N«. 238, 120® Jaargang. 1877. Dinsdag 9 October. EEN VROOLIJKE JONGEN. fexjujLetoit. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k"s met nitzondering van Zen- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco f 3,50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentién i 20 Cent per regel. Geboorte- Trouw- Doodberichten enz.van 1—7 regelB 1,50 iedere regel meer t 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Hoofdagent voor België en Frankrijk: de firma Havas, Laftitk G°. te Brugeel en Parijs. Middelburg, 8 October, Benoemingen en besluiten. MIDDËLRURGSCHE COURANT. Verschillende bladen bevatten correspondentiën, beter gezegd gissingen, betreffende den stand der ministerieele crisis. Daaraan bijzon dere aandacht te schenken achten wij een onbe gonnen werk; alleen kan eene uitzondering ge maakt worden voor een brief in de Bredasehe courant, omdat die met een ander verschijnsel samenvalt. Het Haagsche Dagblad heeft Damelijk in een hoofdartikel, in den vorm eener fabel, de stelling verdedigd dat de liberale partij in de tweede kamer, bij monde van haar leider, den heer Kappeijne, indertijd het aanblijven van het minis terie Heemskerk verlangd hebbende teneinde de sohoolwet af te kunnen doen, nu ook verplicht is het schoolwetsontwerp-Heem8kerk te behandelen. Nu schrijft men uit 'sHage aan de Bredasehe courant, dat omtrent de oplossing der ministerieele crisis de meest uiteenloopende geruchten gaan. „Terwijl velen gelooven, dat er een ministerie met den heer Fransen van de Putte, als premier, zal optreden, hoort men evenwel in de doorgaans het best onderrichte kringen schier eenparig de meening verkondigen, dat de minister Heemskerk aan het bewind zal blijven. Hij schijnt niet te willen wijken en zich te houden aan de verklaring van den heer Kappeyne van de Coppello toen deze, ten vorigen jare op het Loo ontboden, aan het hoofd van den staat als wenschelijk te kennen gaf, nog met dit kabinet de onderwijswet te behandelen". Den heer Heemskerk, oud-commissaris van het Dagblad, wordt dus hier dezelfde opvatting toe geschreven als die van den schrijver der Kappipo- fabel in het Dagblad, Dit is misschien niet zonder beteekenis. Overigens schrijft men ons uit 's Hage het vol gende „Het vermoeden, dat de ministerieele crisis geen normaal verloop zal hebben, wordt sterk bevestigd door hetgeen men hier en daar opvangt. Het schijnt zeker, dat er in den boezem van bet minis terie een verschil van inzichten bestaat, dat onver mijdelijk tot eene formeele breuk zal moeten leiden. Een deel der ministers is tot geen prijs te bewegen om een inconstitutioneelen weg te bewandelen en de verantwoordelijkheid te dragen voor roekelooze waagstukken, stooals men ze in de beruchte dagen van 18661868 heeft zien ondernemen. Van den anderen kant schijnen de heeren Heemskerk en van Lijnden vast besloten Noorweegsche vertelling VAN B]8rnstjeme Hjörnson. {Vit het Hoogdutitch.) Vervolg. „Laat ons naar don stal gaan," zei hij, nam een bundel hooi en liep voort; Eyvind deed het zelfde en wierp zich, toen hij in den stal kwam, op den grond neder om uit te lachen. Thore was een ernstig mensch, maar als hij eens begon te lachen, dan ging het eerst heel zachtjes inwendig, maar werd steeds luider en luider, hoewel toch nog met afgebroken trillers, totdat ten slotte alles in een enkelen langen toon samensmolt, waarna dan de eene lachbui op de andere volgde. Nu was hij aan den gang gemaakt, zijn zoon lag op den grond, hij stond er naast en beiden lachten om het hardst. Zij hadden wel meer van die lachbuien, maar deze kwam al heel ongelegen, vond Thore. Eindelijk werd het zeer bedenkelijk, want de oude man moest nu wel haast vlak bij zijn. „Ik ga niet naar hem toe, ik heb niets met hem te maken," zei Thore. „Dan ga ik ook niet," zei Eyvind. om voor het votum der tweede kamer bij bet adres niet te wijken. „Eerstdaags verwacht men publiciteit te zien geven aan het antwoord des konings op de aan vrage om ontslag. Dat dit antwoord niet vroeger bekend is gemaakt, zal wel moeten worden toege schreven aan de moeielijkheid, die de heeren Heemsberk en van Lijnden ontmoeten bij hunne pogingen om de collega's, die ernstiger over hunne constitutioneele plichten denkentot hunne plan nen over te halen. De koninklijke beslissing op het collectie! ontslag zal vergezeld gaan van de aftreding van twee of drie ministers, die bij het votum der tweede kamer van 25 September het minst betrokken zijn. Of, als dit gebeurt, er nog lieden te vinden zullen zijn om de vacante plaatsen in te nemen Niettegenstaande het hoogst ongunstige weder traden heden namiddag te half een uur een zestig tal onderofficieren en manschappen der schutterij bij de Kanaalbrug hier aan, teneinde zich van daar, onder geleide van den luitenant Boone, naar de schietbaan te begeven tot het houden van den voorgenomen schietwedstrijd om daartoe aan gekochte prijzen. Onder die prijzen was er een welke bijzondere waarde had omdat hij geschonken was door den burgemeester, die daardoor blijk gaf dat, was hij verhinderd den wedstrijd bij te wonen, hij niet wilde achterblijven in het betuigen zijner sympa thie daarvoor. Die prijs bestond in een met zilver gemonteerden sigarenstanderd. Ieder van de 56 schutters mocht 5 schoten doen, samen dus 280 schoten, behalve de kampschoten. Op het oogenblik van het ter perse liggen van dit nommer is de uitslag nog niet bekend. Men schrijft uit Zeeland aan de N. Bott. et. Het is hier met genoegen opgemerkt, dat de regeering acht gegeven heeft op een dringend belang, bij het opmaken der staatsbegrooting; wij bedoelen de uitbreiding der politie bij de vissche rijen in Zeeland. Voor eenigen tijd wezen wij op de noodzakelijkheid daarvan; en wie dezer dagen kennis nam van het bericht, dat de oester- en mosselhandel zich al meer en meer uitbreidt, zal met ons overtuigd zijn, dat de verhoogde som voor dit artikel, in het hoofdstuk binnenlandsche zaken uitgetrokken volkomen gerechtvaardigd is. Het spreekt van zelf dat deze politiezorg kostbaarder is dan alle andere. Er moeten niet alleen ambte naren maar ook vaartuigen zijn, waarmede de ambtenaren hunne functiën vervullen. Dat niet aanstonds een stoomboot daarvoor aangeschaft wordt, maar eerst de proef met andere vaartuigen „Hm, hm!" klonk het vlak bij; vader dreigde Eyvind met den vinger en zet: „Wilt ge wel eens gaan „Ja, als gij eerst gaat!" „Wilt ge maken dat ge weg komt?" „Na u!" Zij sloegen zich af, gingen ernstig naar buiten en zagen Ole voor de keukendeur staan, als be dacht hij zich nog; hij had zijn pet in de hand en veegde weder zijn voorhoofd af. Eyvind gir,g achter zijn vader, zoodat deze stil moest staan en om nu een einde aan de zaak te maken, hoogst ernstig zei: „Zijn er van daag zulke oude men- schen op het pad Ole keerde zich om, keek hem knorrig aan, zette zijn pet op en antwoordde: „Ja, dat moet men wel!" „Gij zult wel moede zijn, wilt ge niet binnenkomen?" „Och kom, ik kan staande ook uitrusten, ik ben gauw klaar met hetgeen ik te zeggen heb.' Men zag nu het angstige gelaat der moeder in de keukendeur, waar Ole met zijn rug naar toe stond. „Is dat uw zoon?" begon hij op scherpen toon. „Dat zeggen ze." „Hij heet Eyvind, niet waar?" „Ja, zoo noemen wij hem." „Hij heeft immers een van die boerenscholen in het Zuiden bezocht?" „Ja wel „Dat meisje, mijn kleindochter, Marietje, ja, die is is onlangs krankzinnig geworden." genomen, is zeer voorzichtig, ofschoon licht te berekenea*» dat de stoomboot er zal moeten komen, gelijk meer opzieners even onvermijdelijk zijn. Het geld bier, ja, in de eerste plaats, een Zeeuwsch belang; als men wil zelfs een belang van een deel onzer provincie. Maar door de ver bazende nitbreiding die de cultuur en verzending van deze vischsoorten in de laatste jaren verkregen heeft, is het van meer algemeenen aard geworden, niet alleen om de levendigheid en welvaart, die zich aan het geheele gewest mededeelt, maar om dat het buitenland steeds het oog gericht heeft op een handels-en verbruiksartikel, dat van hier wordt getrokken. Het is daarom te hopen, dat onze staten-generaal geen bezwaar zullen maken de aan gevraagde sommen goed te keuren en zich daartoe zullen willen overtuigen van de behoefte aan eene goede en geordende surveillance, zoo als die alleen door den staat kan geleverd worden. Er zijn reeds meermalen feiten voorgekomen, die van die noodza kelijkheid getuigen, en het ligt voor de hand dat een rijksvaartuig met enkele ambtenaren, toezicht op de oester- en mosselbanken, vrij wat meer uitwerkt dan een grooter aantal wachten door de onderne mers gesteld. Het geldt hier in de verste verte geene bescherming, die de ondernemers zeiven niet wenschen zouden, maar eene billijke staatszorg dat nijvere burgers niet in hun eerlijk bedrijf belem merd worden. De Staats-eourant van 7 en 8 dezer bevat het koninklijk besluit van den 23cn September jl., Staatsblad n° 185, tot regeling der inschrijving in registers van personen, samenwonende in gebou wen of schepen, onder bestuur of toezicht van het openiw»* gczftgj en zulks mot intrekking der koninklijke 'besluiten van 1 Februari 1862 (Staats" blad n°. 20), 10 April 1862 (Staatsblad n°. 40) en 10 Juni 1870 (Staatsblad n°. 90). De kiesvereeniging Burgerplicht, te Veendam, heeft zich tot den minister van binnenl. zaken gewend met verzoek den verkiezingsdag voor een lid der tweede kamer in het hoofdkiesdistrict Winschoten, welke bepaald is op Dinsdag 16 Oct. a. s.te verzettenom reden het dien dag Zuidlaardermarkt iswaardoor vele landbouwers kiezers verhinderd zullen worden te stemmen. Ook heeft de notaris mr. G. Baart de la Faille, te Veendam, zich met een soortgelijk adres gewend tot den minister. De commissaris des konings, in wiens handen deze adressen ten fine van bericht en advies zijn gesteld, heeft omtrent deze zaak de adviezen gevraagd van de burgemeesters van de negen gemeenten, die tot het hoofdkiesdistrict behooren. „Dat is treurig." „Zij wil niet trouwen." „Och kom „Zij wil geen van al de boerenzoons hebben, die haar vragen!" „Zoo waarlijk 1" „Maar dat moet zijn schuld zijn, de zijne, van hem, die daar staat." „Heels 'tmogelijk!" „Hij heeft haar het hoofd op hol gemaaktja, die daar, uw zoon, Eyvind!" „Ei, ei, wat men al niet beleeft „Maar, ziet gij, ik verkies niet, dat iemand mijn paarden weg neemt die op den berg grazen; en ik verkies ook niet dat iemand mijn meiden weg haalt, als ik ze naar een danspartij stuur, ik ver kies het niet „Neen, dat spreekt van zelf." „Ik kan er niet altijd bij zijnik ben oud en kan er niet op passen „Neen, neen, neen, neen 1" „Ziet ge, ik verlang wat rechten billijk is, daar moet een kast staan en daar een bijl liggen, en daar het mes, daar moeten zij drinken, en ze mo gen niet op den grond spuwen, maar in den bak die in den hoek staatIk verkies het niet anders P' „Ja, ja, ja!" „Als ik dus zeg: dien niet, maar dien,zoomoet het zijn, en niet die!" „Natuurlijk!" „Maar zoo ging het niet. Drie jaar lang heeft ze neen gezegd, en drie jaar lang zjjn we geen consulates. Erkend en toegelaten als consul der Vereenigde staten van Noord-Amerika, te Rotterdam, F. Winter. onderscheidingen. Benoemd tot broeder der orde van den Nederlandschen leeuw J. J. Hardenberg, commissaris van politie te Tiel. Benoemd tot ridder in de orde van den Neder landschen leeuw L. H. J. J. Mazel, hoofdingenieur van den waterstaat. Toegekend de bronzen medaille met loffelijk getuigschrift aan C. van der Brugge, milicien plaatsvervanger bij het depot-bataljon van het 1* regiment infanterie, in garnizoen te Amsterdam, als blijk van Z'. M". goedkeuring en tevredenheid wegens de redding van een elf jarig kind uit het water bij de Rapenburger schutsluis aldaar, op 10 September 1877. rechterlijke macht. Benoemd tot raadsheer iu den hoogen raad der Nederlanden m'. J. Pols, thans vice-president der arrondissement-rechtbank te Rotterdam. [In ons vorig nommer reeds onder „tel. ber." vermeld.] schutterijen. Benoemd tot 2e luitenant bij de dienstdoende schutterij te Middelburg m*. P. J. van der Feen, thans schutter. [In ons vorig nom mer onder „tel. ber." gemeld.] burgemeesters. Benoemd tot burgemeester der gemeente Koudekerke W. A. baron van Lijnden. [Reeds onder „tel. ber." in ons vorig nommer gemeld.] leger. Benoemd bij den plaatselijken staf, tot kapitein plaatselijken adjudant l8 klasse, de 1* luitenant F. H. Grassier, plaats, adj. 2e kl. te Willemstad; bij het wapen der infanterie, tot 1* luit., de 2e luit. J. S. Wernas, van het wapen, thans d la suite van het koloniaal werfdepöt, als bestemd om te worden gedetacheerd bij het wapen der artillerie in Oost-Indië, als ook de 2e luitenants D. F. H. Helbacb, N. C. U. Masman en F. Hammacher, allen gedetacheerd bij het wapen der infanterie in Oost-Indië; bij het reg. grenadiers en jagers, tot 1° luit. de 2e luit. F. J. C. ten Raa, van het korps; bij bet le reg. tot le luit. de 28 luit. E. van Rijssen en J. W. C. Wolterbeek, beiden van het korps; bij het 2e reg. tot le luit. de 2» luit. W. J. C. Moorrees, vau het korps; bij het 3«reg. tot le luit. de 2e luit. C. H. S. G. Gelderman, van het korps; bij het 5" reg. tot le luit. de 2' luit. F. F. baron d'Aulnis Bourouill, J, Bruining en M. Sterkenburg, allen van het korps; bij het 6e reg. tot kapitein 2e klasse, de le luit. H. F. van den Oudendijk Pieterse, van het 5C reg.; bij het 7e reg. tot lc luit. de 2e luit. J. D. van der Vijver, van het korps; bij het instructie-bataljon, goede vrienden geweest. Dat deugt niet en dat i( z ij n schuld, en daarom kom ik hem zeggen, dat zijn vader het hooren kan, dat het hem niets helpt 1 Het moet nit zijnl" „Ja!" ja!" Ole keek Thore een poos aan en zet: „Gij geeft zulke korte antwoorden." „De worst is niet langer Nu moest Eyvind weer lachen, hoewel hij eigen lijk zeer ernstig gestemd was, maar bij vroolijke menschen zweeft de vrees steeds op het randje van het lachen en liep er nu over heen. „Waar lacht gij om?" vroeg Ole, kortaf en scherp. „Ik?" „Lacht ge om mij „God beware me!" Maar zijn eigen antwoord maakte hem weer aan 't lachen en dat zag Ole, zoodat hij woedend werd. Thore en Eyvind deden hun best om hem te kalmeeren en noodigden hem uit om in huis te komen, maar de drie jaar lang verkropte woede moest gelucht worden en liet zich niet bedwin gen of beteugelen. „Gij moet niet denken dat gij mij voor den mal kunt houden, begon hij, ik ben hier in mijn recht, ik zorg voor het geluk mijner kleindochter, zooals ik dat inzie en het lachen van domme jon gens zal mij dat niet beletten. Men brengt zjjne meisjes niet groot om ze in het eerste beste ho te stoppen dat voor haar geopend wordt, en men bebouwt zijn land geen veertig jaar om het deu

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1877 | | pagina 1