BUITENLAND.
Yoor Plevna.
Staten-Generaal.
Provinciale staten van Zeeland.
Gemeenteraad van Zierikzee.
Algemeen Overzicht.
De begrooting van uitgaven voor den dienst
der algemeene landsdrukkerij bedraagt over 1878
247,146, zijnde 12,715 minder dan voor 1877.
De dienst over 1876 zal een batig slot opleveren
van /29,531.66i.
De uitgaven voor de rijksgesticbten Ommerschans
en Veenhuizen worden voor 1878 geraamd op
535,275.20, zijnde f 12,330 minder dan voor 1877.
Het personeel van beambten zal in 1878 opnieuw
verminderd kunnen worden, wegens het verpachten
van nog eenige hoeven te Ommerschans en bij de
gestichten Veenhuizen N° 2 en 3, en het opheffen
van het houden van schapen bij het gesticht
Veenhuizen N° 1. Als buitengewoon werk komt
alléén in do begrooting voor, de voortzetting van
het vernieuwen van sluizen en het verbreeden
van de kolonie-vaart in 't belang van de verbin
ding der Friesche en Drentsche kanalen.
Het verminderen van de bevolking der gestich
ten is sedert verleden jaar niet voortgegaan.
Sedert 1 Juli 1876, op welk tijdstip 2078 verpleeg
den aanwezig waren, is het cijfer der bevolking
weder gestegen en heeft dat afwisselend van 2100
tot 2416 bedragen, terwijl het op 1 Juli 1877
weder tot 2194 was gedaald. Ofschoon er dus
van 1 Juli 1876 tot 1 Juli 1877 vermeerdering
bestaat, is deze echter niet belangrijk te noemen,
daar gewoonlijk in den winter de bevolking stijgt
en op 1 Juli jl. zich slechts 116 verpleegden
méér in de gestichten bevonden dan op hetzelfde
tijdstip van het voorgaande jaar.
Op 1 Juli jl. was de bevolking verdeeld als
volgtte Ommerschans 775 m., te Veenhuizen
N° 1 328 vr., te Veenhuizen N° 2 551 m. en te
Veenhuizen N° 3 540 m., te zamen 2194 m.
In de laatste tien jaren was de gemiddelde
sterkte der bevolking op 1 Juli 2940 personen.
De stand der bevolking op 1 Juli jl. is derhalve
alleszins bevredigend te noemen.
Een verhooging van de Indische begrooting
voor 1876 is voorgedragen tot een som van
761,000, waartegenover echter verminderingen
staan tot gelijk bedrag.
Tot de onderwerpen die in de aanstaande zitting
der provinciale staten van Zeeland in behandeling
zullen komen behoort o. a. een voorstel tot intrek
king der machtiging tot aankoop van gronden en
aanleg van een veerstoep aan den van Haaften-
polder.
Bij besluit der provinciale staten van 10 Novem
ber 1876 werden gedeputeerde staten gemachtigd
1° de voor den aanleg van een veerstoep aan
den van Haaftenpolder noodige gronden voor de
provincie aan te koopen; of, zoo die niet op
billijke voorwaarden te verkrijgen mochten zijn,
de onteigening daarvan ten name der provincie
aan te vragen en die veerstoep voor rekening der
provincie te doen maken;
2° voor de vestiging van een voetpad van de
bedoelde veerstoep naar den Hikschen dijk de
noodige maatregelen te nemen, hetzij dit geschiedde
ten gevolge eener minnelijke schikking, hetzij
daarvoor onteigening van gronden noodig mocht zijn.
Bij het voorstel tot dat besluit verklaarden
gedeputeerde staten uitdrukkelijk, dat zij van de
machtiging geen gebruik zouden maken, dan nadat
het bestuur der gemeente St. Philipsland zich
verbonden had om voor het onderhoud der aan
te leggen werken zorg te dragen.
Na langdurige briefwisseling is hun gebleken
dat de raad der genoemde gemeente slechts gezind
is om het gewoon jaarlijksch onderhoud voor zijue
rekening te nemen, mits de buitengewone kosten,
veroorzaakt door verzakking, afschuiving als
anderszins, niet ten laste der gemeente komen.
Zij zien zich derhalve verplicht voor te stellen
de verleende machtiging in te trekken.
Bij besluit der staten van 3 Juli jl. werd in
handen van gedeputeerde staten gesteld, om be
richt en raad, hot adres van burgemeester en
wethouders van 's Gravenpolder, houdende verzoek,
dat van wege de provincie moge worden voorzien in
het herstel en het onderhoud van de dorpstraat
in die gemeente, tevens traverse van den grooten
weg der tweede klasse van Goes naar Ellewoutsdijk.
Vermits een geschil bestaat omtrent het onder
houd der meergemelde traverse tusschen het
gemeentebestuur van 's Gravenpolder en het col
lege van gedeputeerde staten, in welk geval,
krachtens art. 148 der provinciale wet, de beslis
sing behoort aan den koning, geven gedepu
teerde staten in overweging adressanten niet ont
vankelijk in hun verzoek te verklaren.
Bij besluit der staten van 7 Juli 1876 werd
besloten aan de regeering te kennen te geven dat
er termen bestonden om de gemeente Nis; e in de
gewone kosten van het lager onderwijs over 1876
met 700 te gemoet te komen, mits de jaarwed
den der onderwijzers een uitgaaf vorderden van
f 1450 en een hoofdelijke belasting van minstens
ƒ1500 werd geheven.
Bij besluit van 10 November 1876 werd vervol
gens een gelijkluidend besluit genomen naar aan
leiding van een verzoek van genoemde gemeente
om tegemoetkoming in de kosten van het lager
onderwijs voor 1877.
Beide subsidiën zijn onder de aangegeven voor
waarden door den koning verleend.
Thans vraagt de gemeente een subsidie van
f 700 voor 1878.
Het komt gedep. staten voor, dat de financiële
toestand der gemeente sedert het vorige jaar niet
is verbeterd. Aan de voorwaarden, gesteld bij de
bovenbedoelde koninklijke besluiten, is overigens
voldaan. Ged. staten stellen mitsdien voor aan
denko ning te kennen te geven, dat er termen
bestaan om aan de gemeente Nisse voor 1878 een
subsidie van f 700 iu de kosten van het lager
onderwijs te verleenen, mits de jaarwedden der
onderwijzers een uitgaaf van 1450 vorderen en
een hoofdelijke omslag van f 1500 worde geheven.
Ook de gemeenteraad van St. Anna ter Muiden
heeft zich bij adres tot den koning gewend met
verzoek om voor 1878 een subsidie van f 400 in
de gewone kosten van het lager ouderwijs te ver
krijgen.
Gedeputeerde staten stellen voor, aan den koning
te kennen te geven dat er termen bestaan om aan
genoemde gemeente voor 1878 een subsidie van
f 300 in de kosten van het lager onderwijs toe te
kennen, mits een hoofdelijke omslag van ƒ600
worde geheven en voor de jaarwedde aan den
hoofdonderwijzer f 700 worde uitbetaald.
Naar aanleiding van een verzoek van Jaeobus
Swagemakers, te Kuitaart, gemeente Hontenisse,
stellen gedeputeerde staten aan de prov. staten
voor, hen te machtigen om, tegen den prijs van
ƒ19, aan adressant te verkoopen 50 centiaren
weiland en 550 centiaren vergraven grond (moeras),
aan den weg van Hulst naar Walzoorden, onder
de voorwaarden die zij in het belang van den weg
noodig zullen achten.
Gelijk voorstel doen ged. staten omtrent een
verzoek van J. F. van Denderen, schipper te Hon
tenisse, die wenseht dat hem in eigendom worde
overgedragen een gedeelte sloot aan den weg van
Hulst naar Walzoorden, groot ongeveer 46 centiaren,
tegen den prijs van /4.60.
Zitting van Zaterdag 27 October.
Afwezig de heeren Moolenbnrgh, Schneiders van
Greyflfenswerth, Boeije, Ochtman en Zuurdeeg.
De voorzitter deelt mede, dat de naam van mr.
C. van der Lek de Clercq op grond van art. 30
der kieswet van de kiezerslijsten dezer gemeente
is geschrapt, tengevolge van een vonnis der arron-
dissements-rechtbank te Middelburg, hetwelk bij
arrest van den hoogen raad is bevestigd. Voor
kennisgeving aangenomen.
De begrooting van het burger weeshuis over
1878 wordt gesteld in handen der heeren Houwer,
Blankert en van Nes van Meerkerk, tot onderzoek
en rapport.
Komt in behandeling de gemeentebegrooting
voor 1878.
De commissie, in wier handen die begrooting is
gesteld geweest, heeft in het algemeen daartegen
geene bedenking.
Dhr. de Jonge meent den raad te moeten wijzen
op den financieelen toestand der gemeente en vooral
op de kosten van het onderwijs, die steeds klim
men. Hij legt daartoe eene door hem opgemaakte
statistieke tabol over, waaruit blijkt dat die kos
ten steeds klimmende zijn en "hoeveel op elke
school iedere leerling aan de gemeente kost.
De heer Fokker doet hulde aan de belangstelling
van de heer de Jonge en aan de met zooveel zorg
bewerkte tabel, en koestert de hoop dat die be
langrijke kosten in lateren tijd goede renten zullen
opleveren.
Nadat de algemeene beraadslagingen gesloten
zijn worden eerst de artt. in uitgaaf vastgesteld.
Hoofdstuk I, afd, 2, art. 9 Jaarwedden van
leeraars en onderwijzers enz. Deze post was hoo-
ger geraamd dan ten vorigen jare, met het oog op
de eventueele verhooging. Volgens de besluiten
van Vrijdag is die som nog f 10 te weinig ge
raamd, zoodat dit art. met die som wordt verhoogd.
Hoofdst. III, afd. 2, art. 2: Voor het overdekken
van straatgoten.
Hierbij vraagt de commissie inlichting of bet
onderzoek bij andere gemeenten waar de straat-
goten zijn overdekt, heeft plaats gehad, hetgeen
burg. eu weth. ten vorigen jare hebben op zich
genomen, waarop bevestigend wordt geantwoord
en medegedeeld, dat te Amsterdam en Breda de
resultaten alleszins voldoende zijn. Om de zaak
levendig te houden blijft die post onveranderd.
Hoofdst. III, afd. 2, art. 3: Voor het vervangen
van puinglooiing door steenglooiing aan den West-
havendijk.
De commissie geeft den wensch te kennen dat
daarbij gewone steen in plaats van gesorteerde
steen gebezigd worde, hetgeen tot vermindering
van uitgaaf zal leiden. Hierop zal" worden gelet.
De post blijft onveranderd.
Hootdst. III, afd. 2, art. 5: Herbestrating van
den grachtweg langs de Zoute gracht.
De commissie acht het wenschelijk dat die be
strating spoedig worde voltooid en stelt voor het
geheele werk niet in 5 maar in 2 jaren te doen
en dit art. te verhoogen tot f 1875, zijnde de heltt
der geraamde som ,van het geheele werk. Dien
overeenkomstig wordt besloten.
Hoofdst. Ill, afd. 2, art. 6: Voor het maken
eener bebaarding aan den kaaimuur bij het Luitje.
Na discussie wordt bë3loten dezen post in deze
afdeeling te laten en niet ondér bet gewone
onderhoud, waarover nog verschil van meening
bestond.
Hoofdst. III, afd. 2, art. 7 Voor het effenen
van uitgegraven zeiketerrein en het doen van
andere werkzaamheden daaraan.
De heer vau Nes stelt voor als memoriepost
uit te trekken „Uitbreiding en verbetering van
het rioolstelsel." Na discussie wordt daartoe met
5 tegen 3 stemmen bosloten. Tegen hebben ge
stemd de heeren de Jonge, Moens en Labrijn.
Bij hoofdst. VI wordt als art. 4 gebracht, ten
gevolge van de Verwerping van het voorstel van
burg. en weth. tot opheffing der kamer van koop
handel, kosten der kamer van koophandel f 250.
Bij hoofdst. VII, art. 1: kosten der schutterij,
wordt de bagrooting der schutterij overeenkomstig
het advies der commissie goedgekeurd in ontvang
en uitgaaf op f 1011.
Hoofdst. VIII, afd. 1, art. 16 wordt tengevolge
van de besluiten van Vrijdag, verhoogd met 70.
Hoofdst. VIII, afd. 2, art. 1. De begrooting
van het burgerlijk armbestuur wordt overeenkom
stig het advies der commissie goedgekeurd in
ontvang en uitgaaf op 10,675.51 en de subsidie
toegekend tot een bedrag van ƒ9000.
Hoofdst. VIII, afd. 3, art. 1. Bijdrage aan het
rijk in het pensioen van den eervol ontslagen
hoofdonderwijzer W. Top Wz. ad 222, wordt
wegens het overlijden van den heer Top, na het
opmaken der begrooting, gelijk door de commissie
is opgemerkt, weggelaten.
Hoofdst. VIII, afd. 4, art. 3: Aankoop van
inschrijving op de grootboeken der Nationale
schuld, wordt overeenkomstig eene opmerking van
de commissie verminderd tot 12750.
De commissie acht het wenschelijk, dat tenge
volge der gemaakte veranderingen de post van
onvoorziene uitgaven verhoogd worde, waarom
zij voorstelt het prelevement batig slot 1876 onder
art. 2 van hoofdst. I der inkomsten te verhoogen
en te brengen op/1500.
Aldus wordt besloten.
Bij hoofdst. II, art. 4InkomstenOpbrengst
van grasverpachtingen, vraagt de commissie of
burg. en weth. voornemens zijn, indien op dat
terrein in 1878 geene uitgravingen van zelkasch
worden gedaan, de grasmaaiing aldaar nog te
verpachten, waarop toestemmend wordt geantwoord.
Bij hoofdst. II, art. 8: Opbrengst van de te
verkoopen schoraarde, graszoden en korenaarde,
merkt de commissie op, dat het vooruitzicht be
staat dat de steen- en pannenbakkerij van den
heer J. A. Moolenburgh in 1878 in werking zal
komen en dat de gemeente alzoo eene bate zal
verkrijgen van de voor die fabriek uit den aan
gewezen schorgrond te steken leem; zij vraagt
waarop die bate zal moeten worden verantwoord.
Zij vestigt daarop de aandacht opdat daarvoor
zoo noodig nog een afzonderlijk artikel op deze
begrooting zou kunnen gebracht worden, tenzij
bepaald mocht worden, dat die bate onder boven
gemeld artikel moet worden verantwoord. Burg.
en weth. stellen voor die onder de buitengewone
ontvangsten te verantwoorden. Aldus besloten.
Bij hoofdst. VI, afd. 2, art. 2: Verkoop van
zelkasch, geeft de commissie haren twijfel te ken
nen of de verkoop van zelkasch in 1878 wel een
bedrag van 18000 zal opbrengen, waarop de
voorzitter antwoordt,dat er uitzicht bestaat dat
de afleveringen niet zullen verminderen.
De post van onvoorziene uitgaven wordt vast
gesteld op 2288.24J, de begrooting in haar ge
heel, in ontvang en uitgaaf, op 123,890.82^.
Hierna wordt de zitting gesloten.
Hoewel het aantal republikeinsche candidaten
Zondag bij de herstemmingen in Frankrijk geko
zen betrekkelijk gering is schijnt toch de uitslag
de verwachtingen van de liberalen te hebben over
troffen omdat het aantal stemmen, ditmaal door
hunne candidaten behaald, zooveel aanzienlijker is
dan bij de verkiezing 14 dagen vroeger. Intus-
schen staat tegenover het verlies van twee zetels
de aanwinst van slechts een nieuwe. TeEspalion,
Caen, Doubs, Nantes en Compiègne werden weder
conservatieve vertegenwoordigers herkozen; in Berge
rac, Langres en Saint Nazaire republikeinen; in
die arrondissementen kwam dus geen verandering;
te Pau Chateauroux en Chatau Chinon werden de
republikeinen vervangen door officieele eandidaten,
terwijl alleen nog te Parthenaij een nieuwe zetel
door de republikeinen werd veroverd. Te Lectoure,
Saint-Malo en Mauriac beschouwen de republi
keinsche candidaten zich den 14er- dezer als wettig
te zijn gekozen, doch alleen door manoeuvres van
het stembureau niet als zoodanig te zijn geprocla
meerd. De regeering schreef echter herstemmingen
uit, waaraan de republikeinen geen deel hebben
genomen, zoodat thans de uitslag ten gunste van
de regcerings-candidatcn is geweest. De kamer zal
nu moeten uitmaken wie de wettige vertegen
woordigers zijn.
Hoogst opmerkelijk is in den tegenwoordigen
stand van zaken, nu voor de regeering het oogen-
blik der beslissing is aangebroken, de taal van
sommige organen der rechterzijde, o. a. van de
Orleanistische Soleil. Reeds sedert eenige dagen
dringt het aan op de aftreding van het tegenwoor
dige kabinet en zjjne vervanging door een degelijk
ministerie, waardoor de linkerzijde wordt te vrede
gesteld zonder de rechterzijde ongerust te maken,
waardoor de kamer wordt bevredigd en de senaat
niet wordt geprikkeld, in éen woord een parle
mentair kabinet, dat door zijne verantwoordelijk
heid den president tegenover de kamer en den
senaat dekt.
De conservatieven zegt de Soleil moeten
kiezen tusschen de politiek van het conflict of die
van de transactie. De eerstgenoemde handhaaft
voor het oogenblik wel het kabinet, maar zal bin
nen korten tijd tot de aftreding van den maar
schalk leiden. De politiek der transactie heeft
wel de onmiddellijke aftreding van het ministerie
ten gevolge, maar kan het behoud en het voort
bestaan van het gezag van den maarschalk ver
zekeren. Sommige personen beweren, dat er in
geval van aftreding van den maarschalk een vor
stelijk of een militair presidentschap zou ontstaan,
dat nl. öf de hertog van Aumale óf generaal
Chanzy den maarschalk zoude opvolgen.
Dit zijn, volgens den Soleil, twee dwalingen,
want de hertog van Aumale zou om verschillende
redenen eene verkiezing tot president niet kunnen
aannemen; generaal Chanzy zou dit wel kunnen,
maar hij zou niet de candidaat der rechterzijde
wezen, en de linkerzijde heeft een ander candi
daat gesteld. In geval van verandering van het
gezag is daarom slechts de verkiezing van den
heer Jules Grévy mogelijk. Bij gevolg eeu bur
gerlijk president der linkerzijde als opvolger van
een militair president van de rechterzijde, ziedaar
de oplossing ingeval de maarschalk aftreedt.
Blijft hij, dan is het niet anders mogelijk of er
moet een kabinet uit de linkerzijde komen, want
men kan geen ministerie uit de minderheid ma
ken het moet uit de meerderheid worden gevormd.
Men staat dus voor het alternatiefeen president
uit de linkerzijde of een ministerie der linkerzijde.
De Soleil besluit deze uiteenzetting met de con
clusie dat zij de voorkeur geeft aan de aftreding
van het kabinet boven die van den maarschalk,
aan de ministerieele boven de gouvernementeele
crisis.
Voor een coup d'état bestaat, meent de Soleil,
geen vrees, daar de maarschalk er niet toe in staat
kan worden geacht, en zoo men dit al kon onder
stellen, hij ernstigen tegenstand zou ontmoeten
zoowel bij de mouarcbalen als bij de republikeinen.
Ook de Soir, het erkende orgaan van den presi
dent der republiek, erkent de moeilijke positie,
waarin op dit oogenblik de partij der moreele orde
verkeert en schijnt op een coneiliante oplossing te
zijn voorbereid. Een en ander te zamen genomen
geeft hoop, dat Frankrijk althans zonder revolutie
deze erisis zal te boven komen, waartoe waar
schijnlijk niet weinig medewerkt de aanstaande
opening der tentoonstelling, die in het volgende
jaar Parijs weder tot het groote aantrekkingspunt
voor geheel Europa zal maken, doch die geheel
zou mislukken indien in Frankrijk ongeregeldheden
plaats grepen.
Behoudens de noodige reserve heeft de Politische
Correspondenz weder melding gemaakt van vredes-
geruchten, die door de Weener Zeitung zijn be
sproken. Het officieele Weensche orgaan erkent
dat de behoefte naar vrede algemeen is, dat hij
aan ieders wenschen en verlangen zou beantwoor
den waarom het blad hem ook met de grootste
ingenomenheid zou begroeten, maar reeds zoo
dikwijls werden gedurende den tegenwoordigen
oorlog de vredelievende geruchten teleurgesteld,
dat de Weener Zeitung ook thans geen vertrouwen
durft stellen in de voorspiegelingen van de Politi
sche Correspondenz. Dit wantrouwen van het
Weensche blad is geen gunstig voorteeken.
Het overlijden van monseigneur Scherr, aarts,
bisschop van Miinchen, heeft het aantal vacante
bisschopszetels in Beieren tot drie gebracht, daar
het Vaticaan nog altijd weigert zijn goedkeuring
te hechten aan de benoeming van de titularissen
voor Bamberg en Wurzburg door den koning, en
deze blijft zijnerzijds vasthouden aan het concordaat.
Zooals het gisteren avond door ons ontvangen
felegram meldde waren de Turksche verliezen, in den
slag bjj Orchanië geleden door de RusBen, zeer ver
groot. Omtrent het hier bedoelde gevecht, dat den 24en
dezer eigenlijk bij Dubnik en Telisch achter Plevna
werd geleverd, zijn nog geen uitvoerige berichten
ontvangen. Van Turksche zijde is dit licht ver
klaarbaar, daar Osman Pacha's telegraphische ver
bindingen zijn afgesneden en de bij Orchanië staande
Chefket Pacha geen haast heeft om de geheele
waarheid aan het licht te brengen. De Russen
schijnen van hun kant een verlies van 250G man
voor te groot te houden om te pronken met een
zegepraal ten koste van dien prijs behaald. Hierbij
moet echter in het oog worden gehouden, dat de
Turksche verliezen zich veel ernstiger doen gevoelen
dan de Russische, want bij onze tegenwoordige
wijze van oorlogvoeren kan op den duur eene natie
van 16 millioen zielen aan een andere van 80
millioen niet licht weerstand bieden.
Een telegram uit Konstantinopel van 26 dezer
aan het Journal des Débats, waarin melding wordt
gemaakt van een tweeden grooten aanval der
Russen op Plevna, die ditmaal met verschrikkelijke
verliezen van laatstgenoemden is afgeslagen, is
nog niet bevestigd.
Volgens de berichten wan den correspondent der
Weener Presse te Plevna was het korps van
generaal Gourko 3 brigaden, 3 bataljons en 14
regimenten cavalerie, te zamen 35,000 man, sterk
geweest, terwijl daarenboven generaal Laskazeff
uit het noorden nog ter hulp was gekomen. Achmed
Hessi had slechts 10,000 man ter zijner beschik
king gehad en Osman Pacha kon hem geen ver
sterking zenden, daar hij, na het plaats gehad
hebbende bombardement, steeds kon verwachten
in het front te worden aangegrepen.
Een Russisch officier, die den 26en dezer van
het front terugkeerde, deelt aan Daily News het
volgende mede, omtrent den toestand te Plevna.
Het is niet waar, dat het den Turken gelnkt is
onlangs voorraad te Plevna binnen te voeren;
Sedert generaal Gourko het bevel over de cavalerie
op zich heeft genomen is er geen aanvoer meer
gekomen. De insluiting van Plevna is sedert een
week volkomen,- nl. de insluiting door infanterie.