen, naar waarheid op dien souvereinen
titel aanspraak zal kunnen maken.
In eene ongezonde strandvlakte aan het
Westelijk gedeelte van Java 's Noordkust ge
legen, is Batavia eerst door den sinds weinige
jaren tot stand gebrachten spoorweg naar Bui
tenzorg op weg gekomen om eene snelle en
gemakkelijke gemeenschap te krijgen met de
vruchtbare bergstreken van Westelijk Java,
wier hoofdproduct, de koffie, op zich zelve
reeds voldoende zou zijn om, mits op de
plaats zelve geveild wordende, eene dei-
stapelplaatsen van den wereldhandel in het
leven te roepen en te houden. Vóór dat die
spoorweg bestond, geschiedde alle vervoer tot
Batavia zooals het nu nog tot Buitenzorg plaats
heeft op karren, of op den rug van menschen
en pakpaarden, die men, in lange rijen,
zwoegende, klein van gestalte, doch sterk ge
spierd, op de uitmuntende wegen in de Preanger-
Begentschappen, het Buitenzorgsche en het
Bataviasche, met de verschillende producten
van den landbouw beladen, naar de hoofdstad
van Insulinde zich ziet voortspoeden. Eene
rivier, die den toevoer te water toelaat, bezit
Batavia niet. Waar dus sprake is van het
scheppen eener haven, om de producten van
Batavia weg te voeren, moet altijd stil
zwijgend, als onontbeerlijk toevoegsel, gedacht
worden aan het scheppen van wegen, om ze
uit het binnenland naar Batavia heen te
brengen. De spoorweg van Buitenzorg is een
begin van dat toevoegsel, doch ook niet meer
dan een begin.
De baai, aan welke Batavia gelegen is, heeft
eene wijdte van ongeveer 33 kilometer en
springt bijna 14 kilometers het land in. Op
hare grootste diepte wijst het dieplood een
waterstand van 19 meters aandoch meer
nabij het strand verheft de bodem zich spoedig
tot eene hoogte van 10 en 6 meters. Opmer
king verdient dat deze dieptelijn, de uiterste
waarop schepen der groote vaart ternauwer
nood het anker kunnen werpen, zich hoe
langer hoe verder van- het strand verwijdert.
De oorzaak daarvan is niet ver te zoeken.
.Verschillende kleine rivieren stroemen, vap de
achterliggende bergen af, in de baai van Batavia
uit. In den .drogen tijd (de Oost-moesson) niet
veel meer dan beken, zwellen ze in het regen
seizoen tot bergstroomen, en storten zich in
woeste vaart over hare steenachtige beddingen.'
Wat de vlakte van Batavia van deze onstuimige
grillen der Tji-Liwoeng (de eigenlijke rivier
van Batavia) te lijden heeft, verkondigen ons
de vaak terugkeerende berichten van plotse
linge overstroomingen, die men tot dusverre
alleen heeft zoeken tc keeren door reusachtige
papieren plannenwelke eenige duizenden gul
dens aan het opmaken gekost, en millioenen
aan kosten van uitvoering in het verschiet
gesteld hebben.
Van de bergen sleuren deze korte rivieren
stortvloeden van klei en zand, over hare steile
beddingen heennaar het bijna vlak liggende
strand, waar het bezinkt en geen stroom, of
ook geen beduidende eb en vloed vindt om
het elders heen te spoelen. Om zich een denk
beeld te maken van dezen kleiaanvoer, neme
men in aanmerking dat Buitenzorg56 kilo
meters landwaarts in, reeds 260 meters boven
de zee ligt. Van daar af stijgt de bodem nog
sneller, tot de duizende meters hooge berg
toppen, die het Buitenzorgsche van de Preanger
scheiden. Daar nemen de meeste dezer rivier
tjes hun oorsprong. Geen wonder dus dat hun
water, in den tijd der hevigste afspoeling,
donkergeel ziet door de zware stoffen welke
het medevoert. Geen wonder ook dat de aan
slibbing aan hunne mondingen steeds toeneemt
en, blijkens de gedane waarnemingen, in 250
jaar gestegen is van gemiddeld 5,3 tot gemid
deld 9,8 meters per jaar.
De „koningin van het Oosten", aan de land
zijde dus slechts toegankelijk door kunstwegen
over land, ziet door de werking der natuur
krachten haar troon met ieder jaar verder van
de zee af verplaatst. Millioenen bij millioenen
zijn besteed om de haven, welke men aan den
mond der Tji-Liwoeng voor haar gebouwd
heeft, diep genoeg en zoo vrij van zandbanken
te houden dat het voor sloepen en prauwen
mogelijk is er binnen te komen. Toch waar
schuwt nog op menigen stormachtigen dag in
den West-moesson de „blauwe vlag" op het
havenkantoor en op de sociëteit de Har
monie, dat het aandoen der haven voor
kleine vaartuigen onverantwoordelijk zou zijn.
Toch heeft men, jaar in jaar uit, in het ver
lengen der steenen havenhoofden zijn heil
moeten zoeken, zoo lang tot, evenals de heer
van den Berch van Heemstede voorspeld heeft
dat de hoofden van den Rotterdamschen water
weg eenmaal de Engelsche kust zullen berei
ken, ook de Bataviasche spotters voorspel
den dat hun haven eerst goed zou zijn als
men langs de hoofden, dwars over de reede,
zou kunnen wandelen tot aan bet eiland Am
sterdam, het andere uiteinde der reede. Onge
lukkig hebben die lange hoofden het nadeel
dat zij aan de Westzijde der baai de aanslib
bing nog verergeren, daar zij het wegspoelen
der slib nog meer beletten. In de laatste
jaren is dit reeds duidelijk merkbaar ge
weest.
Sinds bijna dertig jaren zijn plannen uitge
werkt om in dien toestand verbetering te bren
gen. Op de bijzonderheden dier plannen terug
te komen zou ons te ver voeren en bovendien,
nu zoowel als vroeger, volmaakt doelloos
wezen. Het is hiermede gegaan zooals met
alle belangrijke zaken, welke in Indië voor
vallen, hetzij men ze havenwerken, Atjeh-oorlog,
scheiding van administratief en rechterlijk ge
zag, comptabiliteitswet, of ook maar overbren
ging van een hydrographisch bureau noemt.
Er wordt hier te lande ontzaglijk veel over
gepraat en geschreven, maar wat er ten slotte
van terecht komt hangt bijna geheel af van
de opvatting, die de Indische autoriteiten er
van koesteren en van de uitvoering die zij
er aan verkiezen te geven. Men verbeeldt
zich Indië uit Nederland te regeerenin waar
heid komt het slechts aan op de meerdere of
mindere handigheid der Indische ambtenaren,
om opperbestuur en vertegenwoordiging te doen
„slikken" wat hun goed voorkomt. Wie ooit
een blik, achter de schermen der Bataviasche
bureaux geslagen heeft, weet dat deze voor
stelling de ware is, al scheert zij ook een
weinig den gek met de waardigheid der souve
reine regeerders, die in den Haag op Plein
eu Binnenhof zetelen.
Herinneren wij dus slechts kortelijk aan de
hoofdtrekken der onderscheidene plannenhet
bouwen van een zeebreker op de reede, met
verlenging der havenhoofden tot in diep water
en spoorwegverbinding tusschen de aan die
hoofden liggende schepen en den vasten wal;
het graven eener haven aan de Oostzijde der
tegenwoordige hoofden, vlak bij de slad
het scheppen eener haven aan het Westen dei-
baai, door de eilanden Onrust en Kuiper met
den wal te verbinden, welk plan, onder meer
moeilijkheden, een spoorweg van 18 kilo
meters lengte over een moerassigen grond
met overbrugging van een drietal rivieren,
tusschen Batavia en de nieuwe haven, zou
vorderen. Eindelijk het plan om eene kunst
haven te graven aan den Oostkant der baai,
bij Tandjong Priok, waar de aanslibbing min
der en de afstand naar de stad niet meer dan
acht a negen kilometers bedraagt.
Dit laatste plan is het, onder velerlei weder
waardigheden, door regeering en staten-generaal
goedgekeurde en waarvan het begin van uit
voering ons in het koloniaal verslag wordt be
schreven.
Spoorweg-diever ijen.
De heer P. B. alhier schrijft ons het volgende:
„Vrijdag 16 November jl. werd mij uit Utrecht
van het goederenbureau der Maatschappij tot
exploitatie van Staatsspoorwegen, een kist toege
zonden, inhoudende een grooten, opgezetten vogel.
Bij aankomst alhier bleek de kist opengebroken
te zijn, hetgeen zichtbaar was niet alleen aan den
beschadigden toestand van de kist zelve, maar' ook
aan den vogel, die, primitief door den verzender
met touwtjes in de kist opgehangen, daarvan
losgesneden, nedergesmeten lag, met verlies van
verscheidene veeren.
„De spoorweg-dieven, bedrogen in den inhoud
der kist, permitteerden zich dus nog het genoegen
den vogel te beschadigen."
De minister van justitie heeft in zijn antwoord
op het verslag over zijne begrooting medegedeeld,
dat in overleg met het departement van financiën
maatregelen zullen moeten genomen worden om
te verhoeden, dat evenredige registratierechten
zouden geheven worden van de ingevolge art. 16
der Coöperatiewet ter griffie gedeponeerde rekening
en verantwoording der coöperatieve vereenigingen.
Daartoe heeft hij dan ook reeds een geformuleerd
voorstel aan het oordeel van den min. van finan
ciën onderworpen.
Op verzoek legt de minister ter griffie over de
circulaire betrekkelijk de processiën, onder goed
keuring van 's ministers voorganger door den
officier van justitie te Maastricht gericht aan
burgemeesters, hulp-officieren van justitie in zijn
arrondissement.
De bijeenroeping der eerste kamer is geschied
tegen Dinsdag den 4™ December a., des avonds te
half acht uur, en niet den 14en zooals in ons tele-
,gram gisteren door een drukfout vermeld werd.
Bp ministerieele beschikking van 22 dezer, is
aan J. de Bruyne te Rotterdam, tot wederopzeg
ging, vergunning verleend voor een stoomsleep-
dienst op eenige stroomen, rivieren en kanalen
in de provinciën Noord-Brabant, Gelderland, Zuid-
Holland en Zeèland.
Heden voormiddag te 11 uren trad de dd, schut
terij op de Heerenbeurs alhier aan. Voor het
front van den troep werd voorlezing gedaan van
eene dagorder, houdende mededeeling der benoe
ming van den kommandant mr. D. A. Bëtdenis
van Berlekom tot luitenant-kolonel. Vervolgens
marcheerde het korps, onder kommando van den
kapitein mr. W. A. van Hoek en door de muziek
voorafgegaan, naar de Groote Markt, waar eenige
oogenblikken later de kommandant en verdere
officieren van het garnizoen mede aankwamen,
teneinde tegenwoordig te zgn by de plechtige
installatie van de heeren jhr. mr. W. H. Snouck
Hurgronje en mr. P. J. van der Feen als 2e luite
nants bij de schutterg. In eene hartelgke toespraak
wensehte de kommandant beide heeren met hunne
benoeming gelukvoor wat den heer Snouck
Hurgronje betrof zeide hy, dat het hem genoegen
deed dezen thans voor de tweede maal te mogèn
installeeren, in het vertrouwen dat hy zich weder
even ijverig als vroeger betoonen zal.
Voorts werd aan den muzikant der schutterg
Th. P. Niesthoven het eereteeken ter belooning
van eervollen löjarigen dienst uitgereikt en door
den adjudant-onderofficier op de borst gehecht.
Voor de geïnstalleerde officieren en genoemden
bekroonde werd gedefileerd, waarna de troep zich
door de Lange en Korte Delft naar den Dam begaf,
alwaar de manschappen werden afgedankt.
De onlangs te Zierikzee opgerichte „Voor-
loopige kiesvereeniging" werd gisteren avond in
eene blijvende veranderd, die zich, wat de ver
kiezing van raadsleden betreft, natuurlijk zal be
perken tot Zierikzee, doch wat de verkiezing van
leden voor de provinciale staten en de tweede
kamer aangaat, over geheel SchouwenDuiveland
zal uitstrekken. Als leden van het bestuur wer
den, naar de volgorde der stemming, gekozen de
heerenJ. Fransë, D. P. P. Zuurdeeg, I. H. C.
Heijso en mr. C. J. Fokker, waaraan op de eerst
volgende vergadering drie leden van buiten
Zierikzee zullen worden toegevoegd, te kiezen uit
de inmiddels uit SchouwenDuiveland toe te
treden leden.
Op die vergadering zal de kiesvereeniging
gedoopt en een reglement vastgesteld worden.
Men hoopt dat met de oprichting dezer vereeniging
het rijk van „sommige", „vele" „enkele," „een
aantal" en een „groot getal kiezers", dat schier
bij iedere verkiezing uitgebreider werd, voorgoed
ten onder gebracht is.
De oud-kapitein ter zee staatsraad M. H. Jansen
deelt in het Vaderland mede dat het plan om den
voorgenomen noordpooltocht met een zeilschip te
ondernemen, geenszins in strijd is met het gevoe
len van alle zeeofficieren, met name niet met
dat van den schout bij nacht de Haes en den luit.
ter zee 1» klasse A. de Bruijne, die beide de ver^
gadering van het hoofd-comité te 's Hage bgge-
woond hebben.
Wg vernemen tevens dat laatstgenoemde officier,
een onzer gewezen stadgenooten, bestemd zou zgn
om het bevel over den tocht op zich te nemen.
De heer Jansen herinnert voorts dat door Noren,
Duitschers en Oostenrijkers belangrgke resultaten
met zeilschepen verkregen zijn en dat, wanneer
de tocht slechts bewijzen mag dat wij Nederlan
ders in dit opzicht niet bij anderen achterstaan en
niet van onze koene voorvaderen ontaard zgn, het
doel dat men zich er van voorstelt, reeds grooten-
deels bereikt zal wezen.
belastingen. Op verzoek eervol ontslag verleend
aan P. F. C. Druyvensteyn uit zijne betrekking
van ontvanger der directe belastingen, in- en uit
gaande rechten en accynsen en van den waarborg
op de gouden en zilveren werken te Alkmaar,
behoudens aanspraak op pensioen.
leger. Benoemd bij het personeel van den ge
neeskundigen dienst der landmacht tot officier van
gezondheid 2e klasse, de officier van gezondheid
3* klasse J. H. Reintjes, van dat personeel.
Door den gemeenteraad van Ter Neuzen zyn
tot leden der plaatselijke schoolcommissie gekozen