N°. 264 120® Jaargang. 1877. Donderdag t 8 November. Dit blad verschijnt dagelijks,' met uitzondering van Zon- en Feestdagen^ Prijs per 3/m, franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Hoofdagent Middelburg, 7 November. Een achtste Minister. FEUILIiBTOlSr. DE OLM EN DE KLIMOP, voor België en t .-«>Xe. Advertentiën i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz,! ?8n 1—7 regels f 1,60 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte." Frankrijk: de firma Havas, Laffite C°. te Brussel en Parijs. DDELBERGSGHE „De koning, zegt art. 73 der grondwet, stelt ministerieele departementen in, benoemt er de hoofden van en ontslaat die naar wel gevallen." De instelling van een nieuw departement van algemeen bestuur is dus, naar constitutio neel staatsrecht, niets buitengewoons, evenmin als de opheffing van een ministerie. Zelfs zou het, op grond van dit wetsartikel, voor incon stitutioneel gelden wanneer de staten-generaal de begrooting van eenig departement afstemden, alleen omdat zij de instandhouding er van overbodig achtten. Niet licht, gelooven wij, zal de oprichting van een nieuw ministerie met zoo algemeene instemming begroet worden als thans het geval zal wezen met het nieuwe departement van „waterstaat, handel en nijverheid," Niet alleen wordt een soortgelijk departement gevonden bij alle beschaafde staten van onzen tijd, maar het mag veilig gezegd worden, dat indien een ministerie van „openbare werken" nog nergens bestondin Nederland aanleiding zou zijn om in dit opzicht de andere landen voor te gaan. Is niet onze geheele bodem de vrucht van menschelijken arbeid en moet die, nog niet dagelijks door onze ingenieurs en waterbouw kundigen tegen de aanvallen der zee verdedigd en op het water opnieuw veroverd worden? Zijn niet de handel en de scheepvaart de bron nen, aan welke Nederland van ouds zijne wel vaart en grootheid te danken heeft gehad? En niettemin, terwijl voor oorlog, voor marine, voor justitie, voor financiën, voor buitenlandsche zaken afzonderlijke staatslieden zijn aangewe zen om aan deze groote staatsbelangen hunne zorgen te wijden, vinden wij onze openbare werken, onzen handel en scheepvaart tot dus verre verscholen onder de bovenmatig uitge zette bemoeiingen van een enkel, reusachtig departement, dat der binnenlandsche zaken. Een blik op de verschillende afdeelingen van dit departement is voldoende om ons te over tuigen van zijne inderdaad monsterachtige uit- 14. EEN TERHAAL TAN ANTON GIÜLI0 BARRILI. Uit htt Italiaansch. X. Vervólg Mevrouw, vervolgde hij, duid mij deze vraag niet ten kwade. Ik spreek tot u als dokter en al ware ik dat niet, moogt gij niet vergeten dat gij de goedheid hebt gehad in my een vriend te begroeten. Ja, ja, en waarom zou ik ook eigenlijk zwij gen? zei de arme zieke en barstte eensklaps in hevig snikken uit. Ik dacht over mijn dood. Ik verbeeldde mij dat ik reeds in de kist lag om het laatste oogen- blik af te wachten. Het landschap om mij heen was zoo schoon; boven mijn hoofd zong een nachtegaal tusschen de takken van een boom; verderop meende ik een weg te onderscheiden, waarop honderde vroolijke menschen al lachende en pratende heen en weder liepen, zonder in het minst op mij te letten. Maar dat zijn kinderach tige dingen. Neen mevrouw, antwoordde Laurenti, en - gebreidhèid. Binnenlandsch bestuur, waterstaat en publieke werken, nationale militie en schut terij, onderwijskunsten en wetenschappen, nijverheid, armwezen, statistiek, medische politie, en het laatste niet het minste, spoorwegen, het behoort alles tot de zorg van éen man. Hierbij valt nog in aanmerking te nemen, dat ofschoon onze grondwet geen minister-president kent en het voorzitterschap van den minister raad door al de ministers op hunne beurt wordt waargenomen, niettemin de minister van bin nenlandsche zaken in den regel de politieke leider, het feitelijke hoofd, der regeering is. Let men op dit alles, dan schijnt het geen overdrijving te beweren dat in Nederland, het land van dijken, kunstwegen en kanalen, het land van handel en scheepvaart hij uitnemend heid de zorg voor die eerste belangen feitelijk is toevertrouwd aan ondergeschikte ambtenaren, verantwoordelijk tegenover hun chef, maar zonder die politieke, men zou kunnen zeg gen historische verantwoordelijkheid, welke de last en de belooning tevens is van de mannendie in de algemeene leiding der zaken van hun land, hun arbeid en hun roem zoeken. Het hier aangevoerde kan niet de strekking hebben in eenig opzicht de verdiensten te verkleinen der ambtenarendie tot dusverre aan het hoofd der gewichtige afdeelingen van het departement van binnenlandsche zaken gestaan hebben. Nederland draagt roem op zijne ingenieurs van den waterstaat, en hetgeen door de chefs der afdeelingen onderwijs, sta tistiek, nijverheid, armwezen, enz. gedaan is, strekt ten bewijze welke uitstekende talenten onder onze boogere ambtenaren aangetroffen worden. Dit neemt echter niet weg, dat aan de indeeling hunner takken van dienst onder éen man, tweeërlei gevaar verbonden is: ver- waarloozing bunner eigen adviezen door den minister, die nog aan zoovele andere zaken zijne aandacht te wijden heeft, en omgekeerd tegenwerking der inzichten van den minister door de afdeelingschefs, die al de raderen van het werktuig in handen hebbenen daardoor de macht bezitten om ieder denkbeeld, dat niet met de hunne strookt, als onuitvoerbaar voor te stellen of in de uitvoering te doen mislukken. Dit laatste gevaar is niet hersenschimmig. De bedoeling met de instelling van het nieuwe departement zal zeker niet geweest zijn daar vatte vriendelijk haar hand. Ga voort wat ik u bidden mag. Welaan, terwijl de nachtegaal «ong en ik hem gaarne in het oog had gekregenterwijl die bonte menigte uit wandelen ging, de hemel helder was en er een luchtig koeltje woei, dat de bladeren deed ruischen, werd mijn adem al zwakker en zwakker. Het leven ontzonk mij, en het was mij alsof ik het, gelijk een doorschijnende stof, zag terugvloeien naar het hart, waar zich een opening bevond, waardoor die doorzichtige stof verdampte, steeds meer verdampte. Ik kon mij niet verroeren; mijne handen en armen waren reeds verstijfd en gehoorzaamden niet meer aan mijn wil, teneinde, gelijk ik wensehte, zich tegen die opening te laten drukken en het laatste sprankje leven tegen te houden, opdat ik ten minste dien blijden optocht van gelukkige menschen nog eenigen tijd kon aan schouwen en de laatste tonen van den nachtegaal opvangen. Ik wilde roepen, maar kon niet; mijn poging daartoe deed niets dan de verdamping van de doorschijnende stof verhaasten en ik lag met vrijd opengespalkte oogen te kijken naar die ver schrikkelijke verwoesting. En de damp steeg al hooger en hooger in lichte atomen, die ik niet kon inademen, daar het koeltje dat ze wegvoerde nooit mijne lippen bereikte. O, het was een lange, vreeselijke droom, dien ik niet gaarne nog eens zou hebben. Dit zeggende verborg zij het gelaat in de handen en begon weder bitter te weenen. Guido bleef een oogenblik in gepeins verzonken, altijd een technisch persoon aan het hoofd van te stellen. Op die manier zou de ver andering slechts ten deele eene verbetering zijn. Hervormingen in een gewiclitigen tak van dienst moeten niet altijd uitgaan van per sonen, die in dezen tak van dienst zijn opge groeid. De hervormer van het Engelsche krijgswezende burger-minister Cardwell, bewijst, nevens vele andere voorbeelden, het tegendeel. Het spreekt van zelf dat hij, die als hervormer optreedt, eene nauwkeurige kennis moet bezitten van het geheel dat hij hervormen wilmaar vrijheid van alle ambte naars- of vak-traditiëneene opvatting die volkomen onafhankelijk is van bureau-overle veringen en retroactazijn, indien ze vrij zijn van eigenzinnigheid en met een helder door zicht gepaard gaan, dikwijls onontbeerlijk voor het tot stand brengen van hervormingen, welke door de geheele maatschappij gewenscht, maar allee» aan de ministerieele bureaux als onuit- voerlijk of schadelijk voorgesteld worden. Zonderling genoeg, is de instelling van het nieuwe ministerie bij ons te lande eigenlijk een terugkeer tot een veel vroegeren toestand. De republikeinsche staatsregeling van 1798 kende acht „agenten van algemeen bestuur", onder welke wij 'er éen vinden „voor inwendige politie en toezicht op den staat van dijken, wegen en watêren", een ander „voor nationale opvoeding" en een derden „voor koophandel, zeevaart, vis- scherij, fabrieken, trafieken en landbouw." Ook na de herstelling onzer onafhankelijkheid in 1813 had men bij de eerste organisatie éen „se cretaris van staat" voor koophandel en koloniën. Na dien tijd schijnt het echter gewoonte te zijn geworden om onder het ministerie van binnenlandsche zaken alles te brengen, waar mede men elders geen raad wist, en daar op die manier de vertakkingen van dit departe ment zich hoe langer hoe meer uitbreidden, bestond er natuurlijk hoe langer hoe meer aanleiding om nieuwe takken van dienst te beschouwen als met binnenlandsche zaken ver bonden. Na de grondwetsherziening in 1849 behield dan ook dit ministerie zijn onmatigen omvang. Herhaaldelijk werd in de staten-generaal op splitsing aangedrongen, maar Thorbecke toonde zich, hetzij hij in de regeering of in de oppositie gezeten was, op dit punt bijzonder onhandel- Hij bezat den hartstocht der heersch- daarop naderde hij haar en sprak op zachten toon Mevrouw, verlangt gij dat ik u uw droom verklare Gij? Ja, ik; ik heb wel niet de wetenschap der ouden, maar ik vertrouw toch dat mijn verstand in staat zal zijn om uw droom uit te leggen, en mij daardoor uw gunst te verwerven, evenals de uitlegging van een anderen droom Jozef de genade van Farao verwierf. Wilt gij mij dus aanhooren Gij zijt mijn dokter, ofschoon eerst sedert gisteren, sprak mevrouw Louise en hebt het recht om aangehoord te worden. Welnu mevrouw, uit uw visioen blijkt éen ding zeer duidelijk, namelijk: dat gij het leven lief hebt. Ik riep zij met een bitteren glimlach uit. Ja, gij. Gij hebt het zeker niet lief, zooals zoo velen het liefhebben, ter wille der stoffelijke genoegens of der vermakelijkheden, maar omdat het instinct van het schepsel medebrengt om lief te hebben hetgeen de Schepper gegeven heelt; omdat er in het treurigste leven toch altijd iets beminnelijks, iets liefelijks is, bijvoorbeeld het zingen van den onzichtbaren nachtegaal, het zacht gefluister van een goed geweten, het waaien van een koeltje, ef een zonnestraal, de ademtocht en het licht der poëzie, dat niet door de dichte nevelen der gemelijkheid van de meerderheid ver dreven of uitgedoofd kan worden. Wee onzer indien het anders ware; wee indien het instinct tot zelfbehoud niet hier op den bodem van ons zucht, een hartstocht dien men het liefst duldt in hen die, tot heerschen geboren, tegen den last en de verantwoordelijkheid daarvan niet opzien „Zoolang ik er ben, zeide bij eens, zal deze splitsing niet gebeuren." Werkelijk heeft hij haar tegengehouden, niet slechts zoolang hij leefde, maar ook, door het gezag van zijn naam en door de bekoring, welke eene eenmaal verkregen macht bezit voor hen die haar uitoefenen, nog verscheidene jaren na zijn dood, niettegenstaande de nood zakelijkheid der splitsing van toen af, zoowel aan de ministerstafel als op de banken der vertegenwoordiging, erkend werd. Het kabinet-Kappeijne heeft met dezen maat regel zijn bestuur geopeud. Wat wij van den nieuwen minister verwachten, zullen wij hier niet opsommen. De uitgebreidheid zelve van het veld der wenschen spoort tot matiging aan, wil men zich niet door overdrijving den weg tot teleurstelling openen. Al was het alleen voor het spaarbankwezen, zouden wij ons ver heugen dat het postwezen onder een minister gebracht wordt die, niet zoo onmatig door andere belangen in beslag genomen, beproeven kan den administratie-sleur door te breken, welke tot dusverre in Nederland tegenhield, wat bijna overal elders mogelijk blijkt en goed werkt. Al was het slechts voor het spoorwegver keer, zouden wij ons verblijden omdat de minister, onder wiens departement voortaan de „openbare middelen van vervoer" bebooren, niet tevens aan onderwijs, medische politie en zooveel andere zaken zijne krachten zal moe ten besteden. En wat onzen handel betreft, vertrouwen wij dat, nu er een ministerie be staat van „waterstaat, handel en nijverheid," allengs de beschuldiging vervallen zal, door mr. M. Mees onlangs („Eenige opmerkingen over den toestand van onzen handel", Rotter dam 1876) geuit: „Het is opvallend, hoe dik wijls door ministers van elke richting de belangen van handel en scheepvaart uit het oog worden verlorenHet is alsof men voor een vreemd belang komt, als men aan klopt om verbetering voor handel en nijverheid het beeft den schijn, al ligt dit natuurlfjk in de verte niet in de bedoeling, dat handel en industrie liggen buiten den eigenlijken kring der beschaafde maatschappij. Al vraagt ook het eigenbelang van handel en scheepvaart die verbeteringen, ziet men dan niet in, dat hart rustte. Wie onzer zou er niet spoedig e«n einde aan maken en met éen ruk die aaneenscha keling van ellende verbreken? Dan zou de zelf moord, nu een daad van verstandsverbijstering of een vrijwillig toegepaste straf voor de schuld die zich zelf verloochent, de meest natuurlijke zaak ter wereld worden. Gij hebt het leven lief, mevrouw; gij hebt het onbewust lief evenals ik het openlijk lief heb, zelfs nadat ik den kelk geledigd en bitter bevonden heb. Laat my dus tot u spreken mevrouwveroor loof mij dat ik doordring tot het geheim van uw hart, met het bescheiden gezag van een dokter en van een vriend. Uwe ziekte ontstaat uit uwe gedachten en gij kwijnt weg, omdat uw geest, nadat hij den grondslag tot de kwaal gelegd heeft, werkeloos den vreeselijken voortgang gadeslaat. 'tls waar, zet mevrouw Argellani, en zag, niet zonder verwondering, dien acht en twintig jarigen wijsgeer, met blond haar en blauwe oogen aan, die op dergelijken toon tof haar sprak. En nu, vervolgde Laurenti, de geest stil zit bij de aanschouwing van zijn eigen ondergang, leggen de ledematen er zich ook bij neder en ik zou bijna zeggen, dat zij de beweging ontvlieden, indien dit niet op zich zeiven beweging vereisehte. Ziedaar de reden waarom gij, Daarmate uwe krachten afnemen door de verzwakking van uw gestel, meer en meer lust krijgt om uren lang op uw stoel te blijven zitten; ziedaar de reden waarom de geest in de gelegenheid is om u een doodkist voor te spiegelen en uzelvo er in neder

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1