120° Jaargang.
Maandag
15 October.
N*. 243„
1871
Dit blad verscbijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zen- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3,50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiên i 20 Cent per regel.
Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regels f 1,50
iedere regel meer t 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Lafmt* C°. te Brussel en Parijs.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Middelburg, 13 October,
FEUILLETOM.
DE LAATSTE LES.
Verhaal van een kleinen Elzasser.
Benoemingen en besluiten.
Onderwijs.
Kerknieuws.
Marine en leger.
1UIDDELBURGSCHE
Aan het commissariaat van politie alhier is als
gevonden gedeponeerd: een gouden vingerring,
een dito broche, een dito, een bloedkoralen hals
ketting. een dito dito van een kind, eenige sleu
tels en een vrouwenzak, gemerkt A. M., waarin
eenige voorwerpen.
In het Handelsblad van heden vindt men een
ingezonden stuk van m'. El. Fokker, waarin de
onzen lezers bekende bezwaren, van Amsterdam-
sche zijde ingebracht tegen het postcontract met
de Stoomvaartmaatschappij Zeeland, worden weder-
legd.
Na aangetoond te hebben hoe het traject der
brieven van Ylissingen naar Amsterdam, door
eéne betere regeling van den spoorwegdienst, ver
kort kan worden, stelt de heer Fokker de beide
havens, d. w. z. het door de natuur gevormde,
breede en diepe zeegat van Vlissingen, en de in
de duinen uitgegraven monding van het Noordzee
kanaal, tegenover elkander, om daarnaar af te
meten welke van die twee bet geschiktst is om
voor „posthaven" in aanmerking te komen.
„Men wete, schrijft hij, dat de buiten
haven te Vlissingen bij laag water67, bij boog
water 103 decimeters diep is, dat de toegang uit
Ylissingen tot de Noordzee geschiedt zoowel door
het Oostgat als door de Wielingen (om den Deur-
loo niet te noemen) dat de geringste diepte in het
Oostgat als in de Wielingen bedraagt bij laag
water 80, bij hoog water 116 decimeters hij ver
gelijke met die cijfers die, welke IJmuiden en de
Kotterdamsche waterweg aangeven.
„Men denke aan storm, dikke lucht, besloten
water of Ijsgang, en vergewisse zich of de beide
groote koopsteden haveDS bezitten, die nu reeds
zijn of in de naaste toekomst beloven te worden
havens, waar men zomer en winter ieder oogeu-
blik veilig en zonder oponthoud ook met hevigen
storm en dikke lucht, ongeacht hoog of laag water,
met groote mailstcombooten kan uitgaan en bin
nenkomen.
„Men bedenke wat gedurende 7 van de 12
maanden dikwerf het lot zal zijn van de mailboo
ten, die uit de ruime zee met onstuimig weer en
bezette lucht een nauwen havenmond moeten bin-
Uit de Contes du Lundi.
VAN
ALPHONSE UAUJJET.
Ik was dien morgen heel laat blaar om naar
school te gaan en vrij bang dat ik beknord zou
worden, vooral daar mijnheer Hamel ons had gezegd
dat hij ons over de deelwoorden zsu ondervragen
en ik wist er geen lettor van. Een oogenblik
kwam de gedachte in mij op om, in plaats van
naar school, een groote wandeling te gaan doen.
Het was zulk warm, helder weêr! Aan den
kant van het bosch hoorde men de merels fluiten
en in de Bippert-weide achter den molen exer
ceerden de Pruisen. Dat alles trok mij vrij wat
meer aan dan de regels der deelwoordenmaar
ik weerstond de verzoeking en liep hard naar
school.
ïoeD ik langs het stadhuis ging zag ik menschen
stilstaan om de aanplakbiljetten te lezen. Sedert
twee jaren komen van daar al de slechte tijdingen
tot ons, de verloren veldslagen, de lichtingen, de
besluiten der regeering, en ik dacht, zonder mij
op te houden:
„Wat zou er nu weer zijn?"
Terwijl ik op een drafje het plein overstak,
nenloopen, een havenmond van luttele honderd
meters breedte, langs welken een felle stroom de
door den wind opgezweepte golven jaagtmen
bedenke wat de gevolgen kunnen zijn als men
met volle kracht, op goed geluk, recht op onze
kust aanstoomt om een nauwen havenmond bin
nen te komenmen bedenke hoeveel tijd verloren
gaat als de gezagvoerder, de poging om dien
havenmond binnen te loopen niet voor zijn ver
antwoording durvende nemen, óf buiten op een
gunstige gelegenheid wacht, óf 'tzij te Brouwers
haven, óf 't zij in den Helder als noodhaven bin
nenloopt. Zoo groot mogelijke veiligheid, zoo min
mogelijke onregelmatigheid gepaard met snel ver
voer, ziedaar wat voor een maildienst gaat boven
de grootst mogelijke snelheid onder gunstige
omstandigheden."
Wat betreft het geopperde denkbeeld om de
Oeneral steam navigation company door een rijks
subsidie over te' halen om haar dienst tot een
dagelijkschen tussehen Londen en Amsterdam uit
te breiden, hieromtrent merkt de heer Fokker
het volgende aan
„Derhalve handhaving van den tegenwoor-
digen toestand van afhankelijhheid van het bui
tenland, tot de Engel-sche maatsohappij, door
toezegging van gelden uit de N ederlandsche
schatkist uitgelokt, haar dienst hebbe uitgebreid,
en totdat een andere maatschappij een spoorweg
naar IJmuiden hebbe gelegd; vervoer voortaan
van alle brieven tussehen Engeland en Nederland
over een haven, die, wat waarborgen voor veilig
heid en regelmatigheid van dienst betreft, verre
achterstaat bij een andere haven in ons land.
„En dat alles terwijl men staat tegenover het
feit, dat in de beste Nederlandsche zeehaven, die
de meest mogelijke waarborgen voor veilig
heid en regelmatigheid verschaft, een dagelijkscbe
dienst onder Nederlandsche vlag, met onzen
nationalen prins Hendrik aan 'i hoofd, Destaat
Het Handelsblad antwoordt op dit schrijven met
eenige opmerkingen, waarin het betoog herhaald
wordt dat de brieven over IJmuiden of Rotterdam
(Harwich) de hoofdstad spoediger zullen bereiken
dan over Vlissingen. Natuurlijk wordt daarbij de
bruikbaarheid dier kunst havens stilzwijgend ver
ondersteld en op de bezwaren, door den heer
Fokker daartegen geopperd, met geen woord
geantwoord. „Eermen met feiten, schrijft
het Amsterdamsche blad, de onmogelijkheid
bewijst om tussehen IJmuiden en de Engelsche
kust een geregeld stoomverkeer te vestigen, zal
de vrees daarover niemand overtuigen, dat dit
argument iets anders is dan een onhandig red
middel ter laatste instantie om voor Vlissingen te
winnen, wat Amsterdam deerlijk schaden zou.
Tot dusver is vau dergelijke feiten, noch wat
riep de smid Wachter, die daar met zijn leerjongen
het biljet stond te lezen, mij toe:
„Haast u maar zoo niet, kleine, gij zult nog
altijd vroeg genoeg op school komen!"
Ik dacht dat hij mij voor den gek hield en
kwam buiten adem op het schoolpleintje van
meester Hamel aan. Doorgaans als de school begon,
was 't een vreeselijk leven, dat men tot op straat
hoorde; lessenaars die open en dicht werden ge
slagen; lessen die men alle te gelijk hardop nog
eens opzei, terwijl men de ooren dichthield om
beter te kunnen leeren, en het dikke liniaal van
den meester waarmede hij op de tafels sloeg:
„Stilte, stilte!"
Ik rekende op al die drukte om ongemerkt in
mijne bank te komen, maar juist dien dag was
alles zoo stil als op een Zondag morgen. Door het
open raam zag ik mijne makkers al op hunne
plaatsen zitten en meester Hamel heen en weer
gaan met het vreeselijke ijzeren liniaal onder den
arm. Ik moest de deur opendoen en binnenkomen
te midden van die groote stilte. Ge kunt begrijpen
hoe rood ik zag en hoe bang ik was
Maar zie, meester Hamel zag mij volstrekt niet
boos aan en zei heel zacht:
„Ga gauw naar uwe plaats, kleine FraBS, wij
zouden juist zonder u beginnen."
Ik stapte in de bank en ging dadelijk voor
mijn lessenaar zitteD. Toen eerst, nadat ik wat
van mijn schrik was bekomen, zag ik dat onze
meester zijn mooie groene overjas aanhad, zijn
fijn geplooiden jabot en het met zwarte zijde
IJmuiden noch wat Rotterdam b ireft, niets be
kend. De haven van Vlissingen moge nog beter
wezen,,als de anderen maar goed en bruikbaar zijn,
heeft men al wat men verlangen kan
Over de bruikbaarheid van den Rotterdamschen
waterweg, zoowel als over die van het Amster
damsche zeegat, als postii avena, spreke men
ieder zeeman, ieder loods, ieder deskundige. Men
zal dan wel de feiten vernemen naar welke men
verlaagt! Maar om feiten is het den bestrijders
van Ylissingen minder te doen, dan wel hierom
dat alvast aan de maatschappij Zeeland het post
contract onthouden worde, om er eene der andere
maatschappijen mede te kunnen begunstigen.
De Staatscourant van heden bevat het aan den
minister van binnenlandsche zaken uitgebracht
verslag der commissie, van 1 Augustus 1877 tot
1 Augustus 1878 belast met het afnemen van het
tweede natuurkundig examen, volgens art. 4 der
wet van 1 Juni 1865 (Staatsbl. n° 59), gewijzigd
bij de wet van 8 Juli 1874 (Staatsbl. n° 79).
Men schrijft ons uit den Haag
„De strijd die in den boezem van het demis
sionaire kabinet gevoerd werd, is ten slotte beslist
in den geest van hen, die zich trouw aan de
constitutioneele vormen wilden houden. De aan
vraag om ontslag bleef gehandhaafd; Woensdag
werd de heer Kappeijne door Z. M. den koning
geraadpleegd en Donderdag ontving hij de opdracht
om een nieuw kabinet aan Z. M. voor te dragen.
Binnen zeer kort mag men die voordracht te
gemoet zien."
De nieuwbenoemde griffier bij bet kanton
gerecht te-doos de heer mr. de Jonge van Eliemeet,
is Dinsdag plechtig in openbare zitting als zoo
danig geïnstalleerd, en heeft Vrij dag voor het eerst
zijne functiën waargenomen. De heer B. Vermande
is tegelijkertijd, onder dankzegging voor de be
wezen diensten als waarnemend griffier, ontheven
van die taak.
Benoemd tot deurwaarder bij de arrondissements
rechtbank te Middelburg de heer J. de Vos, deur
waarder bij het kantongerecht te Goes. cf.)
notarissen. Benoemd tot notaris binnen het
arrondissement Tiel, ter standplaats de gemeente
Tiel, mr. H. J. A. van Heumen, candidaat-notaris,
alsmede kantonrechfer-plaatsvervanger en advocaat
te Haarlemzijnde hem tevens eervol ontslag ver
leend als kantonrechter-plaatsvervanger te Haarlem.
geborduurde mutsje, dat hij alleen droeg als de
school werd geïnspecteerd of er prijsuitdeeling
was. Verder had de geheele school iets bijzonders
en plechtigs. Maar wat mij het meest verbaasde
was achter in het vertrek, op de banken die
gewoonlijk leeg bleven, dorpelingen even stil als
wij te zien zitten; den ouden Hauser met zijn
steek, den vroegeren burgemeester, den voormaligen
brievenbesteller en nog meer anderen. Allen
schenen bedroefd, en Hauser had een oud, half
versleten ABCboek meêgebracht, dat hij wijd open
op zijn knie had gelegd en zijn bril dwar3 over
de bladen.
Terwijl ik mij over dit alles verwonderde was
meester Hamel gaan zitten en met dezelfde zachte,
ernstige stem, waarmee hij ons had toegesproken,
zei hij:
„Kinderen, dit is de laatste maal dat ik school
voor u houd. Er is een bevel uit Berlijn gekomen
dat er niet anders dan Duitsch mag worden onder
wezen in de scholen van Elzas en Lotharingen.
De nieuwe meester komt morgen. Vandaag is
het uw laatste Fransche les. Ik verzoek u heel
oplettend te zijn."
Die weinige woorden ontroerden mij vreeselijk.
0 die ellendelingen! dat was het dus wat zij aan
het stadhuis hadden laten aanplakken.
Mijn laatste Fransche les
En ik kon nauwelijks schrijven! Ik zou het
dus nooit leeren! Daarbij moest het dan blij
ven Wat had ik nu een spijt van den
verloren tijd, en het wegblijven van de school om
Uit de memorie van beantwoording van den
minister van binnenlandsche zaken op het verslag
over eene snppletoire begrooting voor hoofdstuk
V, blijkt dat de benoeming van nog twee hoog-
leeraren te Leiden bij de regeering in overwe
ging is eD dat ook te Utrecht nog twee hoogleer
aren en twee lectoren zullen worden benoemd.
Het kiescollege der hervormde gemeente ie
Zierikzee heeft op 12 dezer, tengevolge van het
bedanken van den heer Knottenbelt te SInis,
beroepen den heer J. C. Montijn te Alblasserdam,
met 31 van de 52 uitgebrachte stemmen, zijnde 15
in blanco, 4 van onwaarde en 2 stemmen op den
beer Groenewegen uitgebracht.
Naar aanleiding van Zr. M'. besluit van den
4en September jl,, wordt de kapitein ter zee W. K.
van Gennep, kommaudeerende de oefeningsdivisie,
eervol van het bevel daarover ontheven en met
den 19'™ dezer benoemd tot kommandant van
Zr. Ms. sehroefstoomschip van Galenterwijl de
kapitein luitenant ter zee E. L. baron van Heecke-
ren van Waliën, met den 18en te voren eervol van
het bevel over genoemd sehroefstoomschip wordt
ontheven en op nonactiviteit gesteld.
Voorts wordt de luitenant ter zee le klasse C.
Hoffman, behoorende tot de rol van genoemden
bodem en belast met de waarneming der betrek
king van adjudant van den kommandant der
oefeningsdivisie, onder eervolle ontheffing daarvan,
met den 18en dezer op nonaetiviteit gesteld.
De luitenants ter zee 1" klasse L. A. Dittlof
Tjassens en W. M. E. Bervoets, behoorende tot
de rol van Zr. Ms. fregat Evertsen, respectievelijk
belast met bet bevel over de stoomkanon neerboo
ten Dog en Gier; de luitenant ter zee 1« klasse
H. Schotborgh, de luitenants ter zee 2 klasse
C. L. de Jong en R. da Vidal de St. Germain,
de officier van administratie 2a kl. F. A. Frederiks,
dienende aan boord van Zr. Ms. ramschip Schor
pioen, eerstgenoemde als le officierde luitenants
ter zee 2" klasse H. Bernelot Moens, G. C. Otten,
W. J. de Bruyne en C. F. W. K. Happé, de
officier van gezondheid le klasse C. H. Schröder
de officier van administratie 2* klasse J. A. KruyV
dienende aan boord van Zr. Ms. monitor Krokodil,
eerstgenoemde als 1' officierde luitenants ter
zee 2" klasse C. H. Cornelissen, W. L. baron van
Verschuer, W. H. Dittlof Tjassens en H. van
vogelnestjes uit te halen of op het ijs te glijden
Mijne boeken, die ik een oogenblik te voren nog
zoo vervelend, zoo zwaar om te dragen vond.
mijn spraakkunst, mijn bijbelsche geschiedenis,
schenen mij nu oude vrienden toe van wie het my
zoo moeilijk zou vallen te scheiden. Het was als
met meester Hamel. De gedachte dat hij heenging,
dat ik hem niet meer zou zien, deed mij de
straffen en het liniaal vergeten.
Arme man!
Ter eere van dit laatste schooluur had hij zijn
mooie Zondagsehe kleêren aangetrokken en nu
begreep ik waarom die ouden van het dorp daar
achter in het vertrek waren komen zitten. Het
beteekende dat het hun speet dat zij niet meer
waren gekomen, op deze school. 'tWas ook een
soort van bedankje aan onzen meester voor zijn
veertig jaren getrouwen dienst, en een eerbewijs
aan het vaderland dat ophield te bestaan.
Zoo zat ik te peinzen toen ik mijn naam boorde
afroepen. Het was mijn beurt om op te zeggen.
Wat zou ik er voor hebben gegeven als ik dien
moeilijken regel der deelwoorden vloeiend, hardop,
duidelijk zonder éen tout had kunnen opzeggen,
maar ik raakte bij de eerste woorden al in de war
en bleef verlegen in mijne bank staan, bitter be
droefd, zonder het hoofd te durven opheffen. Ik
hoorde meester Hamel tot mij zeggen
Ik zal u niet beknorren, kleine Frans, ge zult
genoeg gestraft zijn, daar ben ik zeker van.
lederen dag denkt menKom, het heeft den tijd
nog wel. Morgen zal ik leeren. En zoo ziet go