120® Jaargang. N°. 265. 1877. V rij dag 9 November. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k b met uitzondering van Zen- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. A dverten tién i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz. van 1—7 regels 1,50 iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Las-fitk C°. te Brussel en Parijs. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. Middelburg, 8 November, DE OLM EN DE KLIMOP, MIDDELBURGSCHE In het overzicht der gold- en londsenmarkt yan Juli tot September jl., voorkomende in het October- nommer van „de Economist" vindt men eenige beschouwingen over onze nationale fondsen, in verband tot de bestaande leeningplannen, welke wij belangrijk genoeg achten om den hoofdin houd daarvan voor onze lezers te bewerken. De stand onzer fondsen heeft in den laatsten tijd buitengewone wisselingen ondergaan. Na-in den loop van Augustus tot ëene ongewone hoogte gerezen te zijn, 65f, 78J en 101J. trad in Septem ber, na de mededeeling der regeering bij het aan bieden der Indische begrooting, dat zij voornemens was, ter voortzetting der openbare werken in Indië, in 1878 eene leeniog van 16 miilioen te sluiten, eene betrekkelijk sterke daling in. De fondsen liepen terug, de 2i pets. tot 62'/8, de 3 pets. tot 74J, de 4 pets. tot 99}. Deze daling bleek echter spoedig overdrevenden 29e" Sep tember was de stand reeds weder 63ls/le76} en 101. Het vooruitzicht der vervanging van het ministerie door een liberaal kabinet is, volgens velen, aan dit spoedig herstel der prijzen niet vreemd. Werkelijk is dan ook in het feit alleen dat voor de groote werken van openbaar nut, in Nederland en de koloniën, eindelijk eens eene leeniug gesloten zal moeten worden, niets veront rustends gelegen. Alleen moet men de oogen niet sluiten voor de waarheid dat hetgeen op zich zelf niet verontrustend is, zulks zou kunnen wor den indien men er niet op bedacht was den ver keerden weg, op welken onze financiën zich bevinden, in tijds te verlaten. Het feit dat het grootboek onzer nationale schuld^ na gedurende 25 jaren slechts van schuldvermindering getuigd te hebben, weder voor inschrijving van nieuwe schuld geopend moet worden, behoort ons wakker te schudden uit den slaap, waarin wij door zooveel jaren van voorspoed gevaar loopen in te dommelen. Daar door is het begrijpelijk, dat niets beter geschikt was om aan do daling der fondsen een einde te maken, dan het vooruitzicht dat het financieel beleid spoedig in andere handen zou overgaan. In tweeërlei opzicht, meent de Economist, verdient de financieele politiek der afgetreden regeering afkeuring. In de eerste plaats wat Indië betreft. Niettegenstaande de uitkomst van den 15. EEN TERHAAL TAN ANTON GIULI0 BARRILI. Uit htt Italiaansch. (Vervolg.) O het is zoo bedroevend mevrouw, hetgeen gij zegt, en hetgeen gij anderen te denken geeft is nog smartelijker. Waarom veracht gij het leven? Het leven is treurig, maar ook heilig. Er zijn smarten te lenigen, tranen te drogen, deugden te vereeren, schatten te ontdekken en mogen wij ons dan door de wanhoop laten over meesteren? De wereld heeft ook hare ernstige genoegens, haar innige vertroostingen die de moeite des levens waard zijn. Dat geloof ik ook, mijnheer Laurenti; gij als man, hebt die kunnen vinden en zult door een werkzame jeugd den troost voor rijperen leeftijd voorbereiden. Maar wat zouden wij vrouwen, wij zwakken, wij die van dit groote erfdeel der mensckelijke bedrijvigheid uitgesloten zijn, moeten aanvangen? Er is een schijn van waarheid in hetgeen gij zegt, mevrouw, maar ook niet meer dan schijn. |k geef toe dat de vrouw, 't zij door haar aanleg, dienst over 1876 zoo ongunstig is geweest dat er, na de uitkeering der bij drage aan het moederland van bijea 11 miilioen, een tekort van 16 miilioen zou overblijven, blijft de regeering niet slechts op die bijdrage over dat jaar rekenen, maar neemt zij ook over 1877 en 1878 het gewoon batig saldo van 9 of 10 miilioen aan, niettegenstaande men met zekerheid voorzien kan dat hetzelfde tekort, dat over 1876 bestond, zich, bij het voortbestaan derzelfde oorzaken, over de twee volgende jaren zal vertoonen. Nederland heeft, om van andere tijdvakken niet te spreken, van 1867 tot 1875 uit Indië getrokken aan gewone bijdragen ruim 103 miilioen en aan buitengewone ruim 36 miilioen, die tot schulddelging, vesting- en spoorwegbouw ge bruikt zijn. Desniettegenstaande wil de regeering, nu het oogenblik gekomen is dat Indië, tengevolge der uitvoering van onontbeerlijke openbare werken, de bijdrage niet meer kan opbrengen, daarvan nog niet afzien. De vraag of dit billijk, of het verstandig is, behceft niet eens gesteld te worden, Poser la questionzegt- de Economist, c'est la résoudre. Het financieel beleid in Nederland verdient niet minder afkeuring. Nadat wij sedert 1852 onzen rentelast met 10 miilioen verminderd en bovendien honderde mil- lioenen besteed hebben aan allerlei openbare wer ken en behoeften, zijn de Indische bijdragen thans verminderd, dank zij eene minder baatzuchtige koloniale politiek, die minder direct voordeel zoekt, maar op den duur zeker niet minder vruchtdra gend zal zijn. In de laatste twee jaren zijn bovendien de groote offers, voor den Atjeh-oorlog vereischt, het Indische budget komen bezwaren, zoodat Nederland in den laatsten tijd feitelijk van Indische baten verstoken is geweest. Gelükkig is onze toestand thans veel gunstiger dan ze vóór 25 jaren ware geweest. Eischte de rentelast onzer schuld toen nog meer dan de helft onzer in komsten, thans wordt slechts een vierde daar voor besteed. Werden toen de gewone uitgaven slechts voor 4/5 door de gewone inkomsten gedekt, thans, (dat wil zeggen vóór enkele jaren) bestaat er nagenoeg evenwicht. Het oogenblik was dus bijzonder gunstig om Nederland voorgoed onafhankelijk te maken van de Indische financiën. De draagkracht der natie, de algemeene welvaart en rijkdom zijn aanmer kelijk toegenomen. De waardevermeerdering van den grond, de klimmende opbrengst der successie rechten, de toeneming van handel en nijverheid, de uitbreiding der cultuur-ondernemingen in Indië, waardoor aan het kapitaal eene nieuwe bron van inkomsten geopend wordt, bewijzen deze stijging van draagkracht, welvaart en rijkdom onloochen- of door haar opvoeding, maar vooral door de dwingelandij der gewoonte niet genegen schijnt te zijn om deel te nemen aan het veelzijdige genot der menschelijke werkzaamheid. Maar met die dwingelandij der gewoonte is ook alles gezegd. De opvoeding kan gewijzigd worden, en de aanleg verandert door de gewijzigde opvoeding. Mevrouw Argellani beantwoordde deze woorden met een ongeloovigen glimlach, die Laurenti er toe aanspoorde om haar te overtuigen. Gij lacht? vervolgde hij. Heb de goed heid mij aan te hooren. Ik zal even de genees kunde laten varen, maar wat doet dat er toe! En, bij een ziekte gelijk de uwezou mijn betoog ook tot geneesmiddel kunnen dienen. Laat dan eens hooren welk geneesmiddel dat zou wezen, sprak mevrouw Argellani. Gij wilt mij aantoonen dat de vrouw deel kan nemen aan de groote algemeene werkzaamheid. Ik heb gezegd dat zij dit niet kan. Gij zegt dat zij het wel zou kunnen, als de gewoonte het haar niet belette. Ik spreek niet tegen dat het zoo zijn moest, doch ik moet er u op wijzen dat het juist geen genees middel is, iemand van verre het beloofde land te laten zien en te zeggen „zoo zoudt ge kunnen zijn." Heb ik dat gezegd? antwoordde Laurenti. De vrouw schijnt niet geroepen te zijn tot sommige vakken, maar als zij slechts Wil, kan zij al de beweringen harer tegenstanders logenstraffen. Het is ook niet gezegd dat het hoogste geluk van de werkzaamheid bestaat in het geven van wetten aan het volk, in het ontdekken van de geheimen baar. Met eene kleine opvoering der inkomsten, welke door geschikte hervormingen in ons belas tingwezen gemakkelijk te verkrijgen ware zonder de productieve krachten te kwetsen, zou het doel bereikt kunnen worden. Tevens behoefde men dan niet terug te schrikken voor eenige schuldver- meerdering ten behoeve der werken van open baai- nut. De regeering heeft dat echter niet gewild. Zij heeft zich illusiën gemaakt omtrent den waren toestand onzer financiën en is daardoor niet met krachtige hand tot hervormingen overgegaan. Tevens heeft zij, voor den drang der feiten zwich tende, al tegenspartelend medegewerkt tot de voortzetting der openbare werken en niet tegen de opvoering der gewone uitgaven gewaakt met die angstvalligheid, welke zij betracht zou hebben indien zij zich rekenschap gegeven had van de noodzakelijkheid om te kiezen tusschen bezuini ging en belastingheffing. Het gevolg dezer financieele politiek is dat wij thans, ongerekend de Indische tekorten, staan te genover een Nederlandsch deficit van f 3,716,000 over 1876, ruim zes miilioen over 1877 (daarbij nog rekenende op de Indische bijdrage van bijna 10 miilioen) en f 7,310,611 over 1878 (weder behoudens een Indisch saldo van 9 miilioen). Hierbij valt nog op te merken dat voor belang rijke en onvermijdelijke werken, als de verbetering der waterwegen van Amsterdam naar Botterdam en Duitschland, nog geen gelden zijn uitgetrokken. Het wordt daarom hoog tijd, zoo besluit de Economist, dat in den geest en de richting van het bestuur onzer financiën verandering kome. Dan, maar ook dan alleen, zal er, ondanks nieuwe leeningen, reden zijn voor de handhaving van het ingenomen hooge standpunt onzer nationale fondsen. Wij behoeven niet te verzekeren dat wij de benoeming van mr. J. P. R. Tak van Poort vliet tot minister van „waterstaat, handel en nijverheid" met groote ingenomenheid medegedeeld hebben. Deden zijne zaakkundige adviezen in de tweede kamer over de waterstaatszaken hem sinds lang beschouwen als den man, van wien de door de grondwet gevorderde wettelijke regeling van den waterstaat eenmaal zou kunnen uitgaan, aan niemand konden zeker de aangelegenheden van han del en nijverheid beter toevertrouwd worden dan aan den steller van het rapport der commissie van enquête naar den toestand onzer koopvaardijvloot. Is voor het algemeen belang dus met reden veel van den nieuwen minister te wachten, onze provincie mag zich in 't bijzonder over zijn optre den verheugen. "Voor de middelen van gemeen schap, voor het postwezen, den landbouw enz. is der natuur of in het oplossen van vraagstukken. Er zijn genoegens, die beter overeenkomen met de hedendaagsche manier van leven der vrouw, welke die van den geleerden en den navorscber verre overtreffen en zoudt gij die niet mede willen rekenen Welke zijn dat? vroeg Louise. De geschiedenis van de opvoeding en van het toenemende gewicht der vrouw in de samenleving zal a dit veel beter aantoonen dan eenig betoog van mij, antwoordde Gnido. Als we twee of drie duizend jaar terug gaan in de geschiedenis der beschaving, zien wij dat het gyneceum de oude vorm was van het bestaan der vrouw in diezelfde maatschappij, waarvan wij de nakomelingen zijn. Daar, in die tijden, is de vrouw niets als een voor werp van wellust. Zelfs de zonen, die zij ter wereld brengt, voedt zij niet op. Sparta en Athene laten hunne zonen gemeenschappelijk grootbrengen; en zelfs Rome onttrekt hen vroegtijdig aan de moederlijke zorg om ze onder de roede van den schoolmeester te plaatsen. De vrouwen moeten zich niet inlaten met de zaken harer echtge- nooten en zonen, maar behooren thuis te blijven, bij het spinnewiel. De courtisane of eteria wan de eenige vrije vrouw der oudheid en dienten gevolge ook de eenige die eenigen invloed in de wereld had, daar zij de aanzienlijkste mannen by zich ontving, gelijk thans in den kring eener fatsoenlijke vrouw het geval is, en zij de wijsgeeren en staatslieden inspireerde, de republiek bestuurde en het schoonste recht in den staat uitoefende, ten onzent nog veel te doen. Al zou het onre delijk zijn te veel op eens te verlangen, toch mogen wij ons verheugen thans een minister met die takken van dienst belast te zien, die van nabij met onze behoeften bekend is en die, ondanks de onaangename ervaring welke de meerderheid der Middelburgsche kiezers hem eenmaal bereid heeft, niettemin steeds getoond heeft dat hij voor de belangen van ons gewest wilde blijven waken en werken. De alhier gevestigde sub-commissie tot het oprichten der Sophia-stiehting, aan de nage dachtenis van wijlen H. M. de koningin gewijd, heeft inschrijvingsbiljetten voor dat doel verspreid en is voornemens den 12™ dezer daartoe eene collecte langs de huizen te houden. Wij hebben reeds vroeger onze sympathie voor dit denkbeeld uitgesproken en behoeven dus onze lezers niet op te wekken, om door hunne bijdra gen het menschlievende plan te steunen. Slechts zij herinnerd dat het kinder-ziekenhuis, te 's Gra- venhagê te stichten, dienen zal tot opneming van zieke kinderen uit alle oorden des lands, zonder onderscheid van godsdienstige gezindte, en tot opleiding van ziekenverpleegsters, voor het geheele land bestemd. Wij houden*ons, met de commissie, overtuigd dat een dergelijke liefdadige instelling meer zal vallen in den geest der overleden vorstin wier nagedachtenis wij niet slechts hebben te eeren maar na te vólgen, dan do oprichting van een standbeeld of gedenkzuil. Heden namiddag werd alhier eene vergadering gehouden van aandeelhouders in den omnibus- dienst tusschen Middelburg en Domburg. Uit de goedgekeurde rekening bleek, dat de ontvangsten over het afgeloopen seizoen bedragen hebben f 1283.10, of met inbegrip der 140 aandee- len a 25 een totaal bedrag van 4783.10. Aan passagiersvrachten werd ontvangen f 1178.50 en aan goederenvervoer 104.60. De uitgaven hebben bedragen 3281.93, waar onder f 550 voor de aanschaffing van twee omni bussen en ƒ2140 aan den heer J. M. Abée voor paarden en Overtocht. Er bleef alzoo in kas f 1501.17. Het bestuur stelde voor om de in kas zijnde gelden te gebruiken voor den dienst van 1878. Na eenige discussie werd dit voorstel met 44 tegen 2 stemmen aangenomen, terwijl 8 aandeel houders niet tegenwoordig en ook niet vertegen woordigd waren. Zij die het verlangen zuilen ongeveer 15 pet. van het door hen gestorte bedrag terug ontvangen. De dienst zal in den zomer van 1878 worden voortgezet. In eene eerlang bijeen te roepen ver- namelijk dat van gratie. Op die wijze werd het gezin bijna overbodig en de man kreeg er een afkeer van. Het gezag, dat aan een echtgenoot, een zuster, een moeder, de vrouwen des huizes, ontzegd werd, wist de eteria te verkrijgen. Tot nog toe zei mevrouw Argellani, zie ik in uw redeneering niets dat op mij toepas selijk kan zijn. Ik kom nu ook eerst tot de quaestie, mevrouw, antwoordde Laurenti lachend. De christelijke maatschappij heeft de vrouw veranderd, of liever zij heeft de verandering aan genomen, welke de schok van verschillende natiën in haar te weeg gebracht hadwant om de geboorte van den God-mensch te verklaren, moest men zich een vrouw kunnen voorstellen die boven alle an deren verheven was. Maar al is de Maria uit de eerste Christen tijden reeds groot, zij is op dat tijdstip nog niet de Madonna, de troosteres der bedroefden, de moeder der barmhartigheid, de koningin der liefde. Het groote wonder der liefde, in die eerste tijden waarvan ik spreek, was volbracht door een vrouw vau Magdala, ook een eteria, die kostbare zalf over de voeten van den Nazarener uitgoot en met hare haren afdroogde terwijl zij de eerste is om het wonder der opstanding te bevestigen. De ware vronw, het type der hedendaagsche maatschappij, kenmerkt zich later, als de Duitsche maatschappg en de joodsche zich oplossen in het nieuwe geloof, als de Eomeinsche Vestale, de profetes van Eugen en de profetes van Israël verdrongen worden en de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1