.Landbouw.
Marine en leger,
Rechtzaken.
Koloniën,
ÜUmWjfc#.
Bij de tentoonstelling van zuivel, op 28 October
te Portioi geopend, werd een gouden medaille
toegekend aan Adriauus van Vliet te Bergambacht,
voor Hollandsche kaas en boter. De vijf andere
gouden medailles, aan niet Italiaansche inzenders
verleend, werden aan Zwitsers toegekend.
Longselekte onder bet rundvee.
Aan de staatBbegrooting over 1878 en de daarbij
overgelegde toelichtende stukken ontleeuen wij
het volgende betreffende de bestrijding der long
ziekte.
Gedurende de eerste zes maanden van 1877
werden in de provinciën Zuid- en Noord-Holland,
Friesland, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant
afgemaakt 692 longzieke en 2199 van long
ziekte verdachte runderen. De daarvoor aan de
eigenaars uitbetaalde schadeloosstelling bedroeg
f 464,310; de opbrengst der verkochte huiden en
vleesch beliep f 151,495, zoodat van de schatkist
eene uitgaaf gevorderd werd van f 312,815. Ver
reweg de meeste afgemaakte runderen, 1716, be
hoorden in Zuid-Holland thuis, daarop volgde
Friesland met 864in de andere provinciën kwam
de kwaal meer sporadisch voor.
De ten koste dezer aanzienlijke uitgaven ver
kregen uitkomsten geven, volgens de memorie
van toelichting, alleszins grond, om op den
ingeslagen weg voort te gaan. In Friesland is
de kracht der ziekte gebroken; zoo er al hier of
daar in die provincie een vonk onder de asch
moge smeulen, dan mag men toch aannemen, dat
deze met weinig kosten gebluscht zal worden.
Dat in Zuid-Holland niet zoo krachtig kon ge
handeld worden als in Friesland, was een groot
nadeel. Niet alleen toch bleven daar brandpunten
van besmetting bestaan, maar het gaf ook aan
leiding, dat enkele licht aangetaste runderen, om
dat hunne ziekte niet herkend werd, niet werden
afgemaakt, maar herstelden. Die herstelde runde
ren behouden, volgens de door de regeering ge
raadpleegde deskundigen, nog maanden lang het
vermogen om gezonde runderen te besmetten.
Niet zelden gebeurt het, dat in een koppel rund-
veo longziekte ontstaat, zonder dat men aanvan
kelijk kan nagaan langs welken weg de besmet
ting is overgebracht. Bij onderzoek blijkt dan,
dat een voor eenige weken aangekocht, uit een
vroeger besmette koppel afkomstig rund in de
longen de sporen draagt van vroeger doorgestane
longziekte. Ware die besmette koppel afgemaakt,
dan zou die bron van besmetting zijn gestopt.
Bij de afmaking van verdachte koppels blijkt
altijd, dat reeds van een aantal van de nog schijn
baar gezonde runderen de longen zijn aangetast.
Uit een en ander volgt, dat de kosten geringer
zullen zijn, indien alle besmette koppels worden
afgemaakt, gelijk in Friesland in dit jaar is ge
schied, dan wanneer die maatregel slechts partieel
wordt toegepast. Terwijl Friesland met opoffering
van f 82,000 nagenoeg van de longziekte verlost
werd, is dit doel in Zuid-Holland met eene veel
grootere som niet bereikt, en werd zelfs de Rijn
streek, alwaar de afmaking streng is volgehouden,
telkens opnieuw uit het overgebleven brandpunt
besmet. Dat brandpunt moet derhalve, vooral in
het voorjaar, met kracht worden aangetast. Dat
afmaking van longziek vee alleen niet baat, heeft
de vergelijking van den loop der longziekte hier
te lande en in België, waar men zich tot afma
king van aangetaste runderen bepaalt, geleerd.
Volgens een in de zitting van de Belgische
kamer van volksvertegenwoordigers van 21 Julijl.
ingekomen staatsstuk zijn in
1870 afgemaakt 1339 zieke runderen
1871 1613
1872 1421
op het gewone uur opgestaan en zat voor het
venster om de zoele morgenlucht in te ademen,
toen Laurenti haar boudoir binnentrad.
Hij bloosde eenigszins, hetgeen zeer natuurlijk
was bij de eerste ontmoeting van een schoone
patient met haar jeugdigen Esculaap.
Mevrouw, - stamelde hij onder het maken
eener diepe buiging, reeds zoo vroeg op
gestaan?
jiJa, ik voelde mij beter, veel beter dan de
vorige dagen, antwoordde zij, en ik wilde n
het bewijs leveren hoe goed uwe middslen geholpen
hebben. Maar het meest van alles verlangde ik
uw naam te vernemen, opdat ik daaraan kan
denken als aan dien van een vriend.
Guido Laurenti, mevrouw,en ik wensch niets
liever dan dien titel waardig te zijn.
Wij zijn reeds goede buren, zei ze,
maar ik wist waarlijk niet dat gij dokter .vaart
iedereen hier in huis hield u voor een natuurvor-
scher, en voornamelijk botanist.
- Ik heb veel liefhebberijen mevrouwde studie
is een groote troost voor den verlatene: zij maakt
zelfs de eenzaamheid aangenaam.
Op uw leeftijd!
Ik heb veel beleefd mevrouw, en zonder de
studie, die een andere richting aan het gemoed
geeft, zou het misschien niet goed met mij afge-
loopen zijn. Maar laten wij over u spreken, hoe
is het met den pols?
Oordeel zelf, antwoordde zij en stak hem
haar hand toe. I
1873 afgemaakt 1851 zieke runderen
1874 b 1877
1875 2197 ff
In Nederland zijn door longziekte aangestastin
1871 6078 runderen
1872 4008
1873 2479
1874 2414
1875 2227
1876 1723 en in de
eerste helft van 1877 slechts 688.
In de eerste helft van 1876 waren 1259 run
deren door longziekte aangetast.
Terwijl in België bij een stelsel van afmaking
alleen van zieke runderen, van jaar tot jaar het
aantal runderen dat wegens longziekte afgemaakt
moet worden, toeneemt, daalt het cijfer van long-
zieke runderen in Nederland te sterker, naarmate
afmaking ook van verdacht vee op ruimer schaal
wordt toegepast.
Terwijl in België de longziekte in alle provin
ciën heerscht, kan dit thans in Nederland slechts
van éene provincie gezegd worden; in enkele der
andere provinciën komen slechts sporadische ge
vallen voor.
Men mag veronderstellen, dat nog eene krach
tige poging, gericht op datzelfde brandpunt;
waaruit de veepest in 1865 over Nederland kwatn,
tot het gewenschte doel, behoudens ongedachten
tegenspoed, zal leiden. Te groote zuinigheid zou
slechts aanleiding geven, dat van het gewonnen
terrein opnieuw verloren ging, en dat de kosten
later veel grooter wierden dan die, welke vermoe
delijk thans ter bereiking van het doel noodig
zullen zijn.
De luitenant ter zee 1» klasse jhr. T. E. de
Brauw, de luitenants ter zee 2e klasso G. A. van
der Mieden en L. G. Kakebeeke, en de officier
van administratie 3' klasse H. J. van der Meer,
laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-
Iadië en van daar in Nederland teruggekeerd,
de eerste en vierde den 26™, de tweede den 29™
en de derde genoemde den 27ea October jl., zijn
met die datums op nonactiviteit gesteld.
Gisteren stond voor de arrondissements-reoht-
bank alhier terecht de heer P. P. B., oud 62
jaar, rustend landbouwer en lid van den gemeen
teraad van Stoppeldijk. Hij wordt beklaagd dat
hij in het door de Gebroeders Verwilghen te Hulst
gedrukt en door dezen verspreide nommer van
het Hulsterblad van Zaterdag 15 September 1877,
n° 646, heeft doen opnemen eene advertentie,
gedagteekend Stoppeldijk 13 September 1877,
aanvangende: „Dikwijls heb ik al gedacht", en
onderteekend P. P. B.in welke advertentie hij
den hoofonderwijzer P. Stroueken te Stoppeldijk
te laste legde, dat hij zich niet toelegde om de
verstandelijke vermogens der kinderen te ontwik
kelen, maar enkel school hield om zijn traktement
van f 600 te verdienen, en zich weinig bekom
merde om dn maatschappelijke betrekking der
kinderen en daarenboven de kinderen voorging
met voorbeelden, die verderfelijk zijn zoowel op
zedelijk als maatschappelijk gebied, en voorts dat
hij zoo dikwijls dronken was.
De beklaagde werd verdedigd door mr. M. J. de
Witt Hamer.
In de eerste plaats werd voorlezing gedaan ran
de tegen den beklaagde ingebrachte klacht en
van de geïncrimineerde advertentie, welk in haar
geheel luidt als volgt
„Stoppeldijk, 13 September 1877.
„Dikwijls heb ik al gedacht over de verbetering
- Niet kwaad, maar veel te zwak. Mevrouw,
wij moeten oppassener bestaat hier een uitputting
die er op uw leeftijd (vergun mij dat ik ook van
leeftijd spreek) niet wezen mocht. Wanneer ik
nu openhartig over uw ziekte spreek.
O ik ben niet bang! viel zij hem in de
rede en glimlachte droevig. Ik heb zelfs liever
dat gij zoo spreekt.
Heel goed; dat is een bewijs dat uwe stem
ming goed is, maar ik heb u volstrekt niets te
zeggen dat uw moed op de proef zal stellen,
antwoordde Laurenti. Hetgeen ik over uw
ziekte te zeggen heb, is dat de schuld niet zoozeer
aan uw gestel ligt als aan uwe gedachten.
Mevrouw Louise verroerde zich niet, ofschoon
Laurenti eensklaps ophield, in de hoop dat zij iets
zou zeggen, waarop hij verder kon voortgaan.
Maar zij boog het hoofd en keek naar den grond.
Welnu, er zijn gedachten die het gestel onder
mijnen en het uwe, mevrouw, heeft weerstand
geboden en zal nog een poos weerstand bieden;
maar gij moet er niet te veel van vergen. Hetgeen
gisteren avond gebeurd is mag zich niet herhalen.
O dat hoop ik ook, riep zij met een
wanhopend gebaar uit. Het was een afschuwelijk
vizioen. Ik zat te denken.
Waaraan? viel Laurenti in.
Die vraag scheen haar te hinderen, zij werd nog
bleeket dan anders, sloeg de oogen op en keek
Laurenti strak aan.
(Wordt
van het onderwijs en den onderwijzersstand,
hoeveel beide toch verbeterd zijn sedert vroegere
jaren. Jammer maar, dat er helaas! onderwijzers
gevonden worden, die hunne betrekking in de
maatschappij zoo slecht waardeeren. Zij leggen
zich niet toe om de verstandelijke vermogens der
kinderen te ontwikkelen, maar zij houden enkel
school om hunne f 600, zegge zes honderd gulden
traktement te verdienen en bekommeren zich wei
nig om de maatschappelijke betrekking der kinderen.
Daarenboven gaan zij de kinderen voor, met voor-*
beelden die verderfelijk zijn, zoowel op zedelijk
als op maatschappelijk gebied.
„Bovenstaande geldt vooral den onderwijzer Str
waarover ik den lezer eenige oogenblikken wil
bezig houden.
„Zondag jl. zit ik als naar gewoonte met
eenige mijner vrienden kaart te spelen in de her
berg van den heer Seert; daar komt ook de heer
Str. binnen, drinkt daar, ja wat, weet ik ook
niet juist, maar toch zeker iets dat in zijn smaak
viel.
„Op eens staat hij op, komt aan de tafel waar
wij zitten te spelen en werpt daarop eenige papie
ren, met de woorden „ik speel ook mee, dit is
troef' waarop ik hem verzocht die prutsen te
verwijderen.
„Over dat woord „prutsen" was mijnbeer zeer
gebelgd en verzocht mij goed te maken dat stuk
ken van burgemeester en wethouders onderteekend
„prutsen" waren, hetgeen ik nu zal doen. Wanneer
burgemeester en wethouders aan den heer Str.
een certificaat van goed gedrag uitreiken om
daarmeden in de herbergen (waar die heer zelden
inkomt) rond te loopen en ons in ons genoegen
te storen dan, ja dan zijn het waarlijk „prutsen."
„Mijnheer Str. klaagt over zijn klein trakte
ment, maar waarvoor zou de gemeente hem een groo
ter traktement moeten geven? nu heeft hij /600 gul
den en f 100 toelage voor zijne dochter, die kweeke-
ling is, dus maakt samen f 700. Gelijk ik hierboven
tusschen twee haakjes zeide komt mijnheer zelden
in de herberg, maar dat „zelden" moet vervangen
worden door „zeer dikwijls" want sommigen zeggen
zelfs dat Str. begint te lachen wanneer hij
een stuk garst ziet staan. Waarom zij dat zeggen
zal de lezer wel begrijpen, zeggen doe ik het niet.
(Het is omdat hij zoo dikwijls dronken is Van
het bier dat van de garst gemaakt wordt).
„Terwijl ik daar nog zat riep mijnbeer eenige
vrouwlui van de straat, en onthaalde ze op bier
met suiker, hetgeen toch een bewijs is, dat mijnheer
wel met zijn traktement kan rondkomen, ja zelfs
zooveel kan overleggen, dat hij buurvrouwen of
zoo iets kan trakteeren.
„Wanneer ik die mijnheer Str. mag raden
zou ik zeggen, dat hij voortaan wat minder glaasjes
bier moest drinken, niemand in zijn tatsoen trappen
en voortaan tevens zorgen dat hij voor alle
kinderen goed onderwijs geeft, dan zullen vele
kinderen van Rapenburg niet naar P. P. naar de
school behoeven te gaan. P. P. B."
Uit de verklaringen der getuigen en de opgaven
van den beklaagde bleek dat laatstgenoemde nog
al eens door den hoofdonderwijzer Stroueken werd
lastig gevallen over door dezen gewenschte trak-
tementsverhooging. De beklaagde schijnt onge
zind te zijn daartoe zijne medewerking te ver
leenen. Op Zondag 9 September kwam genoemde
onderwijzer in de herberg van Seert, waar de
beklaagde kaart zat te spelen, en stoorde het spel
op de wijze als uit de advertentie hierboven blijkt.
De beklaagde maakte zich boos en besloot door
publiciteit een eind aan de zaak te maken. Hij
meldde zich aan bij de firma Verwilghenom een
artikel tegen genoemden hoofdonderwijzer in het
Hulsterblad te plaatsenmet verzoek om daar
hij zelf daartoe niet in staat was, dit voor hem
te willen opstellen. De firma Verwilghen was
echter hiertoe ongezindmaar verklaarde zich
bereid tot de opname eener advertentie, mits die
door een ander werd gesteld. De beklaagde begaf
zich toen naar den heer Lamsuezaakwaarnemer,
wien hij een paar punten opgaf om naar aanleiding
daarvan een stukje te schrijven. De zaakwaarne
mer, die vroeger ook onaangenaamheden met
den hoofdonderwijzer Stroueken heeft gehad,
volbracht dien last, doch voegde er verschillende
bijzonderheden aan toe, welke hem niet door den
beklaagde waren opgegeven. HQ las daarna den
beklaagde het stuk voor en deze onderteekende
het met de initialen P. P. B.
Toen werd het stuk bij de firma Verwilghen
bezorgd teneinde bet als advertentie te plaatsen,
doch in een postcriptum werd verzocht te willen
nagaan of er soms ook iets in het stuk stond wat
aanleiding tot moeilijkheden zou kunnen geven.
De heer Verwilghen raadpleegde zijn redacteur
maar de uitslag was dat de advertentie onveran
derd werd geplaatst.
De onderwijzer diende daarop eene klacht in
tegen den beklaagde, die zich er op beriep, dat hij
niet geleerd was en dientengevolge in het artikel
geen kwaad had gezien.
De substituut-officier van justitie meende evenwel,
dat de beklaagde, die zelfs lid v an den gemeente
raad isdit had moeten zien en dat hij in alle
gevalle ten volle verantwoordelijk is voor den
inhoud der advertentie, die ongetwijfeld honend
is voor den daarin duidelijk aangewezen persoon
tegen wien zij gericht was. Hij achtte het ten
laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen
en requireerde mitsdien schuldigverklaring van
den beklaagde aan hoon in een geschrift hetwelk
gedrukt en verspreid is en zijne veroordeeling
op grond van art. 375 van het wetboek van straf
recht, tot eene geldboete van 150, alsmede in de
kosten.
De verdediger van den beklaagde bestreed dit
requisitoir en beriep zich daarbij op het koninklijk
besluit van 23 Januari 1814 (Staatsblad n° 17),
waarbij eene uitzonderingsbepaling op het wetboek
van strafrecht is gemaakt. Art. 4 van dat besluit
zegt: een ieder is verantwoordelijk voor hetgeen
hij schrijft, drukt of uitgeeft; indien de schrijver
niet bekend is of aangewezen kan worden, is de
drukker alleen aansprakelijk. In casu is, zeide
pleiter, de heer Verwilghen de drukker en de
heer Lamsue de s c h r ij v e rde beklaagde is
slechts tusschenpersoon en mitsdien niet verant
woordelijk.
Het hoofdvereischte voor strafbaarheid wegens
hoon, nl. de bedoeling om te bel eed i-
gen, ontbreekt. Het doel van den bekl. was
alleen een einde te maken aan de plagerijen waar
aan hij van de zijde van den onderwijzer bloot
stond en in zijne onwetendheid meende hij dat de
beste manier daartoe was, publiek te maken wat op
dien Zondagavond in de bewuste herberg was
voorgevallen. Met dat doel begaf hij zioh tot een
der „schriftgeleerden" van Stoppeldijk, den zaak
waarnemer Lamsue, welke laatste, die ook al iets
tegen den onderwijzer heeft, het voor de courant
bestemde artikel zooveel mogelijk illustreert. Vol
gens pleiter krijgt men door de houding van den
beklaagde de overtuiging, dat de leden van den
Stoppeldijkschen gemeenteraad niet behooren tot
de meest ontwikkelde lui. Vandaar ook dat de be
klaagde het hem voorgelezen stuk onderteekende
met zijne naamlettersmaar toch verzocht hij aan
de firma Verwilghen nog eens te willen zien of
er soms niet iets te veel in gezegd was en dit er
dan uit te laten. Had deze laatste aan dat ver
zoek voldaan, dan zou hij de advertentie zeker
niet gedrukt hebben, zoodat als Lamsue als schrij
ver niet de schuldige is, de firma Verwilghen
als drukker schuldig is.
Voor het geval de rechtbank zioh met deze
zienswijze niet mocht vereenigen, betoogde pleiter
dat, al ware de beklaagde voor het stuk aan
sprakelijk, daarin geen hoon is gelegenen
voorts dat, al ware de bekl. werkelijk als dader
strafbaar en al had hij werkelijk het doel gehad
om te beleedigen, er verschillende verzachtende
omstandigheden ten zijnen aanzsen bestaan. Voor
eerst is gebleken dat de bedoelde onderwijzer
meermalen zijn plicht heeft verzaakt en zich be
drinkt ten tweede dat het stuk geschreven is
door Lamsueten derde het geringe aantal
abonnés van het Hulsterblad in de omstreken vau
Hulst, en eindelijk de beperkte verstandvermogens
van den beklaagde.
Bij re- en dubliek werden enkele punten nog
nader toegelicht, doch van beide zijden werd bij
de genomen conclusiën gepersisteerd.
De uitspraak is op a. Maandag bepaald.
Donderdag 22 November a. s. zal voor de
arrondissements-rechtbank te Roermond worden
behandeld de zaak van den pastoor te Pey, gemeente
Echt, beschuldigd van, in strijd met de wet op de
kerkgenootschappen, een niet bij de Grondwet ge
oorloofde processie te hebben gehouden. De heer
mr. Brouwers, burgemeester van Roermond en lid
van de tweede kamer, zal als verdediger van den
pastoor optreden.
In het mail-overzicht van het A.D.v.NI. leest men:
Alle nieuws wordt in de laatste dagen overvleu
geld door dat van het faillissement der Bataviascbe
firma'sPurvis O. en Gyselman en van Rinkhuizen.
Eerstgenoemde genoot tot den dag voor de staking
een zeer ruim crediet en gold voor zeer rijk. De
tweede firma, welke niet bemiddeld was, stond
met eerstgenoemde in nauw verband en deelde in
haar crediet, doch had bij de laatste rijzing der
suiker-prijzen, hare operatiëu tot eene zoodanige
hoogte opgevoerd, dat deze afloop weinigen verwon
derd heeft. Eene derde firma hier ter stede is in
den val der beide andere zoo verre betrokken, dat
zij hare crediteuren zal bijeenroepen tot nader
overleg. By de volstrekt algemeene misrekening
omtrent den stand der firma Purvis Co.wier
boeken, naar men zegt, sedert het jaar 1873 niet
bijgewerkt zijn, en welks chef zioh in verzekerde
bewaring bevindt, zal ook de Javasehe bank een
zeker verlies lijden door het gebeurde. De directie
heeft het in den jare 1875 door een der Engelsche
banken gegeven voorbeeld gevolgd, en in eene
circulaire nadere cijfers omtrent haar aandeel in de
catastrophe der beide firma 's bekend gemaaakt.
- By beschikking van den minister van kolo
niën, van den 3™ November jl., is de heer J. H.
Op de Coul, leeraar voor het middelbaar onder-
wijs te Amsterdam, gesteld ter beschikking van
den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië,
om te worden geplaatst als leeraar In de Neder-
landsche en Fransche talen bij de boogere burger
school van driejarigen cursus te Samarang.
Onze stadgenoot mr. M. J. de Witt Hamer
zal dezen winter als spreker optreden in het
Amsterdamsche werkmansbond.
In het huis van verzekering al hier is binnen
gebracht de persoon van J. J., van Roosendaal,
vroeger arbeider te Ovezand, doch laatstelijk uit
zijn dienst ontslagen. Hij is Zondag jl., door de
kommandanten der brigades maréchaussée te
Heinkenszand sn te Goes, bijgestaan door den
rijksveldwachter te Goes, gevat, als verdacht van
een zevental diefstallen met inbraak, welke sedert
14 dagen in de omstreken van Heinkenszand by
arbeiders gepleegd zqn. Het gestolene bestond
uit geld, brood, boter, zilveren en andere voor