Benoemingen en besluiten,
0 n d e r w ij s,
Marine en ieger.
Rechtzaken*
Wordt vtrvolgd.)
den driehonderdsten geboortedag van bun beroemden
burger Jacob Cats.
Het was ons goed te Brouwershaven. Deze
vereerende getuigenis is die van ieder welke de
feesten bijwoonde.
Toch is het geheel slechts te beschouwen als
een voorbode van het feest, dat men zich voorstelt
in den volgenden zomer te Brouwershaven te
vieren, en waaraan, zoo wij vertrouwen, al de
Nederlandsch sprekende gewesten zullen meedoen
niet alleen, maar waarvoor zij ook gaarne een
offer zullen over hebben, opdat alsdan kunne
worden aangekondigd dat het slechte steenen
standbeeld, ter gedachtenis van Vader Cats opge
richt, door een bronzen zal worden vervangen.
rechterlijke macht. Benoemd tot s.ubstituut-
griffier bij de arrondissements-rechtbank te Alkmaar,
mr. Th. A. Sannes, advocaat te Rotterdam.
directe belastingen. Benoemd tot ontvanger
derzelfde middelen voor het vierde kantoor te
Amsterdam, P. L. Soeteman, thans ontvanger der
directe belastingen te Leiden.
De heer Gr. A. Vorsterman van Oijen, hoofd
onderwijzer aan de openbare school te Aardenburg,
schrijft in het Weekblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen's
Westelijk deel het volgende:
„Voor een paar dagen kwamen een paar be
hoeftige ouders bij mij om het pokkenbriefje (bewijs
van koepokinenting) terug te vragen voor hunne
kinderen, die naar de katholieke school moesten
gaan.
„Natuurlijk vraagde ik hen, of zij dan zoo
ontevreden waren over de openbare school.
„Wel neen, mijnheer" was 't antwoord, „mair
gij weet wel, een arm mensch kan niet doen wat
hij wil, en bij de bedeeling 's winters liepen we
gevaar, en 't is ons gedreigd ook, niets te ont
vangen.'
„Verdere uitdrukkingen, te kras om hier mede
te deelen, spaar ik.
„Nu doe ik opmerken
Dat het katholiek armbestuur eeu groot gedeelte
van de gelden, die het voor de armen besteedt
ontvangt van 't Burgergast- en Weeshuis.
„Dat het blijkens een antwoord in den raad
daarvan hoegenaamd geene rekening doet.
„Waarom ik de vraag doe, of genoemd armbe
stuur of "de katholieke geestelijkheid want de
armmeesters hebben al een heel klein beetje te
vertellen, gelden van een gemeenschappe-
1 ij k fonds mogen gebruiken om mensehen te
dwingen van eens bijzondere inrichting ge
bruik te maken.
„Daarom sluit ik mij volkomen aan bij hen, die
de meening zijn toegedaan, dat de subsidiën der
godshuizen niet aan de diaconnieën moeten uitge
keerd worden, maar aan eene commissie, die voor
eene eerlijke verdeeling zorgt, waarbij de menschen
niet gedwongen worden."
Voor de vacante betrekking van tweeden
hulponderwijzer te Yerseke was slechts éen
sollicitant opgekomen, die echter later zijne stukken
weder heeft teruggevraagd. De plaats blijft dus
open.
Te Geersdijk (gemeente Wissenkerke) is
den Sen dezer op 37jarigen leeftijd overleden de
heer J. M. Clement, sedert zes jaren hoofdonder
wijzer aan de aldaar opgerichte openbare school.
De algemeene achting, welke de overledene
zich had verworven, bleek bij de begrafenis op
den 7en dezer, tot welke de leden van den gemeen
teraad, de onderwijzers niet alleen van zijne
woonplaats, maar ook van de andere gemeenten
zich tenauwernood halverwege van de canapé
oprichten, om Aurelia te verwelkomen, die op haar
toesnelde en haar omarmde.
Wel hoe gaat het met mijn lieve zieke?
vroeg ze, nadat ze een kus op de wangen van
Louise gedrukt had. Mij dunkt nog al goed
Hier schijnt een wonder gebeurd te zijn.
Aurelia had waarlijk alle reden om verwonderd
te zijn, daar het uiterlijk van mevrouw Argellani
volstrekt niet beantwoordde aan de voorstelling,
die hare welwillende vrienden van haar gemaakt
hadden.
Lieve Aurelia, pprak Louise ik ben u
zeer dankbaar dat gij zoo vriendelijk zijt van aan
mij te denken.
Wat! verbeeldt gij u dan dat ik mijn Louise
zou kunnen vergetenIk heb niet zoo dikwijls
kunnen komen als ik wel gewenscht had, door
allerlei drukte waar ik u later van vertellen zal.
Gij zult wel reeds weten dat Karei ook weder
verscheidene weken te bed heeft gelegen, met zijn
gewone kwaaldan moesten de kindereu van mijn
zuster weer naar school gezonden worden, waar
ze niet willen blijvenIa een woord ieder
heeft zijn lotgevallen te vertellen. Maar daar ben
ik nu eindelijk! En wat ben ik blij van je te
zien, mijn goede Louiso! Aldus voortrammelende,
met een buitengewone welbespraaktheid zat Aurelia
de tengere handen van mevrouw Argellani aan
alle kanten te streelen en te liefkozen.
Lanrenti zat er in een licht te verklaren verle
genheid bij. Hij was op het punt van zijn hoed
op Noord-Beveland en vele andere belangstellenden
waren te zamen gekomen. Door deheeren Hulse-
bos, predikant, en Hooze, hoofdonderwijzer te
Wissenkerke, werden woorden van warme deel
neming en hoogachting bij het graf gesproken,
die door den schoonvader van den overledene,
den heer Laven, beantwoord werden.
Eene verloting ten behoeve der kweek
school voor onderwijzeressen te Groningen, ge
houden door de vrijmetselaarsloge aldaar, heeft
ruim 11,000 opgebracht.
Wij hebben onlangs medegedeeld, dat een mili
tair student, die zijn artsexamen had afgelegd,
geweigerd heeft zich aan het aanvullingsexamen
te Onderwerpen, dat vereischt wordt alvorens de
benoeming tot officier van gezondheid plaats vindt.
Hij wenschte nl. nit den militairen dienst te tredeB
en zulks, op grond dat de herhaaldelijk geopende
vooruitzichten op verbetering van de positie der
militaire artsen niet zijn verwezenlijkt, onder be
reidverklaring aan de voorwaarden voor terug
trekking gesteld te voldoen. Do minister van
oorlog heeft dat ontslag niet willen geven en ge
tracht den onwillige tot andere gedachten te
brengen, door hem nog als militair student te
beschouwen en ter beschikking der chefs te stel
len. Thans heeft de nieuwe minister van oorlog
gemeend door de wet verplicht te zijn aan het
verzoek te voldoen, en derhalve het gevraagd
ontslag verleend. {Hhl.)
De luit. ter zee 2e kl. L. J. K. A. Jeekel,
dienende aan boord van Zr. M». schroefstoomsehip
Leeuwarden, wordt met den 15en dezer op non
activiteit gesteld en met den 16eB daaraanvolgende
vervangen door den luit. ter zee 2e kl. P. D. A.
Frankamp, terwijl de luit. ter zee 2e kl, M.Smits
met den 26cn dezer geplaatst wordt aan boord van
Zr. M". schroefstoomsehip van Galen.
Gisteren werd voor de arrondissements-raelit.
bank alhier behandeld de zaak van F. Wurtz, wo
nende te Stettin, gezagvoerder van het Noordduitsche
schip Molly, beklaagd dat bij den 12en October jl.,
met zijn schip met averij in de haven van het
kanaal van Walcheren te Vlissingen is binnenge-
loepen zonder aangifte te doen van twee zich aan
boord bevindende ki3ten met kruit, komende van
Antwerpen en bestemd naar Montevideo.
De heer mr. E. Fokker trad als gemachtigde
van den beklaagde op.
Twee getuigen werden in deze zaak gehoord,
zijnde de heeren Nepperus, sluismeester, en Raueh,
inspecteur van politie te Ylissingen.
Uit de verklaringen van eerstgenoemde bleek,
dat hij het proces-ver baal heeft opgemaakt, op
grond dat de gezagvoerder, in strijd met zijne
verplichting, geen aangifte van het aan boord
aanwezige kruit had gedaan. Op het manifest,
hem later vertoond, stond dit evenwel vermeld.
De tweede getuige had gehoord, dat kruit in
het schip aanwezig was. Bij onderzoek bleek het
hem dat er twee kistjes warenhij zeide tot den
gezagvoerder dat die in een van 's lands magazijnen
moesten geborgen worden, en deze was daartoe
niet ongenegen. Middelerwijl hij daarover aan 't
spreken was, zag getuige nog 16 andere kistjes
in het manifest vermeld als „caisses de marchan-
dises", doch die den getuige toeschenen eveneens
kruit te bevatten. De gezagvoerder was niet ge
neigd die kistjes te openen, maar verklaarde zich
bereid om naar Antwerpen te telegrapheeren ten
einde bij de afzenders te informeeren naar den
inhoud dier kistjes. Het antwoord luidde, dat die
ie grijpen en heen tg gaan, toen mevrouw Argellani,
die zag dat haar vriendin gedurig naar hem keek
op hem wijzende zei:
Dokter Laurenti, aan wien ik het leven ver
schuldigd ben.
Oriep de andere uit en keek hem strak
aan zeer verheugd uw kennis te maken, dokter,
als gij onze lieve Louise geneest, zullen wij u
allen zeer dankbaar zijn.
Dank n antwoordde Laurenti, stond op
en maakte een buiging maar mevrouw Argel
lani zal herstellen omdat zij jong en sterk is en
zonder dat ik er iets aan gedaan heb.
Dat is al te nederig, dokterhervatte
mevrouw Perrotti, die zijn verlegenheid opmerkte;
de dankbaarheid van alle vrienden mijner lieve
Louise kan niet verminderen door een dergelijke
verklaring. Blaar weet ge wel, Louise dat gij
zeer veranderd zijt? Gij komt mij voor reeds
hersteld te zijn en nu moeten wij u ook zonder
verwijl weer in ons midden zien.
Dit waren de woorden die van de lippen van
mevrouw Perrotti vloeiden, maar 't geen zij daarbij
dacht kwam ongeveer hierop neder
Daar zit wat achter, en dat moet ik te weten
komen. Men zegt mij dat de dokters haar op
gegeven hebben en hier zit ze in haar salon met
den dokter naast zicheen dokter waarvan
men niet weet wie hij is, noch waar hij vandaan
komtesn jongen, veel te jongen dokter en
knap ook, die verlegen wordt en van zijn stuk
raakt zoodra men hem. aanziet. Mij maakt men
kistjes geen koopwaar, maar „patronen" inhielden.
De inspecteur en twee agenten van politie hebben
toen de kistjes naar Rammekens vervoerd, waar
er een door den getuige geopend is en bleek dat
het met kruit gevulde patronen bevatte. Naar
schatting waren er in 't geheel 3 a 400,000 patronen.
Het den beklaagde ten laste gelegde feit werd
door ziju gemachtigde erkend.
De substituut-officier van justitie meende evenzeer,
dat omtrent het bewijs geeu twijfel kan bestaan.
Hij bepaalde zich echter bij de twee eerstbedoelde
kistjes en liet de overigen buiten aanmerking,
omdat de inhoud daarvan den gezagvoerder niet
bekend is geweest. De besproken twee kistjes
bevatteD patronen, wier inhoud buskruit was; en
al was dat geen specifiek buskruit, en al waren
de patronen in kistjes verpakt, het gevaar bleef
hetzelfde. De wet van 26 Januari 1815 (Stbl.
no. 7) beoogt politiezorg tegen het gevaar van
vervoer van buskruit. Art. 35 dier wet zegt, dat
alle uit zee komende schepen gehouden zijn aan
gifte te doen aan de uiterste wacht. Die aangifte
is door den beklaagde niet gedaan, zoodat de
ambtenaar van het openbaar ministerie schuldig
verklaring requireerde ter zake van overtreding
van genoemd wetsartikel en veroordeeling tot eene
geldboete van f 500, alsmede in de kosten.
De gemachtigde van den beklaagde, mr. E.
Fokker, verklaarde dat de ingestelde vervolging
hem eenerzijds bedroefd en anderzijds verblijd
heeft. Bedroefd wegens de hier weder gebleken
keuromanie, de zucht om processen-verbaal op te
maken; bedroefd omdat bet Staatsblad nog altijd
gevuld is met onmogelijke wetten ten nadeele
van handel en scheepvaart; bedroefd eindelijk,
cmdat deze vervolging weder aanleiding heeft ge
geven tot het opwekken van lach- en spotlust,
zóo zelfs dat men op de beurs te Antwerpen zich
over de Hollanders vroolijk heeft gemaakt en hen
feliciteerde met hun flinke politie.
Aan den anderen kant echter heeft hij zich ver
blijd over deze vervolging omdat, nu hem de taak
is opgedragen als verdediger op te treden, hij
daardoor in de gelegenheid is gesteld die belache
lijke en onpractische wet van 26 Januari 1815
(Stbl. n° 7) hier ter sprake te brengen; verblijd
omdat hij zoovele middelen tot vrijspraak van zijn
cliënt kan aanvoeren, waarvan wellicht het gevolg
zal zijn dat de aandacht weder een3 zal gevestigd
worden op eene wet, die reeds sinds lang had
belmoren afgeschaft te zijn.
Volgens pleiter blijken de Duitschers veel eer
bied voor de wet te hebben, daar de beklaagde
bij gemachtigde voor de rechtbank is verschenen,
niettegenstaande men hem, gesteld dat hij tot
f 500 boete veroordeeld werd en subsidiair bij niet
betaling binnen twee maanden na aanmaning tot
gevangenisstraf, eigenlijk toch niets zou kunnen
doen, ingeval hij de boete niet betaalde, daar er
tegen hem, als buitenslands varende, geen enkel
middel van contrainte zou zijn.
De beklaagde was ook zeer verbaasd over de tegen
hem ingestelde vervolging. In vreemde havens is het
gewoonte in kennis gestold te worden met de be
staande verordeningen. Te Vlissingen is dat echter
niet gebeurd. De kapitein was niet aan boord,
maar de stuurman wel, doch ook aan dezen is
niets gevraagd, noch naar het manifest der lading,
noch of er kruit aan boord was. Eerst eenige
dagen later is dit den kapitein door den sluis
meester gevraagd.
Dat de gezagvoerder zich zeer welwillend heeft
betoond, blijkt volgens pleiter uit het gebeurde
met de politie en zijne bereidvaardigheid om
naar Antwerpen te telegrapheeren. Uit het van
daar per telegraaf ontvangen antwoord blijkt,
dat men te Antwerpen gewoon is „patronen" als
gewone koopwaar te verzenden, zoodat de gezag
voerder zeer verbaasd was toen hij vernam dat
hier eene vervolging tegen hem was ingesteld.
De gevolgen dier vervolging meende de verde-
niets wijs! Die onnoozele! Zij lag op sterven!
En daar zit ze met een aanbidder naast zich!
Daar zit iets achter, zeg ik, en het is goed dat
ik gekomen ben.
Onderwijl beantwoordde mevrouw Argellani
hare vriendelijke woorden
Lieve Aurelia, ik ben zoo zwak, en heb zoo
weinig lust om uit te gaan!
En hoeveel inspanning zou u dat kosten?
Gij gaat in 't rijtuig zitten, dat is al. Eiken
Maandag vindt gij bij ons de bloem der groote
wereld. Dan zingt Morati met een bekoorlijke
sopraanstem en een gevoel, kijk en een goeden
smaak.... En mevrouw Roccanera! Die doet
alles goed; zij zingt en accompagneert zich zelve,
op een wijze.
De oogen van mevrouw Argellani werden be
droefd bij het hooren van dien naam.
Ja zij is waarlijk een knappe vrouw!
vervolgde Aurelia. Men zegt dat hare oogen
in geheel Genua hunne gelijken niet hebben en ik,
als onpartijdige geel het toe. Haar lieftalligheid
en haar verstand zijn niet te evenaren. Wat dunkt
u lieve Louise? Is zij geen heerlijke aanwinst
voor onze soirées? Als gij niet in huis zat te
pruilen, als gij wederom uw schoonheid en uw
goedheid in ons midden wildet laten schitteren, ja
dan zonden de schoonsten zelfs iets te vreezen
hebben; maar na? Wie opstaat, is zijn plaats kwijt.
Laurenti kon dat schijnbaar onschuldige gebabbel,
waarachter zooveel valschheid school, niet verdragen.
Hij die sedert verscheidene dagen in staat was
diger echter gerust te kunnen afwachten, daar hij
vertrouwt dat óf ontslag van rechtsvervolging óf
vrijspraak zal plaats hebben.
De gronden voor het vertrouwen waren in
hoofdzaak de volgende.
Art. 35 der wet van 26 Januari 1815 zegt:
„Desgelijks zullen alle schepen, uit zee inkomende,
gehouden zijn aangifte te doen aan de uiterste
wacht en zich ten aanzien der ontlossing, ligging
hunner schepen als anderszins moeten onderwerpen
aan alle zoodanige voorschriften als hen zullen
worden gegeven, op gelijke boete van f 500." Naar
aanleiding van dit artikel is de eerste vraag:
wie is verantwoordelijk voor de niet-aangifte
In het art. 35 schijnt men alleen een schip te
bedoelenvolgens onze tegenwoordige wetgeving
zou niet de gezagvoerder, maar veeleer de stuur
man, als belast met de zorg voor het behoorlijk
stuwen der lading, vervolgbaar zijn. Art. 35 der
wet van 1815 zegt echter niet wie de aangifte
moet doen, hetgeen voor pleiter grond oplevert
om ontslag van rechtsvervolging te vragen.
Maar er is meer. In art. 35 staatdat de aan
gifte moet geschieden aan de uiterste wacht.
Wat is de uiterste wacht? Om dit te kuanen
beoordeelen moet men zijn toevlucht nemen tot
onze tegenwoordige belastingwetten, maar niet tot
die van 1815. En toch moet men hier juist uitslui
tend letten op de wet van 1815, en niet op die
van 1816 en later. In 1815 bad men verschillende
wachten. De art. 30 en 32 der meergenoemde
wet spreken duidelijk van aangifte van buskruit
aan de eerste wacht der convooien en lioenten of
aan den ontvanger der convooien en licenten. De
uiterste wacht, bedoeld in art. 35, was dus het
kantoor der convooien en licenten, maar daar
deze zijn afgeschaft, bestaat ook de in dat artikel
bedoelde uiterste wacht niet meer.
Een derde punt van vrijspraak is, volgens den
gemachtigde van den beklaagde, dat geen bus
kruit is ingevoerd, maar alleen kisten met
patronen, met hagel gevuld. Zijns inziens
worden patronen niet in de wet van 1815 bedoeld.
Leest men die wet in haar geheeldan blijkt het
dat de artt. 135 alleen handelen over vervoer
van buskruit door of voor rekening van particu
lieren en de overige artt. over zoodanig vervoer van
rijkswege. Bij het verbod van vervoer voor par
ticulieren had men alleen op het oog buskruit,
en voor het rijk buskruit, oorlogsbe
hoeften of brandstoffen.
In art. 1 der wet van 1815 wordt gezegd, dat
buskruit alleen mag vervoerd worden in een dicht
gekuipt tonnetje met het woord „buskruit" er op
geverfd. Maar van patronen is daar geen sprake,
en volgens pleiter zon het vervoer van patronen
in tonnetjes dan ook juist gevaarlijk zijn.
By een later kon. besluit, van 23 Maart des
zelfden jaars, is een verbod uitgevaardigd van
uitvoer van wapenen, buskruit of ammunitie uit het
koninkrijk der Nederlandenen in een vroeger
koninklijk besluit, van 7 December 1813 (Stbl.
n° 9), wordt in art. 9 do uitvoer van ammunitie
van oorlog verboden, maar onder de bij name
vermelde voorwerpen worden geen patronen
genoemd. En wat volgc-ns pleiter ten slote den
doorslag geeft is dit, dat alle vroegere en latere
belastingwetten afzonderlijk ammunitie en buskruit
erkennenterwijl patronen moeten geclassificeerd
worden onder ammunitie, maar niet onder bus
kruit, bedoeld in de wet van 1815.
Eindelijk betoogde pleiter, dat de wet van 1815
niet alleen bedoelt invoer, maar invoer tot
vervoer bestemd, en hier heeft men te doen met
een schip dat te Vlissingen als bijlegger is bin
nengekomen tot het nazien van gevaren schade;
toen het eenmaal in het dok lag bleek het noodig
dat eenige goederen er uit op den kant werden
gebrachtwaaronder de kistj es patronen maar
hieruit blijkt volstrekt niets van invoer tot
verder vervoer.
alles op te merken, zag hoe Louise leed onder die
woorden van baar jvriendin. En hy vond het
zelf ook onaangenaam maar daar hij hoopte den
vijand daardoor op het spoor te komen, liet hy
zich geen lettergreep ontgaan.
Percy komt ook op mijn Maandag avonden.
Wat een vlinder is dat, lieve hemel, wat een
vlinder! En is hij in lang niet bij u geweest,
lieve Louise?
In geen dagen en geen maanden, antwoordde
Louise, die als op de pijnbank zat.
Ik heb in den laatsten tijd niemand gezien.
En waarom vertelt gp mij dan een onwaar
heid zei de liefderijke vriendin, op den toon
van iemand die een vraag tot zichzelven richt.
Het zal nu veertien dagen geleden zgn dat ik hem
naar u gevraagd heb, on toen zei hy dat ge heel
wel waart. Daarom heb ik gedacht dat hy bij u
was geweest. Maar zoo zijn de heeren tegenwoor
dig! Ik spreek niet van u, dokter, maar waarlijk
de mannen hebben tegenwoordig rare liefhebbe
ryen!... Paarden, honden, dobbelsn en actrices.