248,
120® Jaargang.
1877.
Zaterdag
20 October.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.1
Hoofdagent voor
België
en Frankrijk:
Advertentiên 20 Cent per regel.
Geboorte- Tronw- Doodberichten enz. i van 1—7 regels 11,50
iedere regel meer t 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Middelburg, 19 October.
FEUILLETON.
DE OLM EN DE KLIMOP,
W
Larvirc C°. te Brussel en Parijs.
De heer mr. A. Beau jon wijdt in het pas ver
schenen September-nommer van „de Economist''
een opstel aan het herhaaldelijk besproken plan
van een tolverbond tusschen Nederland en België.
De schrijver herinnert hoe, reeds kort na de
vereeniging der beide landen, de strijd tusschen
de belangen van handel en scheepvaart in Neder
land met die van de nijverheid in België, plannen
deed heramen tot scheiding van de beide
deelen der monarchie uit het oogpunt van belas
ting-heffing.
Die plannen kwamen niet tot uitvoering, doch
dadelijk na de scheuring werden door het Noor
delijk deel de eerste schreden gezet op den weg van
vrijmaking van den handel en de scheepvaart
van alle mogelijke lasten en rechten, op welken weg
ons land tot dusverre steeds is voortgeschreden;
terwijl daarentegen België, ofschoon ook daar de
vrijgeviger beginselen niet geheel zonder invloed
bleven, in zijne tarieven steeds de bescherming
van zijne industrie in het oog bleef houden.
Als een gevolg daarvan zijn de Belgische ta
rieven van invoerrecht veel hooger dan de Neder-
landsche, zoodat de schatkist van België in 1875
daaraan eene inkomst van 21,5 millioen franken,
de onze slechts eene van ruim 5 millioen gulden
ontleende. België heft 10 pet. van fabrikaten
en betrekkelijk hooge rechten van een aantal
andere artikelen, welke in Nederland onbelast of
Slechts raot 5 pefc. of minder beswaard *iju.
Daarentegen zijn zout, zeep en geslacht in België
vrij, terwijl ze bij ons te lande in 1876 ruim 7
millioen opbrachten. Onze accijns op bier is laag,
in België is die hoog onze belasting op het ge
distilleerd is daarentegen het dubbele van de
Belgische. Om al deze verschillen in 't gelijk te
brengen zou wederzij dsche toenadering noodig
zijn. België zou zijn beschermende invoerrechten
moeten verminderen, Nederland de zijne veihoogen
of herstellen. Nederland zou van den accijns op
zout, zeep en geslacht de helft moeten afnemen,
wat zeker op zich zelf wenschelijk is, doch de
schatkist moeilijk dragen kan, terwijl daarentegen
België op die eerste levensbehoeften aceijnsen zou
moeten gaan invoeren. Beide landen zouden dus
hun geheele belastingstelsel omver moeten werpen,
teneinde tot eene tol-eenheid te geraken, welke,
naar de heer Beaujon verder aantoont, niet eens
de voordeelen zou opleveren die men er zich van
voorstelt.
EEN VERHAAL VAN ANTON GIULI0 BARRILI.
Uit het Italiaanseh.
EERSTE DEEL.
I.
Ik verhaal een ware gebeurtenis, volgens mijn
gewoonte, waaraan een ieder die niet zeer bedre
ven is in de kunst van novellen schrijven zich
moest houden. Het is gemakkelijk om te ver
dichten en menigeen doet het om kwaad van zijn
evenmensch te zeggenmaar het is zeer moeilijk
om aan zjjne verdichtingen den schijn van waar
heid te geven, ze op te luisteren met die penseel
streekjes, die ze om zoo te zeggen uit het doek
doen vooruittreden. De feiten, op die wijze bijeen
gevoegd, hangen aan elkaar als droog zand; de
karakters, op die manier geschilderd, zijn niet op
hnn plaatsin een woord het wordt een warboel,
waar misschien niets zoozeer op den voorgrond
treedt als de vermetelheid van den schrijver.
Ik, die geen man van studie ben en mij slechts
over zeer weinig verbeeldingskracht mag verheugen,
heb van een vriend den wijzen raad gekregen
om nooit iets anders te schilderen dan hetgeen ik
Men heeft toch beweerd (mr. Rive o. a. in de
„Vragen des Tijds") dat de Nederlandsche handel
scheepvaart en nijverheid van de tol eenheid met
België groote voordeelen zouden ondervinden.
De heer Beaujon herinnert echter dat juist de
steenkolen, het ijzer en de scheikundige producten
en zuren volgens de Nederlandsche tariefwet vrij
worden ingevoerd. Voor die artikelen zou dus
naar hij meent, de tol-eenheid geen cent prijsver
mindering, geen scheepston toeneming van aan
voer ten gevolge hebben.
Evenmin belet de tolgrens de Nederlandsche ree-
ders om sehepen naar Antwerpen te zenden en in de
vaart te brengen tusschen die haven en Duitsch-
land of de Noordzee. De vaart op de Schelde
toch is krachtens de bestaande tractaten vrij en de
bestaande douanemaatregelen, bij doorvaart uit
Antwerpen naar Duitschiand, zouden, ook bij een
tolverbond met België, behouden moeten blijven.
België streeft er ongetwijfeld naar om het transito-
verkeer over Antwerpen te leiden, zooveel moge
lijk zelfs te dwingen, door middel van differencieele
spoorwegtarieven; doch de heer Beaujon kan niet
inzien dat dit streven, zoo innig samengeweven
met de grootste belangen des lands, gewijzigd zou
worden door het ontstaan eener tol-eenheid tus
schen de beide rijken. De Belgische regeering zou,
ook na het sluiten van het tolverbond, evenmin
zonder naijver aanzien dat steenkolen en ijzer uit
Duitschiand, Antwerpen voorbij, over Vlissingen
de wijde wereld ingingen, als dat een Antwerp-
sche reeder uit broederlijke sympathie er zich in
verheugen zou dat de goederen-loodsen te Vlissingen,
te Rotterdam of te Amsterdam voortaan gevuld
zouden worden ten nadeele van de entrepots te
Antwerpen.
TllSScLètl k&t Dïiitscko 2olLvereIn, dat Racale -
eenheid bracht tusschen een oneindig aantal kleine
staatjes, ieder met eene eigene omslachtige wetge
ving, doch door talloos vele andere belangen
samenverbonden, en eene Belgisch Nederlandsche
tol-eenheid, is, meent de heer Beaujon, geen ver
gelijking mogelijk. Beide staten hebben hun eigen,
op de eigenschappen van den bodem gegronde en
dus niet verplaatsbare handel en nijverheid. Een
tolverbond zon slechts een klein deel van beider
douanegrens doen vervallen, doeh ze beide in geen
noemenswaard nadere verbinding met het overig
Europa brengen.
De voordeelen, welke de tol eenheid voor ons
zou aanbrengen, resumeert de schrijver aldus:
1° Eene kleine, zoo al eenige, toename
onzer uitvoeren ter consumtie naar en invoeren
ter consumtie uit België
2» Gelegenheid tot vrijer ontwikkeling der
nijverheid op het terrein van toezicht langs de
Belgische grens;
gezien heb; en nooit te schrijven dan over hetgeen
in mijn geheugen gegrift is gebleven, uit mijn
eigen leven of uit dat van anderen. En hier
komt mij zelfs de uitspraak van een groot schrijver
voor den geest, die beweerde dat verdichten
eigenlijk niets anders was dan zich herinneren.
Maar hij moet zich dan toch zeer belangrijke
zaken hebben kannen herinneren, daar hij er zoo
veel verschillende en heerlijk mooie wist te ver
zinnen, terwijl ik, die maar een kort geheugen
heb, u slechts een doodeenvoudige geschiedenis
zal verhalen en zeer blij zal wezen, indien gij
haar uitleest zonder veel aan den schrijver te
denken.
Daar ik uit mijn hoofd vertel moet ik het jaar
en de maand waarin mijn verhaal begint in
't midden laten. Maar als de Genneesche lezer
zich herinnert in welk jaar in het theater Carlo
Felice voor het eerst II Ballo in Maschera van
Verdi opgevoerd werd, kan hij zelf den datum er
onder schrijven, want het was juist in dat jaar
en op dat tijdstip en de tiende of elfde voor
stelling van II Ballo, zoodat er in de zaal
niet meer die toevloed van menschen was, die
(behalve volgens het oordeel der impresario's) de
schaduwzijde van eerste voorstellingen uitmaakt.
Als het groote publiek afneemt wordt de
schouwburg om zoo te zeggen éen gezin; dan
blijven er alleen de gewone bezoekers over die
elkaar allemaal kennen; men wandelt vrij rond
van het eene einde van den halven cirkel tot aan
het andere, deelt rechts een groet, links een
3* Ophouding vau alle smokkelarij langs die
grens.
Die voordeelen in han geheel latende, komt hij
echter, op grond der straks aangestipte gronden,
tot de slotsom
dat de voordeelen der tol-eenheid, hoezeer de
grensbewoners daardoor ontegenzeggelijk gebaat
zouden worden, voor onzen handel en nijverheid
echter te luttel zouden zijn om op te wegen tegen
de groote bezwaren eener toenadering tot het
Belgische belastingstelsel voor Nederland, welke
toenadering alleen te verkrijgen zou zijn met
verlating der handelspolitiek, die in Nederland
sedert lang inheemsch is en uit wier naam het
pleit vóór de tolvereeniging is opgezet.
Het geheugen der redactie van het Haagsche
Dagblad is bijzonder zwak.
Den 9" October jl. levert zij een hoofdartikel,
tot onderwerp hebbende eene mededeeling van den
Haagschen correspondent der Groningsehe courant,
met de bijvoeging dat deze „berichtgever in deze
(dat is, ten opzichte van hetgeen iu onze politieke
kringen omgaat) misschien wel uit de naaste bron
ingelicht" kan zijn.
Op grond hiervan meenden wij dat het Haagsche
blad, beter op de hoogte van zijne stadgenooten
dan wij, redenen had om aan de berichten van
dien correspondent bijzondere waarde te hechten.
En nu, acht dagen later, maakt de redactie
(zie haar n° van gisteren) er ons een verwijt van,
dat wij een gedeelte uit een brief van dienzelfden
correspondent hebben aangehaald als eene toevallig
bijkomende omstandigheid, door welke eene op
andere argumenten gegronde redeneer;»® va» ono
(M. ct. v;i*. Woensdag jl.) gestaafd werd
Tenzij -dan ook het conservatieve hoofdorgaan
erkenne dat zijn hoofdartikel van den 9en berust
heeft op een uit de lucht gegrepen praatje, door
de redactie pour le besoin de la cause, wetende
dat het geen waarde bezat, met een schijn van
gewicht bekleed, teneinde gelegenheid te vinden
om eenige lasterlijke beschuldigingen en valsche
verdachtmakingen tot een liberaal afgevaardigde,
den heer Tak van Poortvliet te richten, vinden
wij geen reden om aan de jongste mededeelingen
van den correspondent der Groningsehe courant
over de ministerieele crisis, welke met de onze
overeenstemmen, grond te ontzeggen.
De gisteren avond alhier gehouden vergadering
van de afdeeling Middelburg der Vereeniging
tot bevordering van fabriek- en handwerbsnijver-
heid werd door 25 leden bijgewoond.
De rekening over 1876—77 is goedgekeurd.
Ter verkiezing van een bestuurslid waren door
handdruk uit, richt den tooneelkijker op de witte
tanden der markiezin Collalto, op de oogen van
freule Morati, die veel meer schitteren dan hare
diamanten en naar mijn inzien ook meer waarde
hebben; men dobbert als het ware met kalmen
riemslag op een meer, waarvan men aan alle zijden
de oevers ziet, waarvan men alle klippen, eiken
golf en elke bocht kent.
Dien avond dus had ik in de tweede entr'acte
van de voorstelling op mijn gemak en zonder vrees
voor de elleboogstooten, post gevat tegen den ach
terwand van het parterre en liet gedachteloos de
glazen van mijn binocle van de eene loge op den
tweeden rang naar de andere dwalen. Maar daar er
geen reis denkbaar is zonder stations, kwam ook mijn
binocle aan een halt, en een langen balt ook, bij de
loge van de markiezin Bianca di Roccanera, die
sehoone brunette, met haar slanke gestalte, haar
houding als een nimf, beroemd om haar rijk, zwart
haar, dat met bevallige achteloosheid ineen ge
strengeld was en in twee breede lokken op hare
schouders afhing, die aan haar kapsel het voorkomen
(versta mij wel, het voorkomenvan betooverende
zwaarmoedigheid gaven. De markiezin Bianca
bad zelfs een geheel ander uiterlijk, dat in een
portret als dit niet vergeten mag worden. Ofschoon
zij de vijf en twintig jaren reeds te boven was en
hare oogen, wanneer ze bij toeval op iemand
rustten, het vermogen hadden om hem het hart
te doorboren en den ijskouden indruk van het
staal in de wond achter te laten, had zij daarbij
toch iets onschuldigs en echt kinderlijks, dat
het bestuur aanbevolen de heeren J. J. Worrell
en J. L. Stades. Eerstgenoemde verzocht echter
buiten aanmerking te blijven. De uitslag der
stemmingen was dat gekozen werd de heer D. G.
Kröber Sr. met 15 stemmenin herstemming met
den heer M. C. Roest, die 10 stemmen verkreeg.
De heer Kröber heeft de benoeming aangenomen.
De heer K. Baart bracht, in boeienden vorm,
verslag uit als afgevaardigde ter jongste alge-
meene vergadering, waarvoor hem door den voor
zitter namens de vergadering dank werd betuigd.
Na de pauze had door den voorzitter, onder
gepaste toespraak, de uitreiking plaats van getuig
schriften voor langdurigen getrouwen dienst, door
de Vereeniging toegekend aan O. Carelse, J. de
Kok, J. Dane en J. van der Meer, allen werkzaam
bij den heer C. L. van Sorge, alsmede aan H. L.
Baale en P. Huygens, beiden werkzaam bij de
heeren Jeras. Eerstgenoemde was wegens onge
steldheid niet ter vergadering tegenwoordig.
Nadat de vraagbus in de herinnering der leden
was aanbevolen werd de vergadering gesloten.
Door den consul-generaal der Nederlanden te
Rio de Janeiro is tot vice-consul der Nederlanden
te Maceio, voor de provincie Alagoas, aangesteld
Th. Braasch. St.-Ct
Blijkens een, bij het departement vau koloniën
ontvangen telegram van den gouverneur-generaal
van Nederlandsch Indië, heeft Kraëng Bonto-
Bonto zich onderworpen en is hij voorloopig te
Pankadjene (Noorder districten van Celebes) geïn
terneerd.
De heer de Vos van Steenwijk. subst.-officiër
bij de rechtbank te Zierikzee, niet minder dan
zijn stadgenooten verrast door zijn benoeming tot
subst.-oiScier bij de rechtbank te Zwolle, zal die
benoeming niet kunnen aanvaarden, aangezien hij
een oom beeft onder de rechters te Zwolle. Tege
lijkertijd werd mr. H. M. J. van Asch van
Wijck, subst.-griffier bij de rechtbank te Utrecht,
reeds als opvolger van den heer de Vos aangewe
zen. Deze benoemingen zullen dus beide dienen
te worden teruggenomen. Vaderland
De bekende Transvaalsche protest commissie,
bestaande uit den heer Krüger en zijn secretaris,
benevens den heer Jorissen, zijn, na Brussel, Parijs
en Berlijn bezocht te hebben, naar Engeland
teruggekeerd, van waar zij, na afscheid genomen
te hebben van lord Carnarvon, weldra naar de
Kaap zullen vertrekken. Het blijkt niet, dat de
commissie veel heeft uitgericht. Vad
in hare manieren doorstraalde en wee dengenedie
er zich door liet misleiden. Die eenvoud, al
was zij niet gemaakt, was nog gevaarlijker dan
alle kunstgrepenevenals alles wat bij haar
natuurgave was, een vorm, een schijn een bekoor
lijkheid te meer bezat, waarvan zij zich niet bewust
was, maar die haar ook onbewust diende om do
onvoorzichtigen aan hare voeten te kluisteren, dio
dan op den drempel van het heiligdom, dat altijd
gesloten bleef, moesten versmachten.
Ik heb nauwelijks tweemaal met de markiezin
Bianca gesproken, in al den tijd dien zij te Genua
doorbracht, maar beide keeren in den carneval,
met een masker voor het gelaat. De betoovering
van haar verwonderlijke schoonheid en van dia
reine onschuld was zoo groot, dat de angst mijn
zelfvertrouwen overheerschtc en ik telkens de gele
genheid vermeed om aan haar voorgesteld te worden.
Zij scheen niets van haar verleidelijke schoonheid
te weten, of zoo zij het wist hield zij die zeker
voor de natuurlijkste zaak der wereld en dat was
de reden waarom zij er zoo weinig mede pronkte.
Maar elke harer bewegingen, elke oogopslag, deed
die schoonheid onder een nieuw en telkens beter
licht uitkomen. En zoo als ik zei, zonder een
zweem van gemaaktheid, 't Zij men haar in pro
fiel of vlak van voren zag, of dat zij het hoofd
achterover wierp en een rij kleine spierwitte tanden
vertoonde of dat zij, in gedachten yerzonken, de
zware wenkbrauwen boven de half gesloten oogen
fronste, zij bleef altijd de schoonste en meest
begeerde onder de vrouwen. Scherpzinnig en