de zee. Indien men alleen mocht vragen of op dit
oogenblik de Suzanna-polder te zwaar wordt gedrukt
door de kosten van oever verdediging en zeewering
dan moet men misschien toestemmen dat dit werkelijk
zoo is, doch een andere vraag is het: hoe is die toe
stand ontstaan? en dan zou menigeen zeker zeggen:
door gebrek aan tijdige voorzietingen. Bovendien is
het niet de eerste maal dat de Suzannapolder in dezen
toestand verkeert. Dit big kt uit het verslag van den
hoofdingenieur. In 1676 wees het dijkbestuur de inge
landen reeds op den gevaarlijken toestand waarin de
polder door den achteruitgang van den oever aan de
noordzijde verkeerde, en stelde voor tegenover het
meeat bedreigde punt een inlaagdijk op te trekken.
In 1682 brak de dijk door, maar werd zonder grond-
verlies weder hersteld en in 1685 was de toestand van
dien aard dat weder een inlaagdijk moest worden
gemaakt; zoo doorgaande tot den tegenwoordigen tijd
ziet men dat de polder gedurig aan gevaar blootstond.
En wat is nu geschied tot verbetering van den toestand
Is er eens eene belangrijke som besteed tot verzwaring
van den dijk? Neen sedert 30 jaren is de dijk in den
zelfden toestand gebleven; slechts kleine sommen werden
sedert voor dijksverbetering aangewend. Maar toege
geven dat de Suzanna niet in gebreke was geweest,
dan neg zou het de vraag zijn of het behoud van den
polder van zoo groot algemeen en provinciaal belang
moet worden beschouwd dat daartoe een zoo belangrijke
som, misschien het driedubbele der waarde, moet worden
besteed. Spreker gelooft, met het oog op de wet van
1870, niet, dat het behoud van dien polder een zoo
gToot algemeen belang is en acht zich niet gerechtigd
een zoo aanzienlijke som voor dat behoud te voteeren.
Waar zooveel is verzuimd tot het behoud der gronden,
meent hij dat het rijk en de provincie niet mogen
worden belast met een zoo aanzienlijke uitgaaf om
het verzuimde goed te maken, al ware het dat de Suzanna*
polder te eeniger tijd mocht gaan drijven, en hij zal
daarom tegen het voorstel stemmen.
De heer Homhsch is van oordeel, dat de
motieven door den heer Smidt ontwikkeld als geldig
moeten worden beschouwd. In de berekening van
den hoofdingenieur ziet bij dat zou moeten worden
besteed voor oeververdediging 9000, verbetering van
dijksprofiel 15,000, verdediging van den dijk /25,000,
rij zen hoofd op de slikken 7000. De sommen sub 2
en 3 genoemd van f 15,000 en f 25,000 zijn noodig
geworden omdat de dijk niet goed is onderhouden en
dus de eigenaars verzuimd hebben daarvoor te zorgen.
De posten sub 1 en 4 zijn volkomen gewettigd omdat
zij zijn een gevolg van de omstandigheden, waartegen
niemand iets heeft kunnen doen, maar zij zijn verreweg
de kleinste. De aanvraag van ingelanden is dus niet
gerechtvaardigd.
Maar er is een andere vraag, deze nl.: wat zal
geschieden indien de polder niet calamiteus wordt
verklaard? Spreker gelooft, dat de polder niet in zijn
eigen oeververdediging en zeewering zal kunnen
voorzien en niet behouden zal kunnen worden. Wie
toch zal geld geven op dezen kleinen polder? 't Is niets
om geld te krijgen indien men een goeden waarborg
kan aanbieden, als de belegging goed is, maar op den
Suzannapolder zal niemand geld geven. De polder
zal dus waarschijnlijk gaan drijven en daarom weet
spreker niet wat te doen. Het is waar, de ingelanden
hebben hun plicht niet gedaan, maar als de staten de
calamiteus-verklaring niet uitspreken zal de polder
gaan drijven. Ook hiervoor deinst hij terug, zoodat
hij nog in twijfel verkeert hoe zijn stem uit te
brengen.
De heer Can sluit zich aan bij de denkbeelden
van den vorigen spreker. Men moet vragenwelke is
de tegenwoordige toestand, en wat zal geschiede*
indien de calamiteus-verklaring niet wordt uitgesproken?
De polder zal gaan drijven. Nu zegt men wel het zal
de schuld van de ingelanden zeiven zijn, maar spreker
kan niet zoo méégaan met het denkbeeld dat de Suzan
napolder zich aan nalatigheid zou hebben schuldig
gemaakt. In het rapport van den hoofdingenieur leest
spreker ook, dat ingelanden reeds voor eeaige jaren
getracht hebben eene leening van 20,000 te sluiten,
maar er niet in geslaagd zijn geld te krijgen en als
men dan ziet dat dijkgeschoten van f 40, f 50 en
nu reeds van f 60 zijn opgebracht voor gewoon onder
houd, dan kan men toch de ingelanden niet beschuldigen
dat zij zieh geen offers hebben getroost. Voor spreker
geldt echter voornamelijk de vraag: welke is de
toestand van het oogenblik? En dan bestaat er
voor hem geen twijfel wat te doen? Als de Suzan
napolder thans reeds een dij kgeschot van f 60
opbrengt en niet in staat is geld te negocieeren,
dan zal er geen mogelijkheid voor den polder bestaan
om zelf in zeeweriDg en oeververdediging te voorzien.
Wordt dus de calamiteus-verklaring niet uitgesproken,
dan zal men de gevolgen moeten afwachten. Hij acht
dit niet in het rijks-, ook nist in bet provinciaal
belang. In de geschiedenis van de oevers van Zeeland
is het niet vreemd, dat traag geholpen bleek te zijn
te laat geholpen en dat later veel grooter offers
moesten worden gebracht. Hij gelooft dus dat in het
algemeen belang de calamiteus-verklaring van den
Suzannapolder moet worden uitgesproken.. Hij voor
zich is overtuigd dat het in den geest der wet ligt
om tijdig te helpen en dus zoo noodig ook calamiteus
te verklaren. In het reglement op de calamiteuz®
polders en waterschappen wordt gezegd, dat de cala
miteus-verklaring niet mag worden uitgesproken indien
van verwaarloozing blijkt. Zooals reeds door hem is
gezegd, meent hij dat dit in deze niet het geval is.j
Maar als lid der voormalige commissie tot het ontwer
pen der wet op de calamiteuze polders, weet hij dat
het niet in de bedoeling heeft gelegen de calamiteus-
verklaring afhankelijk te stellen van hetgeen vroeger
is geschied, maar dat alleen moet worden gevraagd
wat te doen met het oog op den toestand van het
oogenblik. De bezwarende voorwaarden voor den cala
miteus verklaarden polder volgen. Spreker vreest, dat
indien nu de calamiteus-verklaring niet wordt uitge
sproken dit later toch zal moeten geschieden en dan
gepaard zal gaan met veel grooter offers, zoodat dan
misschien het vierdubbele zal moeten worden betaald.
Daarom is hij voor het voorstel van gedeputeerde staten.
De heer Sehorer heeft zich in de afdeelingen niet
kunnen vereenigen met het voorstel van gedeputeerd®
staten om den Suzanna-polder calamiteus te verklaren
en is ook nu nog niet overtuigd dat het voorstel ge
rechtvaardigd is, daar hij ook in het verslag der afdee
lingen geen motieven heeft kunnen vinden om van opinie
te veranderen. Na hetgeen in het vorige jaar is voor
gevallen heeft het Bpreker zeer verwonderd, dat de gede
puteerde staten een nieuw voorstel hebben gedaan tot
calamiteus verklaring van den Suzanna-polder. Wat
toch is de loop van deze zaak geweest. In het vorige
jaar was de meerderheid der staten van gevoelen dat
cm te voldoen aan deeischen, door het reglement voor
geschreven, de Suzanna-polder niet genoeg heeft gedaan
Voor zeewering en oeververdediging om calamiteus,
verklaard te kunnen worden en dat ook de achter
liggende polders, drie groote lichameD, zich geen vol
doende offers hadden getroost in het belang van d«
oeververdediging en zeewering van den Suzanna-pol
der, terwijl zij, daaraan zoowel met wettelijken als
natuurlijken band verbonden, in het behoud het
grootst belang hebben. Nu is deze polder wel klein